Hoofdstuk 2 nederlands
Bedoelingen van schrijvers van fictie
1. Vermaken of amuseren met een spannend,
zielig of eng verhaal
2. Andere bedoelingen: Je aan ’t denken zetten
Je waarschuwen
Je iets leren
Je ontroeren
Meestal verborgen in het verhaal
Verhalen
Hoofdpersoon
Belangrijkste persoon
Kom je veel over te weten
Je weet wat hij voelt en denkt
Heeft meerdere karaktertrekken en eigenschappen
Verandert meestal in de loop van het verhaal
Bijfiguren
Rol van helpen of tegenstander v/d hoofdpersoon
Kom je veel minder over te weten
Wat ze voelen en denken weet je meestal niet
Hebben meestal maar 1 opvallende karaktertrek
Veranderen nauwelijks in de loop v/h verhaal
Personen
Stereotiep:
= Vast of onveranderend
= Als de hoofdpersoon in een verhaal niet veel = Veranderd, zich niet ontwikkelt.
= Persoon reageert steeds op de zelfde manier
Stereotiep vaak in spannende verhalen, stripverhalen, tv series
Goede verhalen: geen stereotiepe hoofdpersoon
-psychologische ontwikkeling is belangrijk
-je komt steeds meer over de hoofdpersoon te weten
-hoofdpersoon heeft ook wel eens tegenstrijdige karaktereigenschappen (net als echte mensen)
Hoe leer je personen in een verhaal kennen?
*door wat ze doen en zeggen
*door wat ze denken en voelen
*door wat anderen over hen zeggen of denken
Meeste schrijvers:
Hoofdpersoon = sympathiek (kun je je goed mee identificeren, herken je goed)
Bijfiguren = antipathiek (kun je eerst heel aardig en later heel onaardig laten zijn)
Recensie = bespreking
Kunnen zijn van:
*boeken
*cd’s
*films
In een recensie word altijd een mening gegeven, een beoordeling
De beoordeling kan gaan over:
1. het verhaal
2. het onderwerp
3. de opbouw
4. de personen
5. het taalgebruik
Voor een recensie gebruik je: beoordelingswoorden die ondersteunen je met argumenten.
Acceleratievermogen kracht om te versnellen
Analyse maken onderzoek doen naar de samenstellingen
Detector apparaat waarmee je iets
kunt opsporen
Dyslexie woordblindheid
Evenwicht kalmte, standvastigheid
Flexibele wisselende
In het gareel krijgen laten doen wat er van ze
Wordt verwacht
Gedupeerd benadeeld
Globaal in grote lijnen
Kolonie groep dieren van dezelfde
soort die in een bepaald
gebied leven
Kingsize extra grote
Maniak iemand die overdrijft en
(daardoor) in de problemen
komt
Nationaliteit het deel uitmaken van een
bepaald volk(natie, land)
Sociale contacten omgang met andere
Territorium woongebied van een dier
In een cirkel ronddraaien
= Steeds weer bij het zelfde uitkomen, niet verder komen
De inkt was nog niet droog of…
= De afspraak (het contract) was nog niet gemaakt of… (er werd al weer van afgeweken)
Bij iemand in het krijt staan
= iemand iets schuldig zijn
Met dubbel krijt schrijven
= te veel laten betalen
In grote lijnen
= ongeveer
Iemand aan het lijntje houden
= met steeds weer nieuwe smoesjes voorkomen dat iets onaangenaams gebeurt, iemand aan de praat houden
In de papieren lopen
= veel geld kosten
Een scherpe pen hebben
= Kritische stukjes kunnen schrijven
Ergens een punt achter zetten
= Er eindelijk voorgoed mee stoppen
Niet goed uit de verf komen
= niet zo goed zijn als de bedoeling was
Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
enkelvoud onderwerpsvorm voorwerpsvorm
Eerste persoon
(ben jezelf, de spreker)
Ik
mij, me
tweede persoon
(persoon/personen tegen wie je spreekt)
Jij, je
U
Jou, je
u
Derde persoon
(persoon/personen/voorwerp waarover je spreekt)
Hij
Zij, ze
Het
Hem
Haar
Het
Meervoud onderwerpsvorm voorwerpsvorm
Eerste persoon Wij, we Ons
Tweede persoon Jullie
U Jullie
u
Derde persoon Zij, ze Hun
Hen
ze
Onderwerpsvorm: de voornaamwoorden in deze kolom worden in een zin altijd als onderwerp gebruikt.
Voorwerpsvorm: de voornaamwoorden in deze kolom worden in een zin als lijdend voorwerp of een meewerkend voorwerp gebruikt.
Het is alleen een persoonlijk voornaamwoord als het een apart zinsdeel is en je het door dat kunt vervangen.
Hun gebruik je nooit als onderwerp. Je gebruikt het uitsluitend als een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
Bezittelijk voornaamwoord =
Geeft een bezit aan
Kan ook zelfstandig voorkomen, dan staat er een lidwoord voor (zie laatste kolom)
enkelvoud
Eerste persoon mijn De (het) mijne
Tweede persoon Jouw, je
uw De (het) jouwe
De (het) uwe
Derde persoon Zijn
haar De (het) zijne
De (het) hare
meervoud
Eerste persoon Onze
ons De (het) onze
Tweede persoon Jullie
uw De (het) uwe
Derde persoon hun De (het) hunne
Let op
Dat zijn toch jullie boeken? Jullie = bez.vnw
Die boeken zijn toch van jullie?Jullie = ps.vnw
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerende voornaamwoorden komen alleen voor in combinatie met wederkerende werkwoorden.
Wederkerende voornaamwoorden verwijzen naar de persoon die het onderwerp is. Het onderwerp komt nog een keer in een andere vorm terug.
Wederkerende werkwoorden zijn bijvoorbeeld:
Zich schamen
Zich ergeren
Zich vergissen
Bemoeien met
enkelvoud
Eerste persoon me Ik schaam me
Tweede persoon Je
u Je schaamt je
U schaamt u
Derde persoon zich Hij/zij/ het schaamt zich
Meervoud
Eerste persoon ons We schamen ons
Tweede persoon Je
u Julli schamen je
U schaamt u
Derde persoon zich Zij schamen zich
Wederkerig voornaamwoord
= elkaar
= verwijzen naar meerdere personen
= ook woorden die zijn afgeleid van elkaar…
bijvoorbeeld: elkander / mekaar
bijvoorbeeld: ze gaven elkaar de antwoorden.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden