Woordsoorten.
Lidwoord. de, het en een. Een lidwoord word gevolgd door een zelfstandig naamwoord.
Bijv. de kamer, het huis
Bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord noemt een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord. Vaak staat het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord. Maar soms zijn ze gescheiden. Bijv. een gezellige kamer.
Werkwoord. Drukt een handeling, gebeurtenis of situatie uit.
Een werkwoord kun je vervoegen. Dat betekent dat je de vorm ervan aanpast aan de persoon die de handeling uitvoert of die in de situatie zit. Vervoegen betekent ook dat je de vorm van het werkwoord aan past aan de tijd: lopen- ik loop
Een werkwoord heeft 4 verschillende vormen: infinitief(hele werkwoord), persoonsvorm, tegenwoordig deelwoord en voltooid deelwoord. Alleen de persoonsvorm kun je vervoegen. Aan de persoonsvorm kun je dus zien of de zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat.
Er zijn zelfstandige werkwoorden (zww) en hulpwerkwoorden(hww). Een zelfstandig werkwoord heeft voldoende betekenis om alleen te staan, een hulpwerkwoord niet. In een zin kan maar één zelfstandig werkwoord voorkomen: ik loop. (zww)
Ik heb (hww )vandaag gelopen(zww)
De werkwoorden in een zin (het gezegde) staan in een bepaalde tijd:
-de onvoltooide tegenwoordige tijd (o.t.t)of onvoltooid verleden tijd (o.v.t)
Hij werkt (o.t.t) hij werkte (o.v.t)
-de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.) of voltooid verleden tijd (v.v.t)
Hij heeft gewerkt (v.t.t.) hij had gewerkt (v.v.t.)
Voor de vorming van een voltooide tijd is een hulpwerkwoord van de voltooide tijd nodig: hebben of zijn.
Voorzetsel. Een voorzetsel staat voor een woord of een groepje woorden. Een woord is een voorzetsel als je het kunt plaatsen vóór de kast of de vakantie.
Voor,onder,in, naar de kast
Tijdens,ondanks, vanwege de vakantie
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
E.
E.
vet handige samenvatting!
11 jaar geleden
Antwoorden