Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1-3

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas tto vwo | 1078 woorden
  • 18 oktober 2011
  • 62 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
62 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Nederlands Samenvatting Grammatica

Ontleden:
Zinsdelen;
• Voor de pv is een zinsdeel
• De zinsdelen kun je wisselen

Persoonsvorm (PV)
• Pv geeft getal (meervoud of enkelvoud) aan.
• Pv geeft de tijd (tt. of vt.) aan
• Zo vind je de pv; zet de zin in een andere tijd, en het woord dat verandert is de pv

Onderwerp (OW)
• Het getal van de pv en ow is het zelfde: of meervoud, of enkelvoud
• Zo vind je het ow; Wie (Wat) + persoonsvorm? Antwoord is onderwerp

Werkwoordelijk gezegde (WG)

• Wg bestaat uit alle werkwoorden
• Het zegt wat het ow doet of overkomt
• Soms is het een werkwoordelijke uitdrukking, dan moet je die uitdrukking ook meetellen als het wg
• Zo vind je het wg; alle werkwoorden uit de zin, en ook de woorden te en aan het als ze voor een werkwoord staan

Lijdend Voorwerp (LV)
• Zo vind je het lv; Wat (wie) + wg + ow? Antwoord is lv
• Let op! Niet in alle zinnen staat een lv!

Meewerkend Voorwerp (MV)
• Het mv geeft aan voor wie iets is.
• Een mv kan beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet.
• Als het niet met aan begint, moet je aan ervoor kunnen zetten
• Als het met voor begint, dan doet het onderwerp iets voor een ander
• Zo vind je het mv; Aan/voor + wg + ow + lv? Het antwoord is het mv
• Let op! Niet in alle zinnen staat een mv!

Naamwoordelijk Gezegde (NG)
• Het ng zegt iets over het onderwerp van de zin

• Ng bestaat uit een werkwoord en een bijvoeglijk naamwoord, daarom heet het naamwoordelijk gezegde
• Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit 2 delen; werkwoordelijk deel (ww.deel) en naamwoordelijk deel (nw.deel)
• Het ww.deel bevat alle werkwoorden uit de zin, een van deze werkwoorden is een koppelwoord
• Zijn, blijken, blijven, lijken, schijnen, worden, heten, dunken, voorkomen, dit zijn alle koppelwoorden
• Het nw.deel bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een kenmerk of een eigenschap van het ow is
• Zo vind je het ng; Wat + pv + ow + overige werkwoorden? Het antwoord is het ng
• Let op! In zinnen met ng, zit geen lv!
• Let op! Niet in alle zinnen zit lv!

Voorzetsel (VZ)
• Een voorzetsel geeft vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aan.
• Soms is het vz een uitdrukking
• Een vz staat meestal voor (soms achter) een lidwoord met een zelfstandig naamwoord ( onder de kast)
• Let op! Delen van splitsbare werkwoorden zijn geen voorzetsels! (nakijken= kijk na)
• Let op! Niet in alle zinnen zit vz!

Voorzetselvoorwerp (VV)
• Bij werkwoorden met een vast voorzetsel hoort een voorzetselvoorwerp

• Zo vind je het vv; kijk of er een ww is met een vast voorzetsel, het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel is het voorzetselvoorwerp.
• Vaak kan je het voorzetselvoorwerp vervangen door een zin met er+vz (eraan, ervoor)
• Let op! In zinnen met een vv zit meestal geen lv,
• Let op! Als je niet met een vastvoorzetsel te maken hebt, is het zinsdeel geen voorzetselvoorwerp, maar bijwoordelijke bepaling
• Let op! Niet in alle zinnen zit VV!

Bijwoordelijk bepaling (BWB)
• De zinsdelen die overblijven, zijn bwb
• Een bwb geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, waarvandaan ect.
• Maar ook wanneer in een zin is bwb
• Let op! Niet alle woorden geven antwoord op een vraag, zoals natuurlijk, maar is wel een bwb
• Let op! Niet in alle zinnen zit bwb!

Woordsoorten:
Zelfstandig Naamwoord (ZN)
• Een zn is een mens (een naam), dier, plant, ding of gevoel
• Je hebt een concreet zelfstandig naamwoord, iets tastbaars, en een abstract zelfstandig naamwoord, iets wat je niet kunt aanraken.
• Een zn heeft meestal een enkelvoud en een meervoud

• Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken
• Voor het zn, zou je de of het kunnen zetten, maar altijd een.

Lidwoord (LW)
• De drie lidwoorden zijn; De, Het en Een
• De en het zijn Bepaalde Lidwoorden (blw) en een is een onbepaald lidwoord (olw)
• Een lidwoord staat altijd voor een zn
• Let op! Één is geen lidwoord!
• Let op! Het is soms geen lidwoord!

Zelfstandig Werkwoord (ZWW)
• Heeft een duidelijke, vaste betekenis
• Als er meer werkwoorden in de zin komen, dan komt het zww ergens achterin de zin te staan

Hulpwerkwoorden (HWW)
• Hww komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord

Bijvoeglijk Naamwoord (BN)
• Een bn vertelt iets over een zn
• Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt wat over de stof waarvan het zn is gemaakt
• Bn hebben de trappen van vergelijking; Stellende trap (leuk), Vergrotende trap (leuker), Overtreffende trap (leukst)

• Het bn staat meestal voor het zn, soms erachter (het boek is mooi)
• Het bn heeft vaak een korte (zonder -e) en een lange vorm (met een e-) (vreemd, vreemde)
• Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt meestal op –en
• Een onvoltooid deelwoord benoem je niet als werkwoord, maar als bn
• Van een voltooid deelwoord kan je een bn maken

Persoonlijk Voornaamwoord (pers.vnw)
• Kijk bij deze tabel, en leer hem gebruiken

• Een pers.vnw duidt iets of iemand aan
• Let op! Hun kan nooit ow zijn!

Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
• Kijk bij de tabel hierboven
• Een bez.vnw maakt duidelijk dat iets of iemand van jou of iemand is
• Let op! Staat het voornaamwoord achter het bezit en staat het woord van voor? Dan is het niet bezittelijk maar persoonlijk!

Wederkerend voornaamwoord (wed.vnw) & Wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw)
• Bij wederkerende werkwoorden (zich afvragen) staat altijd een wed.vnw

• Het onderwerp komt terug in het wed.vnw
• Er is maar een wederkerig voornaamwoord, en dat is elkaar, soms geschreven als elkander of mekaar

Aanwijzend Voornaamwoord (aanw.vnw)
• Deze, die, dit, dat, zulke, zo’n, dergelijke, dezelfde, hetzelfde, zelf
• Je gebruikt het aanw.vnw als je iets aanwijst

Vragend voornaamwoord (vr.vnw)
• Wie, wat, welke, wat voor (een)
• Een vr.vnw staat meestal aan het begin van een vraag
• Let op! Vraagwoorden als waarom, waarheen en wanneer zijn geen vr.vnw!

Onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw)
• Iemand, niemand, iedereen, men, menigeen, het, iets, niets, alles, iedere, elk, menige, wat, (een) zeker, een of ander
• Het wijst iets of iemand aan, maar zegt niet precies over wie of wat het gaat

Telwoorden (Telw)
• Er zijn 4 soorten telwoorden; bepaald hoofdtelwoord (bep.hoofdtelw); onbepaald hoofdtelwoord (onbep.hoofdtelw); bepaald rangtelwoord (bep.rangtelw); onbepaald rangtelwoord (onbep.rangtelw)
• Een hoofdtelwoord noemt een aantal of hoeveelheid (zes, veel), een rangtelwoord geeft een plaats in een rij aan (eerste, laatste)

• Bepaald geeft een precies getal aan of een precieze plaats in een rij, onbepaald geeft een onduidelijk getal aan of een onduidelijke plaats in een rij
• Bepaalde hoofdtelwoorden zijn vervangbaar door cijfers, de andere soorten niet

De tijden
• Kijk naar de tabel hieronder:

REACTIES

M.

M.

wat is een wg en ww en andere waar kan je die vinden in een zin

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.