Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Gele blokken

Beoordeling 10
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 882 woorden
  • 6 oktober 2015
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 10
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Ned Samenvatting alle gele blokken

Tekst
uiterlijk: titel, tussenkopjes, illustraties, alinea’s, bronvermelding
onderwerp: waarover de tekst gaat (1, of enkele woorden)
deelonderwerp: bepaald gedeelte ow dat in een alinea vd tekst aan de orde komt
hoofdgedachte: de samenvatting vd tekst in één zin
hoofdzaken: belangrijkste info uit de tekst
kernzin: zin met de belangrijkste info uit de alinea
signaalwoorden: woorden die verbanden in de tekst aangeven
tekstdoel/schrijfdoel: informeren,overtuigen,activeren,instrueren,amuseren
publiek: lezers/luisteraars
structuur: opbouw vd tekst: inleiding->kern->slot

Inleiding (staat vaak vet/cursief gedrukt) heeft 2 functies:
1 de aandacht vd lezer trekken
- één of meer vragen te stellen
- opvallend feit te noemen
- anekdote
- prikkelde uitspraak
2 onderwerp introduceren
-ow omschrijven/ hoofdgedachte noemen
- overzicht geven van belangrijke punten
- aanleiding voor het schrijven vd tekst
- voorbeeld geven wat ow duidelijk maakt

Kern: uitwerking vd hoofdgedachte. (verdeeld in alinea’s)
Slot:
- korte samenvatting vd kern
- conclusie
- advies/tip aan de lezers
Slotalinea eindigt vaak met leuke/opvallende slotzin

Tekstverband: verband tussen delen van een tekst (signaalwoorden)
opsomming: en, ook, verder, bovendien, daarnaast, ten eerste, ten slotte
tegenstelling: maar, toch, echter, daarentegen, integendeel, hoewel, enerzijds

voorbeeld: bijvoorbeeld, zo, zoals, dat blijkt uit, onder andere
tijd: daarna, intussen, toen, terwijl, wanneer, tegelijkertijd, nu
reden: daarom, omdat, want, namelijk, vanwege
oorzaak-gevolg: door, daardoor, hierdoor, waardoor, doordat, zodat, als gevolg van
voorwaarde: als, wanneer, indien, mits, tenzij, op voorwaarde dat
conclusie: dus, kortom, hieruit volgt, dan ook, met andere woorden
middel-doel: om…te, opdat, zodat, met als doel, door middel van, met behulp van

stijlfiguur: bijzondere vorm van taalgebruik-> bepaald effect te bereiken
1. Antithese: tegenstelling
2. Hyperbool: sterke overdrijving
3. Retorische vraag: vraag waarop geen antwoord wordt verwacht

antecedent: woord/woorden waarnaar een verwijswoord verwijst
znw met lw de: hij, zij/ze, die, deze, zijn, haar
znw met lw het: het, dit, dat, zijn
dingen/dieren: waarover, waarbij, waarmee
personen: over wie, bij wie, met wie
dit/deze: dichtbij
dat/die: verderweg
zaken: ze
hen: lv/ na een vz
hun: mwv waar geen vz in staat
hun/hen: nooit als ow van een zin/ als ow: zij/ze
 

ABN: algemeen beschaafd nederlands
taalpuristen: streven ernaar de taal vrij te houden van vreemde woorden & uitdrukkingen

Poldernederlands: Nederlandse taal met accent

H5

Lectuur: ontspanning
Literatuur: artistieke waarde
Kenmerken van literatuur:

_Verschillende karaktereigenschappen/ ontwikkeling
_Werkelijkheid niet geïdealiseerd
_Stof tot nadenken
_Thema: diepgaand. Belangrijke levensvraagstukken
_Verloop/afloop is verrassend
_Taalgebruik is origineel

Volrijm: klankovereenkomst van zowel klinkers als medeklinkers
Halfrijm: alleen klinkers of medeklinkers rijmen op elkaar, 2 soorten:
Alliteratie/medeklinkerrijm/beginrijm: beginmedeklinkers zijn gelijk
Assonantie/klinkerrijm: klinkers zijn gelijk

Tautologie: herhalen van een begrip door een synoniem of door een woordgroep met dezelfde betekenis. Kan gebruikt worden om een uitdrukking te versterken. (hele begrip)
Pleonasme: eigenschap die al in het woord aanwezig is extra benadrukt (deel)

Dat: het-woorden
Wat: _als het antecedent een hele zin in
          _als het antecedent een overtreffende trap is
          _na dat(gene), het enige en na onbepaalde woorden als alles,niets,iets,veel,weinig

Kritisch lezen
1. Tekstdoel, verschillende doelen. Over te halen is minder betrouwbaar dan informerend. Reclame: wel voordelen, geen nadelen genoemd. Amuserende tekst: meestal extra spannend, overdrijving. Betogende tekst: argumentatie juist en geldig?
2. De auteur, kennis van zaken? Welke functie? Objectief? Vaak uitspraken van anderen aan. Zijn die mensen deskundig en welk belang?
3. De bron, betrouwbaar? Info kan verouderd zijn. Info op kleine, onbekende of persoonlijke websites niet altijd even betrouwbaar.
4. Bronnen vergelijken, Meer bronnen te raadplegen is goed, en info te vergelijken

H6
Tijd(sverloop)
Vertelde tijd:
tijd tussen het begin en einde van het verhaal
Verteltijd: Lengte van het verhaal uitgedrukt in het aantal pagina’s.
Verteltempo: de snelheid van het verhaal
Tijdsvertraging: middel om extra spanning in verhaal te brengen-> bepaalde gebeurtenis met veel details beschreven
Tijdsversnelling: onbelangrijke gebeurtenissen vluchtig beschrijven.
Tijdssprong: een periode helemaal overslaan
Chronologisch: als de gebeurtenissen beschreven zijn in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden
Flashback/terugblik: gedeelte van een verhaal waarin iets wordt verteld wat al eerder gebeurd is
Niet-chronologisch: een verhaal met flashbacks
Terugwijzingen: persoon denkt even terug aan iets wat eerder heeft plaatsgevonden (verschil met flashback: chronologie van verhaal wordt niet doorbroken)
Vooruitwijzing: vooruitgewezen naar iets wat nog gaat komen.  Zorgt voor spanning in verhaal

Understatement: opzettelijke afzwakking van de werkelijkheid  (tegenovergestelde van een hyperbool) vaak humoristisch effect.
Eufemisme: Verzachtend woord/uitdrukking. (verschil met understatement: bedoeling van spreker/schrijver, eufemisme: doel: iets vriendelijker te zeggen/understatement niet. : heeft iets humoristisch in zich/ eufemisme niet)

Spelling:
Aan elkaar schrijven: woorden die één begrip vormen
1. Samenstellingen schrijf je zo veel mogelijk aan elkaar.
_Samengestelde  ww. als het in dezelfde volgorde staat als een infinitief. (opbellen,omkijken)
_Samenstellingen van woorden van Engelse herkomst. (behalve als het eindigt op een vz, dan streepje: black-out/online)
_Samenstellingen van 2 bnw’s die ja als één woord ervaart (lichtblauw etc.)
2. Woorden die met daar, er , hier of waar beginnen schrijf je aan elkaar (daarover, ervan, hiertegenover, waarin)
3. Getal in woorden wordt aan elkaar geschreven (na duizend spatie, miljoen/miljard altijd los) : (zesennegentig, driehonderdvierenzestig, zesduizend honderdtweeëntwintig, twee miljoen tweeduizend)
 

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

_Verschillende karaktereigenschappen/ ontwikkeling
_Werkelijkheid niet geïdealiseerd
_Stof tot nadenken
_Thema: diepgaand. Belangrijke levensvraagstukken
_Verloop/afloop is verrassend
_Taalgebruik is origineel

Volrijm: klankovereenkomst van zowel klinkers als medeklinkers
Halfrijm: alleen klinkers of medeklinkers rijmen op elkaar, 2 soorten:
Alliteratie/medeklinkerrijm/beginrijm: beginmedeklinkers zijn gelijk
Assonantie/klinkerrijm: klinkers zijn gelijk

Tautologie: herhalen van een begrip door een synoniem of door een woordgroep met dezelfde betekenis. Kan gebruikt worden om een uitdrukking te versterken. (hele begrip)
Pleonasme: eigenschap die al in het woord aanwezig is extra benadrukt (deel)

Dat: het-woorden
Wat: _als het antecedent een hele zin in
          _als het antecedent een overtreffende trap is
          _na dat(gene), het enige en na onbepaalde woorden als alles,niets,iets,veel,weinig

Kritisch lezen
1. Tekstdoel, verschillende doelen. Over te halen is minder betrouwbaar dan informerend. Reclame: wel voordelen, geen nadelen genoemd. Amuserende tekst: meestal extra spannend, overdrijving. Betogende tekst: argumentatie juist en geldig?
2. De auteur, kennis van zaken? Welke functie? Objectief? Vaak uitspraken van anderen aan. Zijn die mensen deskundig en welk belang?
3. De bron, betrouwbaar? Info kan verouderd zijn. Info op kleine, onbekende of persoonlijke websites niet altijd even betrouwbaar.
4. Bronnen vergelijken, Meer bronnen te raadplegen is goed, en info te vergelijken

H6
Tijd(sverloop)
Vertelde tijd:
tijd tussen het begin en einde van het verhaal
Verteltijd: Lengte van het verhaal uitgedrukt in het aantal pagina’s.
Verteltempo: de snelheid van het verhaal
Tijdsvertraging: middel om extra spanning in verhaal te brengen-> bepaalde gebeurtenis met veel details beschreven
Tijdsversnelling: onbelangrijke gebeurtenissen vluchtig beschrijven.
Tijdssprong: een periode helemaal overslaan
Chronologisch: als de gebeurtenissen beschreven zijn in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden
Flashback/terugblik: gedeelte van een verhaal waarin iets wordt verteld wat al eerder gebeurd is
Niet-chronologisch: een verhaal met flashbacks
Terugwijzingen: persoon denkt even terug aan iets wat eerder heeft plaatsgevonden (verschil met flashback: chronologie van verhaal wordt niet doorbroken)
Vooruitwijzing: vooruitgewezen naar iets wat nog gaat komen.  Zorgt voor spanning in verhaal

Understatement: opzettelijke afzwakking van de werkelijkheid  (tegenovergestelde van een hyperbool) vaak humoristisch effect.
Eufemisme: Verzachtend woord/uitdrukking. (verschil met understatement: bedoeling van spreker/schrijver, eufemisme: doel: iets vriendelijker te zeggen/understatement niet. : heeft iets humoristisch in zich/ eufemisme niet)

Spelling:
Aan elkaar schrijven: woorden die één begrip vormen
1. Samenstellingen schrijf je zo veel mogelijk aan elkaar.
_Samengestelde  ww. als het in dezelfde volgorde staat als een infinitief. (opbellen,omkijken)
_Samenstellingen van woorden van Engelse herkomst. (behalve als het eindigt op een vz, dan streepje: black-out/online)
_Samenstellingen van 2 bnw’s die ja als één woord ervaart (lichtblauw etc.)
2. Woorden die met daar, er , hier of waar beginnen schrijf je aan elkaar (daarover, ervan, hiertegenover, waarin)
3. Getal in woorden wordt aan elkaar geschreven (na duizend spatie, miljoen/miljard altijd los) : (zesennegentig, driehonderdvierenzestig, zesduizend honderdtweeëntwintig, twee miljoen tweeduizend)
 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.