Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Blok 4

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 913 woorden
  • 6 mei 2008
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
33 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Tijd in verhalen
Verhalen spelen in een bepaalde tijd bijvoorbeeld de Griekse oudheid, de Middeleeuwen, de tweede wereldoorlog of het heden alles wat er gebeurd in dat verhaal heeft alles met die tijd te maken.
Tussen begin en eind van een verhaal verloopt een bepaalde hoeveelheid tijd: uren, maanden of jaren, om een verhaal te begrijpen moet je in de gaten hebben hoeveel tijd er verloopt.
In een verhaal kan de tijd verlopen zoals in de werkelijkheid: de ene gebeurtenis komt in de tijd na de andere(chronologische volgorde)
Het overslaan van een stuk tijd noemen we een tijdsprong.

Een terugsprong in de tijd noemen we een terugblik of flashback, het verhaal staat dan in niet-chronologische tijdsvolgorde. Er kan ook in een verhaal gesproken worden over iets dat vroeger is gebeurd zonder dat het verhaal echt word onderbroken, dat noemen we een terugwijzing. In een verhaal kan ook iets verteld worden over gebeurtenissen die nog gaan komen. (vooruitwijzing).

Bijvoeglijke bepaling

Een bijvoeglijke bepaling vormt een deel van een ander zinsdeel. De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het kernwoord( het belangrijkste woord) in dat zinsdeel. Kernwoord is altijd een zelfstandig naamwoord. De bepaling kan voor of achter het kernwoord staan.
Voorbeeld: De leukste inzendingen van de fotowedstrijd worden in een weekblad gepubliceerd.
Inzendingen = kernwoord want het gaat om de inzendingen.
Leukste en van de fotowedstrijd zijn de bijvoeglijke bepalingen bij inzendingen.
Je vind een bijvoeglijke bepaling als volgt:
- benoem alle zinsdelen van de zin.
- zoek in alle zinsdelen de kernwoorden.
- kijk of er voor of achter het kernwoord een bijvoeglijke bepaling staat.

Bijwoordelijke bepaling.
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel. Een bijwoordelijke bepaling kun je voor de persoonsvorm zetten zonder dat de betekenis van de zin verandert. De bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee, waarnaar, waaruit, hoe, hoeveel.

De bijstelling.

Een bijstelling is een soort bijvoeglijke bepaling en is ook een deel van een ander zinsdeel.

Een bijstelling is eenvoudig te herkennen, hij staat altijd achter het kernwoord en noemt dezelfde zaak of persoon nogmaals, maar dan met andere woorden, daarom staat de bijstelling tussen komma’s.
Voorbeeld: Onze geschiedenisleraar, een dikke man met een snor, vind lesgeven verschrikkelijk leuk. Dan is een dikke man met een snor de bijstelling.

Aanwijzend voornaamwoord, betrekkelijk voornaamwoord, onbepaald voornaamwoord.

Aanwijzend voornaamwoord: Die, deze, dat, dit het aanwijzend voornaamwoord kan i.p.v. het lidwoord voor het zelfst. naamwoord staan. Het verwijst dan naar het zelfst. naamwoord. Het aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig in een zin voorkomen, dan vervangt het aanw. vnw. woorden of woordgroepen die mensen, dieren of dingen aanduiden.
Betrekkelijk voornaamwoord: die en dat het betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord dat, of een woordgroep die vlak voor een betrekkelijk voornaamwoord staat. Zo’n woord of woordgroep noem je het antecedent. Die heeft altijd betrekking op de- woorden en dat op het-woorden.
Onbepaald voornaamwoord: voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden zin: iets, niets, niemand, iemand, alles, men, wat, elk(e), ieder(een). Het verwijst naar een persoon of een ding zonder nadere bijzonderheden te geven. Wat is alleen een onbepaald voornaamwoord als je het kunt vervangen door iets.

Massamedia
Radio, televisie, kranten, tijdschriften en internet bereiken grote groepen mensen. Ze worden daarom massamedia genoemd. De massamedia kennen een enorme spreiding in doelgroepen. Er zijn programma’s, kranten en tijdschriften voor kinderen, jongeren, ouderen en voor mensen met een speciale belangstelling.
Uitspraak, bewering, feit mening, argument.
Als iemand iets zegt of schrijft noemen we dat een uitspraak of bewering. Een uitspraak kan een feit of een mening zijn. Feit= iets wat waar is; het klopt met de werkelijkheid en je kunt het controleren.
Mening= dat wat je van iets of iemand vindt; andere mensen kunnen daar anders over denken, een andere mening hebben.

Andere woorden voor mening zijn: opinie, standpunt, visie, stelling, of kijk. Om je mening of standpunt te ondersteunen gebruik je argumenten. Dat zijn redenen waarom je iets vindt.
Je kunt argumenten voor en argumenten tegen een mening geven. We noemen dat ook wel argumenten pro en argumenten contra. Als je een bepaald argument wilt bestrijden, kun je een tegenargument naar voren brengen.

Subjectief&Objectief
Met subjectief bedoelen we persoonlijk dat is een ander woord voor mening. Met objectief bedoelen we zakelijk en feitelijk. Dat kun je vergelijken met een feit.

Tekstverbanden: bewering- uitwerking, samenvatting, conclusie, voorwaarde en uitleg
Iemand kan een uitspraak of bewering doen en die daarna uitwerken met voorbeelden of argumenten.
Een samenvatting gebruikt iemand als hij nog een kort opschrijft wat hij eerder uitgebreider heeft verteld.
Bij een conclusie maak je een gevolgtrekking uit wat je eerder hebt beweerd. Je kunt een conclusie herkennen aan het woord dus. Als dat er niet staat kun je het eraan toevoegen.
We spreken van het verband voorwaarde als er eerst iets anders moet gebeuren of aan de hand moet zijn, voordat de uitspraak klopt.
Signaalwoorden bij een voorwaardelijk verband: als, indien, mits.
Bij het verband uitleg doet iemand een uitspraak en legt hij die vervolgens uit.
Signaalwoorden bij uitleggend verband: zo, met andere woorden, dat wil zeggen, bijvoorbeeld, ter illustratie


Informatieve en betogende teksten
Informatieve teksten bevatten feiten. Het doel van de schrijver is de lezer informatie geven. Informatieve teksten vind je in kranten, encyclopedieën en in school- en studieboeken.

Betogende teksten bevatten meningen en argumenten. Het doel van de schrijver is zijn mening over een bepaald onderwerp naar voren brengen
en zijn standpunt met argumenten te ondersteunen. Betogende teksten zijn bijvoorbeeld: ingezonden brieven, besprekingen van boeken, films en cd’s.

REACTIES

J.

J.

hehe eindelijk een fatsoenlijke samenvatting xD

13 jaar geleden

B.

B.

Is dit ook voor mavo leerlingen?

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.