Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Blok 5

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1299 woorden
  • 25 juni 2004
  • 48 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
48 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Blok 5

Kenmerken betoog:
• mening van de schrijver met argumenten en een conclusie
• overtuigen van je gelijk, dus erg subjectief

Structuur betoog
Inleiding (vraagstelling of stelling)
Middenstuk (argumenten: -objectief –subjectief, tegenargumenten, tegenwerping)
Slot (conclusie of samenvatting)

hoofd- en subargumenten onderscheiden
Argumenten gebruik je om een mening of standpunt te verduidelijken. Het is een beweegreden, dat wil zeggen het is de reden waarom je iets doet of vind.
Reden is als de mens zelf een keuze heeft gemaakt

Oorzaak is als de mens er zelf niets aan kan doen

In betoog probeert schrijver je over te halen bepaalde mening met hem te delen. bewijzen en toelichten zijn argumenten. Een betoog bevat meestal een stelling met een aantal argumenten of een bewering met een of meer toelichtingen.
Argumenten in twee hoofdgroepen:
A objectieve argumenten (feiten)
B subjectieve argumenten

A om je mening of stelling te bewijzen kun je het beste gebruik maken van feiten. Feiten zijn controleerbaar, objectief. Argumenten op basis van feiten
B alle andere argumenten zijn subjectief. Argumenten op basis van geloof of argumenten op basis van intuïtie of geloof.

Bij argumenten gaat het altijd om redeneringen. Een redenering kan op twee manieren worden op gebouwd. 2 hoofdtypen.
1e hoofdtype: 1 stelling/bewering
2 argumenten
3 (conclusie)
2e hoofdtype: 1 argumenten
2 conclusie (=stelling/bewering)

argumenten die gelijkwaardig aan elkaar zijn (kunnen van plaats wisselen) zijn hoofdargumenten. Een argument dat gebruikt word om een eerder genoemd argument te versterken is een subargument.

Bij één bewering kunnen meer argumenten worden gebruikt. Als die argumenten gelijkwaardig zijn, zijn het hoofdargumenten, die nevengeschikt zijn. Zijn onderling verbonden zijn door een opsommend verband: en, ook, niet alleen…maar ook, bovendien, verder,nog, daarnaast, zowel … als, tevens, dan, daarna.


Ondergeschikte argumenten: subargumenten ondersteunen het hoofdargument. Subargumenten zijn ondergeschikt aan het hoofdargument.

Tegenargumenten onderkennen
In een discussie lokt een argument snel een tegenargument uit. In veel betogen probeert de schrijver of spreker al vast op eventuele tegenargumenten in te gaan. Het betoog word daardoor afwisselendere. Is ook een goede manier om de lezer snel te overtuigen.
Bijv: Nu zult u natuurlijk tegenwerpen dat… maar dan moet u wel bedenken…
De lezer zal zich nu wellicht afvragen…, en daarom zeg ik nu al

Een logische redenering opzetten
Als je tekst schrijft of mondeling betoog houdt, moet je logisch redeneren. Vaak deze opbouw: 1 een algemene bewering,
2 een concreet voorbeeld (berust vaak op een waarneming),
3 conclusie.

Oorzakelijk verband herkennen
Woorden die oorzakelijk verband aangeven
Doordat, daardoor,zodat,waardoor,ten gevolge van

Voorwaardelijk verband herkennen
Woorden die voorwaardelijk verband aangeven
Op voorwaarde dat, mits, wanneer, indien, tenzij, in het geval dat

Vergelijkend verband herkennen
Woorden die vergelijkend verband aangeven
Net, vergeleken, zoals, hetzelfde, eenzelfde geval, evenals


Betoog en ingezonden brief schrijven
Zie structuur betoog, voor voorbeeld ingezonden brief zie blz. 60 info boek

Discussiëren
Discussie is een van de meest voorkomende communicatievormen. Een doelgericht gesprek.
Discussie waarin je je eigen menging geeft, verheldert en eventueel bijstelt op basis van eigen gedachten en meningen van anderen, heet meningvormend. Een discussie die tot een oplossing, een concreet besluit of actieplein leidt, noem je probleemoplossend of besluitvormend
vier fasen in discussie
1) het onderwerp en het probleem worden geïntroduceerd
2) iedereen laat om de beurt zijn standpunt horen, op die standpunten wordt nog niet gereageerd
3) de eigenlijke discussie begint. Iedere deelnemer onderbouwt zijn eigen mening met argumenten. Mengingen worden verdedigd en aangevallen. Op het eind van deze fase weet iedere deelnemer hoe de andere deelnemers over het onderwerp denken
4) tot slot wordt bekeken of er een gemeenschappelijk standpunt te formuleren is, of een oplossing te bedenken is. Misschien is het wel mogelijk tot een concreet besluit of een actieplan te komen

Niet elke discussie verloopt zoals het is beschreven. Er is sprake van een dilemma wanneer de partijen duidelijk van mening blijven verschillen


Niet elk onderwerp is geschikt voor een discussie. Het moet open zijn, aan sluiten met interesses van deelnemers.
Voorzitter is verantwoordelijk voor een goed verloop van discussie
- hij introduceert onderwerp en probleemstelling
- hij zorgt er voor dat iedere deelnemer om de beurt zijn standpunt naar voren kan brengen
- hij zorgt ervoor dat tijdens discussie en afweging iedereen aan woord kan komen, hij remt zonodig af of stimuleert juist
- hij vat resultaten correct samen en sluit af

debatteren
is tussen 2 personen of 2 teams, de standpunten staan van tevoren vast. Je probeert je eigen standpunt zo goed mogelijk te verdedigen en de argumenten van je tegenpartij te weerleggen. Concurrentie: degene met de beste argumenten wint. Uitgangspunt van debat is stelling. Heeft als basisvorm: beleid x moet vervangen worden door beleid y

deelnemers aan debat vallen zo’n stelling aan of verdedigen deze juist. Aan de hand van vier vragen=geschilpunten.
1 bestaan er in de huidige situatie wel problemen?

2 waardoor worden die problemen veroorzaakt? Ligt het aan onduidelijk of foute afspraken, aan onduidelijke regelingen enz?
3 worden de problemen door het nieuwe beleid opgelost?
4 zijn de voordelen van het in te voeren beleid groter dan de nadelen ervan?

Rol van debatleider is beperkt. Hij vermeldt de stelling, wie voor- en tegenstanders zijn, beurten verdelen. Debat kan opbouw in vijf ronden hebben
1 opzetbeurt voor de voorstanders (5 min)
2 opzetbeurt voor de tegenstanders (5 min)
3 verweerbeurt van de voorstanders (4 min)
4 verweerbeurt van de tegenstanders (4 min)
5 slotbeurt van de voorstanders (2 min)

woorden met Griekse en Latijnse woorddelen herkennen
woorddeel=betekenis
cratie=staatsvorm,bestuur
fiel=houdend van
foon=geluid,klank
graaf,grafie,gram=schrijven,schrift,geschrift
logie,loog=leer,kunde kenner
paat,pathie=lijden,ziekte,gevoel
manie=ziekelijke aandrang
scoop=kijken,kijker
theek=bewaarplaats

uitdrukkingen en spreekwoorden herkennen
argusogen=met argwaan

de bakens te verzetten=zich aanpassen aan veranderde omstandigheden
nieuwe bezems vegen schoon=pas benoemde personen doen in het begin goed hun best
het bloed kruipt waar het niet gaan kan=uiteindelijk blijkt toch wat iemands aard is
de boog kan niet altijd gespannen zijn=je moet je op tijd ontspannen
het doel heiligt middelen=om een verheven doel te bereiken mag je ook minderwaardige middelen gebruiken
de druiven zijn volgens mij wel degelijk zuur=iemand wil iets eigenlijk wel hebben, maar probeert dat niet te laten blijken
in het land der blinden is éénoog koning=onder mensen die weinig kunnen, is iemand die wat meer kan, al gauw een knappe bol
het hart ligt bij haar doorgaans op de tong=ze zegt vrijuit wat ze voelt en denkt
het hemd is nader dan de rok=men denkt eerst aan zichzelf dan pas aan anderen
wie een hond wil een slaan, vindt altijd wel een stok=wie iemand wil benadelen,vindt altijd wel een reden
alle hout is nog geen timmerhout=niet iedereen is even geschikt voor elk karwei
je kunt van een kikker nu eenmaal geen veren plukken=wie niets bezit, kan niets afstaan
het zijn niet allen koks die lange messen dragen=niet iedereen is werkelijk wat hij uiterlijk schijnt

wet van Meden en Perzen=(een) regel waaraan niets te veranderen valt
wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht=wie slechte dingen vertelt van een bloedverwant, deelt in de schande
zich oren aan laten naaien=zich laten beetnemen
geen profeet is in zijn eigen land geëerd= iemand van verdienste vindt in zijn eigen omgeving geen bewondering
het is goed riemen snijden van andermans leer=royaal zijn op andermans kosten
waar gehakt wordt, vallen spaanders=waar gevochten wordt, vallen aan weerszijden slachtoffers
ieder meent zijn uil een valk te zijn=iedereen denkt dat wat van hem is, het beste is
je vangt meer vliegen met stroop dan met azijn=met vriendelijkheid bereik je meer dan met harde woorden
een wit voetje halen=in de gunst komen
stille waters hebben diepe gronden=zwijgzame mensen hebben vaak de diepste gedachten

storende woordherhaling vermijden
een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Door het woord een keer weg te laten of vervangen door een ander woord met dezelfde betekenis, lees de zin prettiger.

verwijswoorden

‘het’woord krijgt altijd zijn
De –zijn M de boer-hij
het kind-het
- haar V de vrouw- zij

Voornaamwoordelijke aanduidingen juist toepassen
Zie blz. 191 tm 194 van info boek (heb ik geen zin om uit te typen =))

Congruentiefouten vermijden
Tussen het onderwerp en de persoonsvorm van een zin bestaat overeenkomst in getal. Soms kan er twijfel bestaan of je een enkelvoudige of meervoudige persoonsvorm moet gebruiken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.