Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Beeldspraak & Stijlfiguren Blok 1 t/m 5

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 587 woorden
  • 15 februari 2009
  • 68 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
68 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Blok 1
Beeldspraak:

Vergelijkingen:
Als er een overeenkomst is tussen twee zaken (Het subtropische eiland is een paradijs voor vakantiegangers)

Metafoor:
Het verbeelde is weggelaten, alleen het beeld is over. Alle uitdrukkingen zijn metaforen. (Wat een juweeltje is dit!, juweeltje is het beeld, het verbeelde is weggelaten (bijv. die CD))

Personificatie:
Wordt een abstract begrip of iets uit de natuur als persoon voorgesteld. Dus iets levenloos wordt levend voorgesteld. (Liefde is blind)

Metonymia:

Het gebruikte beeld is niet gebaseerd op een overeenkomst zoals bij vergelijking of een metafoor, maar op een ander verband, bijv.:
● deel – geheel (Hij heeft geen dak meer boven zijn hoofd (dak is het beeld voor huis))
● oorzaak – gevolg (Zij heeft haar tong verloren (tong is beeld voor spraak))
● maker – voorwerp
● voorwerp – inhoud (Jullie lusten vast nog wel een glas (glas is beeld voor drank))
● plaats – bewoners (Hang die Appel eens aan de muur (Appel is beeld voor schilderij))

Stijlfiguren

Blok 2
Herhaling:
Hierbij wordt hetzelfde nog eens met de zelfde woorden gezegd, het effect is de nadruk.

Parallellisme:
Als dezelfde woordvolgorde, in dezelfde grammaticale volgorde. (Zoals Martin Luther king in zijn toespraken deed: Ik heb een droom.. (I have a dream ..))

Tautologie:
Als twee keer hetzelfde wordt gezegd met andere woorden. Deze woorden behoren tot dezelfde woordsoort, bijv. twee bijwoorden of twee zelfstandig naamwoorden. Het wordt daardoor benadrukt. (Je kunt me vast en zeker wel helpen.)
Er is ook een foutieve tautologie.


Pleonasme:
Er wordt met behulp van een bijvoeglijk naamwoord een eigenschap genoemd dat het zelfstandig naamwoord al bevat. (Het groene grasveld)
Er is ook een foutief pleonasme.

Cliché:
Een cliché is een veel gebruikte en daardoor versleten uitdrukking. (Hij is in de pen geklommen)


Blok 3
Vooropplaatsing:
Er wordt een woord of een groepje woorden geïsoleerd voorop geplaatst. Het krijgt daardoor extra nadruk. (Die film, die moet je zeker ook eens bekijken)

Inversie:
De volgorde van de zinsdelen wordt veranderd. Normale volgorde is;
Onderwerp – Persoonsvorm – voorwerpen - bijwoordelijke bepalingen.
Het onderwerp komt dan áchter de persoonsvorm te staan.
(Wij zijn gisteren een dagje naar Amsterdam geweest → Gisteren zijn we een dagje naar Amsterdam geweest.)

Opsomming of enumeratie:

Je noemt een aantal zaken achter elkaar op. Hierdoor ontstaat een versterkend effect.
(Ik heb een boek, een film en een lolly gekregen.)

Climax:
Een opsomming waarbij het steeds sterker wordt. (fluisteren, praten, schreeuwen)

Blok 4
Tegenstelling of antithese:
Er worden twee zaken tegenover elkaar gesteld. (Hun eerste CD heeft ontzettend goed verkocht, maar die tweede flopte verschrikkelijk)

Schijnbare tegenstelling of paradox:
Het verschijnsel dat iets een tegenstelling lijkt, maar het in werkelijkheid niet is.
(Ik luister naar de stilte)

Overdrijving of hyperbool:
Iets wordt sterker of groter gemaakt dan het in het echt is. (Ik heb een eeuw staan wachten)

Woordspeling:
Er wordt gebruik gemaakt van dubbelzinnigheid (ambiguïteit) van de taal gebruikt om een grap te maken. Verschillende betekenissen spelen tegelijkertijd een rol. (Toen de zakenman op de fles ging, raakte hij aan de drank)

Blok 5
Understatement:

Als iets op een afgezwakte manier wordt gezegd, het is dus het tegenovergestelde van een overdrijving (hyperbool). (Die beroemde gitarist kan wel een aardig melodietje spelen)

Eufenisme:
Iets wat minder aangenaam of minder netjes is zeg je op een verzachtende manier. (Na het overlijden van iemand zeggen dat diegene ontslapen is. Of een Interieurverzorgster, wat een schoonmaakster is)

Litotes:
Als een begrip nadrukkelijk wordt bevestigd door het tegenovergestelde te ontkennen.
(Dat heb je niet slecht gedaan)

Retorische vraag:
Een vraag die eigenlijk een mededeling is. Het antwoord staat al in de vraag.
(Zijn we hier niet al eerder geweest?)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.