Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Alle hoofdstukken

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1800 woorden
  • 28 april 2009
  • 66 keer beoordeeld
Cijfer 6
66 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

~Hoofdstuk 1 Laat wat van je horen!
De uiterlijke kenmerken van een brief zijn:
• Plaats en datum
• De naam (en soms ook het adres)van de geadresseerde
• De naam (en soms ook het adres)van de afzender
• De aanhef en afsluiting
De alinea
• Een alinea is een deel van een tekst en bestaat uit enkele bij elkaar horende zinnen.
• Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
• Soms springt de eerste regel van de alinea in.
Moeilijkewoordenwijzer (1)

• Stop niet met lezen.
• Is het een belangrijk woord?
• Legt de schrijver het woord uit?
• Kun je de betekenis raden?
Tekstsoorten en uiterlijke kenmerken
Er zijn verschillende tekstsoorten, bijvoorbeeld de brief, het verslag, de beschrijving, de advertentie enzovoort. Je ziet vaak al direct met wat voor tekst je te maken hebt. Je herkent zo’n tekstsoort aan de uiterlijke kenmerken.

Verkennend lezen
Bij verkennend lezen stel je jezelf een aantal vragen om een eerste indruk van de tekst te krijgen.
Stel jezelf de vraag:
1. Wat is dit voor een soort tekst?
Wat zijn de kenmerken ervan?
Fictie
Verhalen die verzonnen zijn, noemen we fictie. Zo een verhaal is dus geen werkelijkheid.
In het ene verhaal zit meer fantasie dan in de andere. Soms lijkt een verhaal net echt, maar is het toch verzonnen. Niet alleen verhalen in boekvorm, maar ook films, gedichten, strips en televisieseries zijn verzonnen. Die horen dus ook bij fictie.

Bronnen
O.a. gesproken en geschreven teksten waaruit je informatie haalt. Bijvoorbeeld een geschiedenisboek of een woordenboek noemen we een bron.


Het woordenboek (1)
• De woorden de woorden staan op alfabet a, b, c enz.
• Ook bij letter a staan alle woorden weer op alfabet.
• Niet alle woorden staan vet gedrukt vooraan; ‘asbak’ bijv. vind je in het rijtje onder ‘as’. In het woordenboek staat dan: -bak

~Hoofdstuk 2 Breng het onder woorden
Moeilijke woordenwijzer (2)
• Stop niet met lezen.
• Is het een belangrijk woord?
• Legt de schrijver het woord uit?
• Kun je de betekenis raden?
• Zo niet, vraag dan de betekenis of zoek deze op.

Het verslag
De uiterlijke kenmerken van een verslag zijn:
• De naam van de verslaggever wordt meestal vermeld
• De gebeurtenis waar het verslag over gaat
• De datum wanneer de gebeurtenis plaatsvond
• Een duidelijke volgorde van de gebeurtenissen

Titel

Boven een tekst staat altijd een titel. Vaak kun je aan de titel zien waar de tekst over gaat:

Hevig onweer in Brabant.
Soms kiest een schrijver een titel die alleen maar is bedoeld om aandacht te trekken:
10 koeien door bliksem getroffen.

Deeltitel
Een deeltitel staat boven een deel van de tekst: een alinea of een groepje bij elkaar horende alinea’s. Een deeltitel vertelt je waar dat tekstdeel over gaat. Een ander woord voor deeltitel is tussenkopje.

Wat valt er op in een tekst?
In bijna elke tekst valt je wel iets op: de titels, deeltitels, een foto, een tekening of opvallend gedrukte woorden. Ze helpen je om uit te zoeken waar het tekst over gaat.

Verkennend lezen (2)
Stel jezelf deze vragen:
1. Wat is dit voor een soort tekst?
Wat zijn de kenmerken ervan?
2. wat valt er op aan de tekst?

~ Hoofdstuk 3 Zeg het maar
De beoordeling
De uiterlijke kenmerken van een beoordeling zijn:
• het onderwerp dat beoordeeld is, met andere woorden het onderwerp waar een mening over gegeven wordt.
• De naam van de persoon die beoordeeld heeft.
Verwijswoorden (1)
Woorden als hij, zij en het zijn verwijswoorden. Ze verwijzen naar personen of zaken die in de tekst zijn genoemd. Je gebruikt ze, omdat je niet tweemaal hetzelfde wil schrijven.
Bijvoorbeeld: Ilona gaf Hassan een kus, want ze was verliefd op hem.


Verwijswoorden (2)
Verwijswoorden hebben geen eigen, vaste betekenis. Toch kun je aan een verwijswoord al een beetje zien waarnaar het verwijst.
Daar verwijst bijvoorbeeld naar een plaats.
Verwijswoorden kunnen ook naar een groepje woorden of een hele zin verwijzen. Soms verwijzen ze naar personen of zaken die niet rechtstreeks in de tekst genoemd worden.
Meestal word gevraagd ‘Waar verwijst ze naar?’ Soms ook wel ‘Waar op heeft ze betrekking?’ Of ‘Wie wordt er met ze bedoeld?’

Verkennend lezen (3)
Stel jezelf deze vragen:

1. Wat is dit voor een soort tekst?
Wat zijn de kenmerken ervan?
2. Wat valt er op aan de tekst?
3. Waar komt de tekst vandaan?
4. Voor wie is de tekst bedoeld?
(Lees)publiek
Een tekst is bedoeld voor een bepaald leespubliek. Een schrijver houdt rekening met zijn publiek. Dat blijkt uit de manier waarop hij zijn lezers aanspreekt.
Een schrijver zal in een tekst voor bijvoorbeeld basisschoolleerlingen ook minder moeilijke woorden gebruiken dan in tekst voor volwassenen.

~ Hoofdstuk 4 Aan het werk
De instructie

De uiterlijke kenmerken van een instructie zijn:

• De stap voor stap beschrijven van uit te voeren handelingen
• De met bolletjes, cijfers enz. herkenbaar gemaakte stappen
• Woorden als: begin, neem, geef …
• Soms een toelichtende illustratie of tekening
Signaalwoorden (1)
Met een signaalwoord geeft de schrijver een aanwijzing aan de lezer.
Bijvoorbeeld: hier volgen een aantal zaken achter elkaar(een opsomming). Hij kan dan kiezen voor signaaltekens als streepjes en cijfers. Hij kan ook voor signaalwoorden kiezen: ten eerste, ten tweede, ten derde.
Of: nu volgt iets anders(een teleurstelling). Hij kan dan het signaalwoord ‘maar’ gebruiken:
Niet een animatiefilmpje, maar wel een computerspelletje.

Signaalwoorden (2)
Een signaalwoord wijst een relatie tussen twee (of meer) tekstdelen aan. Signaalwoorden geven aan wat het een met het ander te maken heeft. Ze laten het verband zien. Een ander benaming voor signaalwoord is verbindingswoord.
In het volgende voorbeeldzinnetjes zijn de signaalwoorden schuin gedrukt.
Wil jij met wit of zwart spelen. Ik ga me douchen, daarna ga ik eten. Ik blijf binnen, want het regent. Het regent, daarom blijf ik binnen.


De schrijver van de tekst
Het kan van belang zijn te weten wie een tekst geschreven heeft.
Een tekst over ‘eerste hulp bij ongelukken’ bijvoorbeeld moet toch door een deskundige geschreven zijn.
Soms kun je aan de titel van het boek, het tijdschrift of de krant waarin een tekst staat, zien of er een deskundige aan het woord is.
Soms is het ook van belang te weten wanneer een schrijver zijn tekst geschreven heeft. Aan een spoorboekje uit 1990 heb je niet zo veel meer …

Verkennend lezen (4)
Stel jezelf deze vragen:

1. Wat is dit voor een soort tekst?
Wat zijn de kenmerken ervan?
2. Wat valt er op aan de tekst?
3. Waar komt de tekst vandaan?
4. Voor wie is de tekst bedoeld?
5. Wie heeft de tekst geschreven?

~Hoofdstuk 5 Vraag het maar
Het interview

De uiterlijke kenmerken van een interview zijn:
• De gestelde vragen en de gegeven antwoorden vallen op (soms samengevat, soms letterlijk weergegeven)
• Vaak is direct duidelijk wie geïnterviewd (de naam staat bijv. in de titel of er is een foto afgebeeld)
• Soms zie je ook direct wie de interviewer is

• Het belangrijkste waarover gesproken is, kun je opmaken uit opvallend gedrukte woorden

Voorkennis
Als een goede lezer ergens iets over leest, zal hij zich afvragen: ‘Wat weet ik al over dit onderwerp?’
Als een lezer een tekst over bijvoorbeeld het heelal leest, speelt alles wat hij al over het heelal weet een rol. Zijn voorkennis zal hem helpen bij het begrijpen van zo’n tekst.

Het onderwerp van een tekst
Het onderwerp van een tekst geeft aan waar een tekst over gaat. Je schrijft het in één of enkele woorden op(niet in een hele zin). Het onderwerp kun je vaak afleiden uit onopvallende dingen in de tekst, bijv. de titel, deeltitel, afbeeldingen of een woord dat opvalt omdat het vaak voorkomt.

Verkennend lezen (5)
Stel jezelf deze vragen:
1. Wat is dit voor een soort tekst?
Wat zijn de kenmerken ervan?
2. Wat valt er op aan de tekst?
3. Waar komt de tekst vandaan?
4. Voor wie is de tekst bedoeld?
5. Wie heeft de tekst geschreven?
6. Waarover gaat de tekst? Wat weet ik van dit onderwerp?

~Hoofdstuk 6 Wijs de weg
De opsomming

Een aantal bij elkaar horende dingen noemen we een opsomming. Bijv. ‘Myrna houdt niet van deze groenten: prei, sla en bloemkool.’of ‘Bovenaan staat Ajax, PSV komt op de tweede plaats en Heereveen is een goede derde.’
Soms schrijf je voor de opsomming een dubbele punt.


De plattegrond
De uiterlijke kenmerken van een plattegrond zijn:
• Bestaat uit een tekening en soms toelichtende tekst
• De tekening is een ‘luchtfoto’
• Soms worden afkortingen en/of pictogrammen gebruikt

Voorbeeld

Een schrijver of spreker kan voorbeelden geven om duidelijk te maken wat hij bedoelt. Geeft hij meer dan één voorbeeld, dan is er sprake van opsomming.
Je zou kunnen denken aan de vakken Nederlands, Frans en Engels.
Bepaalde signaalwoorden geven aan dat er een of voorbeelden volgen, bijvoorbeeld: zoals, o.a., neem nou, bijvoorbeeld.
Ook Duitsland heeft waddeneilanden, zoals Langeoog en Spiekeroog.
De Nederlandse waddeneilanden, neem nou Texel, zijn wel wat groter dan de Duitse waddeneilanden.

De bedoeling van de schrijver
Een schrijver kan met zijn tekst verschillende bedoelingen hebben:
• Hij wil de lezer informeren: ‘Terschelling is een van onze waddeneilanden.’

• Hij wil de lezer overtuigen door goede argumenten voor zijn mening te geven: ‘Terschelling is een prachtig eiland, omdat er zoveel natuurschoon is.’
• Hij wil de lezer overhalen, zorgen dat de lezer iets gaat doen: ‘Kom naar Terschelling, daar is het altijd gezellig.’
• Hij wil de lezer amuseren, zorgen dat de lezer zich vermaakt, bijvoorbeeld met een spannend verhaal over Terschelling.

Verkennend lezen (6)
Stel jezelf de vragen:

1. Wat is dit voor een soort tekst?
Wat zijn de kenmerken ervan?
2. Wat valt er op aan de tekst?
3. Waar komt de tekst vandaan?
4. Voor wie is de tekst bedoeld?
5. Wie heeft de tekst geschreven?
6. Waarover gaat de tekst? Wat weet ik van dit onderwerp?
7. Wat is de bedoeling van de schrijver?

~Hoofdstuk 7 Kopen of niet?
De advertentie

De uiterlijke kenmerken van een advertentie (reclameboodschap) zijn:
• Beeld en opmaak die de aandacht trekken.
• Wat te koop wordt aangeboden, valt op.
• Soms worden verkoper, adres en prijs vermeld.

Vergelijking, overeenkomst, verschil
Als een schrijver twee zaken vergelijkt, kan hij letten op wat gelijk is, op overeenkomsten dus.

Hij kan ook letten op wat verschillend is.
Soms geeft de schrijver met signaalwoorden de overeenkomst of het verschil aan.
Bijvoorbeeld: ‘Bart draagt een bril net als Jolinda, maar Husnah heeft contactlenzen.’

De hoofdgedachte van de schrijver
Om de hoofdgedachte te vinden, stel je jezelf de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Een onderwerp schrijf je altijd in enkele woorden op. Voor een hoofdgedachte gebruik je een hele zin.

Verkennend lezen (7)
Stel jezelf de vragen:

1. Wat is dit voor een soort tekst?
Wat zijn de kenmerken ervan?
2. Wat valt er op aan de tekst?
3. Waar komt de tekst vandaan?
4. Voor wie is de tekst bedoeld?
5. Wie heeft de tekst geschreven?
6. Waarover gaat de tekst? Wat weet ik van dit onderwerp?
7. Wat is de bedoeling van de schrijver?
8. wat is de hoofdgedachte van de schrijver.

~Hoofdstuk 8 Meen je dat?
De ingezonden brief

De uiterlijke kenmerken van een ingezonden brief zijn:
• Ze staan bij elkaar in een rubriek in krant of tijdschrift
• De titel geeft aan over welke actualiteit de schrijver zijn mening geeft (op welke bericht in de krant hij reageert)

• De afzender staat er meestal onder.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.