Hoofdstuk 2

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 727 woorden
  • 10 februari 2009
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 6
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Stap in jouw toekomst

Kom naar de Open Avond van Inholland op woensdagavond 29 maart van 17:00 - 20:00 uur. Proef de sfeer en ontdek onze opleidingen.

Meld je aan!

Hoofdstuk 2 nederlands

Bedoelingen van schrijvers van fictie

1. Vermaken of amuseren met een spannend,
zielig of eng verhaal
2. Andere bedoelingen: Je aan ’t denken zetten
Je waarschuwen
Je iets leren
Je ontroeren
Meestal verborgen in het verhaal

Verhalen

Hoofdpersoon
Belangrijkste persoon
Kom je veel over te weten
Je weet wat hij voelt en denkt
Heeft meerdere karaktertrekken en eigenschappen
Verandert meestal in de loop van het verhaal

Bijfiguren
Rol van helpen of tegenstander v/d hoofdpersoon
Kom je veel minder over te weten
Wat ze voelen en denken weet je meestal niet
Hebben meestal maar 1 opvallende karaktertrek
Veranderen nauwelijks in de loop v/h verhaal

Personen
Stereotiep:
= Vast of onveranderend
= Als de hoofdpersoon in een verhaal niet veel = Veranderd, zich niet ontwikkelt.
= Persoon reageert steeds op de zelfde manier
Stereotiep vaak in spannende verhalen, stripverhalen, tv series

Goede verhalen: geen stereotiepe hoofdpersoon
-psychologische ontwikkeling is belangrijk
-je komt steeds meer over de hoofdpersoon te weten
-hoofdpersoon heeft ook wel eens tegenstrijdige karaktereigenschappen (net als echte mensen)
Hoe leer je personen in een verhaal kennen?
*door wat ze doen en zeggen
*door wat ze denken en voelen
*door wat anderen over hen zeggen of denken

Meeste schrijvers:
Hoofdpersoon = sympathiek (kun je je goed mee identificeren, herken je goed)
Bijfiguren = antipathiek (kun je eerst heel aardig en later heel onaardig laten zijn)

Recensie = bespreking
Kunnen zijn van:
*boeken
*cd’s
*films
In een recensie word altijd een mening gegeven, een beoordeling
De beoordeling kan gaan over:
1. het verhaal
2. het onderwerp
3. de opbouw
4. de personen
5. het taalgebruik
Voor een recensie gebruik je: beoordelingswoorden die ondersteunen je met argumenten.

Acceleratievermogen kracht om te versnellen

Analyse maken onderzoek doen naar de samenstellingen

Detector apparaat waarmee je iets
kunt opsporen

Dyslexie woordblindheid

Evenwicht kalmte, standvastigheid

Flexibele wisselende

In het gareel krijgen laten doen wat er van ze
Wordt verwacht

Gedupeerd benadeeld

Globaal in grote lijnen

Kolonie groep dieren van dezelfde
soort die in een bepaald
gebied leven

Kingsize extra grote

Maniak iemand die overdrijft en
(daardoor) in de problemen
komt

Nationaliteit het deel uitmaken van een
bepaald volk(natie, land)

Sociale contacten omgang met andere

Territorium woongebied van een dier

In een cirkel ronddraaien
= Steeds weer bij het zelfde uitkomen, niet verder komen

De inkt was nog niet droog of…
= De afspraak (het contract) was nog niet gemaakt of… (er werd al weer van afgeweken)

Bij iemand in het krijt staan
= iemand iets schuldig zijn

Met dubbel krijt schrijven
= te veel laten betalen

In grote lijnen
= ongeveer

Iemand aan het lijntje houden
= met steeds weer nieuwe smoesjes voorkomen dat iets onaangenaams gebeurt, iemand aan de praat houden

In de papieren lopen
= veel geld kosten

Een scherpe pen hebben
= Kritische stukjes kunnen schrijven

Ergens een punt achter zetten
= Er eindelijk voorgoed mee stoppen

Niet goed uit de verf komen
= niet zo goed zijn als de bedoeling was

Persoonlijk voornaamwoord

Verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

enkelvoud onderwerpsvorm voorwerpsvorm
Eerste persoon
(ben jezelf, de spreker)
Ik
mij, me
tweede persoon
(persoon/personen tegen wie je spreekt)
Jij, je
U

Jou, je
u
Derde persoon
(persoon/personen/voorwerp waarover je spreekt)
Hij
Zij, ze
Het

Hem
Haar
Het

Meervoud onderwerpsvorm voorwerpsvorm
Eerste persoon Wij, we Ons
Tweede persoon Jullie
U Jullie
u
Derde persoon Zij, ze Hun
Hen
ze

Onderwerpsvorm: de voornaamwoorden in deze kolom worden in een zin altijd als onderwerp gebruikt.
Voorwerpsvorm: de voornaamwoorden in deze kolom worden in een zin als lijdend voorwerp of een meewerkend voorwerp gebruikt.

Het is alleen een persoonlijk voornaamwoord als het een apart zinsdeel is en je het door dat kunt vervangen.
Hun gebruik je nooit als onderwerp. Je gebruikt het uitsluitend als een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.

Bezittelijk voornaamwoord =
Geeft een bezit aan
Kan ook zelfstandig voorkomen, dan staat er een lidwoord voor (zie laatste kolom)

enkelvoud
Eerste persoon mijn De (het) mijne
Tweede persoon Jouw, je
uw De (het) jouwe
De (het) uwe
Derde persoon Zijn
haar De (het) zijne
De (het) hare
meervoud
Eerste persoon Onze
ons De (het) onze
Tweede persoon Jullie
uw De (het) uwe
Derde persoon hun De (het) hunne

Let op
Dat zijn toch jullie boeken? Jullie = bez.vnw
Die boeken zijn toch van jullie?Jullie = ps.vnw

Wederkerend voornaamwoord
Wederkerende voornaamwoorden komen alleen voor in combinatie met wederkerende werkwoorden.
Wederkerende voornaamwoorden verwijzen naar de persoon die het onderwerp is. Het onderwerp komt nog een keer in een andere vorm terug.
Wederkerende werkwoorden zijn bijvoorbeeld:
Zich schamen
Zich ergeren
Zich vergissen
Bemoeien met
enkelvoud
Eerste persoon me Ik schaam me
Tweede persoon Je
u Je schaamt je
U schaamt u
Derde persoon zich Hij/zij/ het schaamt zich
Meervoud
Eerste persoon ons We schamen ons
Tweede persoon Je
u Julli schamen je
U schaamt u
Derde persoon zich Zij schamen zich
Wederkerig voornaamwoord
= elkaar
= verwijzen naar meerdere personen
= ook woorden die zijn afgeleid van elkaar…
bijvoorbeeld: elkander / mekaar
bijvoorbeeld: ze gaven elkaar de antwoorden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.