Schrijfdoel = wat iemand met een tekst wil bereiken.
Spreekdoel = wat iemand wilt bereiken met de tekst die hij spreekt.
Schrijf- en spreekdoel samen heet het tekstdoel.
Tekstdoelen en tekstsoorten:
Informatieve teksten:
- Informeren, Informerende tekst
- Uiteenzetten, Uiteenzettende tekst
Persuasieve teksten:
- Overtuigen, Betogende tekst
- Beschouwen, Beschouwende tekst
- Activeren, Activerende tekst
Objectieve teksten hebben vooral tot doel informatie te verschaffen; ze zijn dus informatief. Ze bevatten hoofdzakelijk controleerbare feiten.
Subjectieve teksten bevatten naast feiten ook een mening van de schrijver of spreker.
Een tekst is verdeeld in alinea's.
Een goede alinea bestaat uit een hoofdmededeling of een hoofdbewering = kernzin. -> Is meestal de eerste zin in een alinea.
Bij een alinea die met een vraag begint, is het het eenvoudigst om vraag en antwoord als kernzin te noteren.
Alinea's zijn met elkaar verbonden door:
- Herhaling van woorden of woordgroep. Aan het begin van een nieuwe alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald.
- Overgangszinnen. Samenvattende zinnen aan het begin of eind van een alinea.
- Aankondigende zinnen. Zinnen die aangeven wat de lezer nog kan verwachten.
- Signaalwoorden:
- Tegenstelling
- Opsomming
- Oorzaak - gevolg
- Doel - middel
- Uitspraak - voorbeeld
- Voorwaarde
- Argumenten - conclusie
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden