Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Afdeling 2 hoofdstuk 1 t/m 9

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 5118 woorden
  • 19 juni 2004
  • 129 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
129 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Nederlands Eldorado basisboek afdeling 2 samenvatting Hfdst 1 Voorgeschiedenis (tot circa 1100) Tijdsbeeld: Prehistorie (tot 50 voor Christus) De mens moet al langer bestaan dan dat de sporen zijn die vooral in Frankrijk en Spanje gevonden zijn. De verzamelnaam voor de mensen die ongeveer 500 jaar voor onze jaartelling leefde heten Germanen. De Germanen: Een Germaan voelt zich heel sterk betrokken bij de gemeenschap waarin hij leefde. De familiebanden waren dus heel belangrijk. De verhouding tussen de mens en de goden had een heel praktisch karakter. Een god was een soort bondgenoot. Erediensten en offers waren de belangrijkste gebeurtenissen en dan kwam de hele stam bij elkaar in een tempel of andere vaste plek. De twee belangrijkste goden waren Odin en Thor. De Kelten: Net als bij de Germanen waren de Keltische godenoveral aanwezig. De belangrijkste feestdagen hielden verband met de vruchtbaarheidcyclus van vee en gewas.. Water werd beschouwd als de bron van het leven. Oude geschiedenis (50 voor Christus- 500 na Christus): In West Europa is het prehistorische tijdvak verdwenen, want vanaf dit tijdstip zijn de eerste geschreven berichten. Een groot deel van West Europa was goed georganiseerd en welvarend. De Griekse en Romeins goden verhalen hebben veel invloed op de kunst en cultuur van de westerse wereld. De Griekse waren leermeesters van de Romeinen. Het aantal goden was groot. Twaalf goden onderaanvoering van Zeus, vormden de hoogste raad. Acht goden werden beschouwd als de minderen. Alle twintig goden bewoonden de Olympus. We hebben nog steeds kerkelijke erediensten die er twintig eeuwen geleden ook al waren, maar dan enig sinds aangepast. Vroege middeleeuwen (500-1100): De historische periode van de middeleeuwen begint met een ineenstorting van het Eest- Romeinse Rijk. Doordat het leger verzwakte ontstonden er barsten en scheuren in het Romeinse imperium. Een hele reeks volksverhuizingen maakte een eind aan het Romeinse keizerrijk. In deze periode ontwikkelde een agrarische samenleving. West Europa raakte verdeeld in vele staatjes.De katholieke kerk beheerste in feite volledig het leven en denken van alle middeleeuwers. Kunst: De geboorte van de kunst word gevormd door de prehistorische grotschilderingen en ingekraste afbeeldingen die circa twintigduizend jaar oud zijn. Het christendom bouwden kerken en kloosters. De Romeinen hadden basiliek die van binnen licht en helder waren, te vergelijken met vroegere klassieke tempels. De Germanen en de Kelten brachten gebruiksvoorwerpen mee. Die waren vaak versierd met planten- en dierenmotieven, uitgevoerd in hout, metaal of ivoor. Dit werd ook op grafstenen toegepast. Deze verschillende invloeden hebben geleid tot het decoratieve karakter van de vroegmiddeleeuwse kunst in de elfde en twaalfde eeuw. In de negende eeuw werd het letterschrift gestandaardiseerd. Dit heeft de zogenaamde Karolingische minuskel opgeleverd. Literatuur: Mondelinge literatuur: Gebed, lied en imitatiespel moeten een belangrijke rol hebben gespeeld in de tijd van Germanen en Kelten. In deze tijd werden de verhalen mondeling verteld. Eeuwen na eeuwen totdat ze werden opgeschreven. De verhalen veranderen voortdurend. Germaanse literatuur: In Midden Europa is niets van de Germaanse tekstmateriaal bewaard gebleven. De Germaanse literatuur werd geschreven in dichtvorm. Kenmerk van het vers was de alliteratie (stafrijm). Dit zijn de aanvangsklanken van sommige beklemtoond woorden waren hetzelfde. Keltische literatuur: In deze tijd waren er verhalen rondom de held Beowulf. Beowulf was een natuurlijk mens die vocht met draken en andere monsters. Het eerste verhaal dat opgeschreven is over Beowulf is een gedicht van meer dan drieduizend versregels in een tiende- eeuw manuscript, maar ze zijn rond 700 ontstaan. Grieks- Romeinse literatuur: De Romeinse beschaving heeft voor de grote invloed op de literatuur gezorgd. Met grote heldengedichten Ilias en Odyssee begint de Griekse literatuur. Die opgeschreven zijn door de Griek Homerus rond 1800. Vroegmiddeleeuwse literatuur: De kloosters waren het middelpunt van de beschaving, wetenschap, kunst en letterkunde. Een deel van de Romeinse beschaving was bewaard gebleven in de bibliotheken van de abdijen. Alleen de geestelijke hielden zich bezig met de literatuur. Het meest invloedrijke boek is de bijbel. Hfdst 2 De late Middeleeuwen (circa 1100-1500) Tijdsbeeld: De late Middeleeuwen was een rustige periode waarin de ambachten en de handel een bloei doormaakten. De zogenaamde middeleeuwse standen waarin in theorie ingedeeld in drie standen, maar in de praktijk waren het er maar twee. De burgerij ging vanaf de dertiende eeuw een belangrijke rol spelen. In de Middeleeuwen waren de mensen niet oud ze stierven door allerlei ziektes, want er was bijna geen medische kennis. De builenpest en zwarte dood waren een van de ergste rampen. Er zijn ook veel mensen omgekomen bij de kerkelijke tochten die er waren om het oosten te beschermen tegen de Islam. Kunst: Middeleeuwse kunst was gemeenschapkunst. Veel van die kunst is anoniem. De laatmiddeleeuwse kunst is sterk beïnvloed door het christelijke geloof. Op veel schilderijen is de macht van de dood afgebeeld. In het algemeen was middeleeuwse kunst symbolisch: elk detail kon een bepaalde betekenis hebben. De Vlaamse ‘primitieven’ hebben veel invloed gehad op de schilderkunst. Er was voor het eerst sprake van diepte en ruimte, driedimensionale figuren en van een echte compositie. Bouwkunst: In de 11e en 12e eeuw ontwikkelde zich de Romaanse bouwkunst. In de 13e eeuw ontwikkelde zich de gotische bouwkunst. Muziek: Naast godsdienstige muziek bestonden er ook volksdansen van oude, heidense oorsprong. De volksliederen werden voorgedragen door rondtrekkende muziekanten. Het kunstlied kwam in ontwikkeling. Ze werden geschreven en gecomponeerd door troubadours, trouvères en minnesänger. Literatuur: In de vroegere tijd was het niet mogelijk om kritiek te leveren. Het werd opgeschreven in fabels en sprookjes zonder namen te gebruiken. Van alles wat is geschreven, bezitten we slechts een klein deel. In de Middeleeuwen waren er niet veel boeken in omloop, omdat het te duur was. Ze werden met de hand geschreven op perkament en versierd met kleuren en tekeningen. In de 14e en 15e eeuw werden literaire teksten voorgedragen in de volkstaal in het hof. De uitvinding van de boekdrukkunst heeft vooral na 1550 de boekenmarkt verruimd. Dat is het begin van de Renaissance. Proza: Een van de oudste handgeschreven verhalen zijn de middeleeuwse ridderromans. Het waren lange, in volkstaal geschreven verhalen over de adel. Deze verhalen werden geschreven op rijm zodat ze makkelijk te onthouden zijn. Karelromans worden ook wel voorhoofse ridderromans genoemd. Arthurromans worden ook wel hoofse ridderromans genoemd. Karelromans: Karel de Grote staat centraal. Ze verhalen over moed en de felle strijdlust van edele ridders, die tot voorbeeld en lering moesten strekken. De verhalen werden vaak gepresenteerd als waargebeurde verhalen, maar soms als sprookje. Persoonlijke moed, lichaamskracht en het recht van de sterkste zijn telkens de terugkerende verhalen. Edele vrouwen zijn onbelangrijk. Arthurromans: Ze hebben een milder en romantischer karakter dan Karelromans. Hoofse romans schilderen geen werkelijke toestand en plaatst het verhaal evenmin in een bestaande omgeving. Koning Arthur is daar een voorbeeld van. De verhalen over Arthur gaan terug op Keltische en Bretonse verhalen. Chértien de Troyes schreef het eerst Arthurroman. Poëzie: De hoofse poëzie is ontstaan in Zuid- Frankrijk. Kenmerkend voor de hoofse poëzie is de liefde die niet beantwoord wordt of kan worden. Later werden dames een gewaardeerde eigenschap. Tijdens de kruistochten had men vernomen andere, verfijndere levensvormen. Toneel: Het middeleeuwse toneel vormde een bonte mengeling van religieuze spelen, hoofse toneelstukken en kluchten. Toneel werd toen ook verboden het zou een slechte invloed op de kerk hebben. In de vroege middeleeuwen gaf de kerk zelf juist een extra impuls aan het toneel. De eerste rollen werden vertolk door priesters. Later werd er ook steeds meer toneel gespeeld buiten de kerk. Zo is het religieuze toneel ontstaan dat in de Middeleeuwen een belangrijke plaats heeft ingenomen. Uit deze tijd komen vooral mirakelspelen en mysteriespelen.
Hfdst 3 Renaissance en Barok (circa 1500-1700) Tijdsbeeld: In de Renaissance wilde de mensen de Griekse en Romeinse cultuur opnieuw terug brengen. Hierdoor kwam de moderne mens: humanist, een actief levend mens die intensief met de cultuur bezig was. De nieuwe renaissancekunst en humanisme ontwikkelden zich in de 14e eeuw in Noord Italië. Op de leiders van de kerk werd steeds meer kritiek geleverd. Ze hadden namelijk een rijk leven. Luther zorgde ervoor dat de mensen de Bijbel zelf konden lezen en uitleggen en daardoor kreeg hij veel aanhang. Calvijn is de andere belangrijke hervormer. De renaissance is de periode van Reformatie, godsdiensthervorming. Kunst: De kunst had een veel individueler karakter dan de middeleeuwse kunst. Uit de klassieke literatuur werden de gedachte dat kunst en poëzie het hoogste was waaraan een mens zich kan wijden. In de beeldhouwkunst werden naar klassiek voorbeeld mooie, goedgevormde mensen levensgroot in marmer afgebeeld. Er werd veel nadruk gelegd op de anatomie. In de schilderkunst werd de mens ook centraal gesteld. Kunst en techniek waren nauw met elkaar verbonden. Onder invloed van de godsdienststrijd werd de protestantse kunst soberder. Ze verboden de heiligenbeelden. In de 17e eeuw wilden de heersers hun macht illustreren met uiterlijk vertoon, Barok. De Barok is de stijl van de Katholieken. De Barok- schilderkunst kenmerkt zich door de sterke licht- & schaduwcontrasten. Vanaf de 14e eeuw ontwikkelde zich naast de kerkelijke muziek de wereldmuziek. Men streefde naar uitdrukkingsmiddelen die groots en indrukwekkend waren. In Zuidelijk Europa ontstond de opera. In Frankrijk kwam er ballet. In Noord Europa ontwikkelde zich vooral de godsdienstige orgelmuziek. Literatuur: De literatuur van de Renaissance had een individueler karakter dan die van de Middeleeuwen. Ook in de literatuur werden de Grieken en de Romeinen als voorbeeld gebruikt. Schrijven raakte uit de mode. In de 17e eeuw ontstonden nieuwe helden. Hier werd wel over geschreven, maar in reisverhalen. Het waren mensen die eropuit trokken. De inspiratiebron van de poëzie is terug te vinden in Italië. Door dichter Petrarca kreeg het liefdesgevoel een andere vorm. De nieuwste vorm was het sonnet. Typerend zijn de gelegenheidsgedichten. Bij echte schrijvers kon je spreken van Poëzie in toneelvorm. De toneelschrijvers sloten zich aan bij de klassieke toneelvormen van de Grieken en Romeinen: tragedie en komedie. Hfdst 4 18e eeuw Tijdsbeeld: De 18e eeuw was een tijd van modernisering. De ontwikkelingen in worden samengevat in de Verlichting deze vormde een voorloper van het moderne levensgevoel. Tijdens de verlichting beschouwden de mensen in West-Europa de wereld als een keurig geordend geheel, dat door vaste natuurwetten werd geregeld. De 18e eeuw noemde men de eeuw van de verlichting, de eeuw van het geloof in de vooruitgang. Het geloof verloor een deel van zijn invloed en het gezonde verstand kreeg invloed, alles moest en kon uitgelegd worden, rationalisme. Men onderzocht alles met de rede, nam dus geen genoeg meer met klassieke waarheden en de Bijbel. De Verlichting heeft geleid tot nieuwe inzichten over de opvoeding, vooral onder invloed van de Franse denker Rousseau. Hij bedacht dat de mens van nature goed is, maar bedorven wordt door de maatschappij. Daarom moesten kinderen zo lang mogelijk kind blijven en zo vrij mogelijk gelaten worden. Dan zouden ze zich vanzelf ontwikkelen tot goede mensen. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Verlichte filosofen: Montesquieu en Rousseau vonden dat de macht verdeeld moest worden, dus geen absolute macht voor de koning. Verlichte ideeën zoals afschaffing van slavernij en lijfstraffen; de wens om belangrijke hervormingen door te voeren door opvoeding en beter onderwijs. Zij hebben enorme invloed gehad op de westerse geschiedenis. Sociale verhoudingen. De rijke bovenlaag, rijke zakenlieden en de adel, waren een gesloten groep voor de gewone man. Maar ze hadden wel een groot sociaal gevoel voor de armen. Halverwege de 18e eeuw keerde het tij. De welvaart steeg niet langer. Landarbeiders gingen op zoek naar werk, gevolg krottenwijken in de stad met sociale wantoestanden en armoede. De lagere klasse werd uitgebuit. Het verzet tegen de regering begon in 1789 met de Franse revolutie. Waarbij de volksmassa vocht voor de democratische beginselen. De 18e eeuw wordt de pruikentijd genoemd, omdat het toen in deftige kringen de gewoonte was om pruiken te dragen, ook voor mannen. Mannen gebruikten veel make-up, hulden zich in modieuze kleding die was afgezet met kant, gouddraad, gespen en strikken, droegen zijden kousen en schoenen met hoge hakken. Vrouwen hadden een erg hoog opgemaakt kapsel, een slank bovenlijfje met een diep decolleté en droegen een hoepelrok (crinoline). Kunst: De kunst moest de orde en redelijkheid van de schepping weerspiegelen, er waren daarom strenge regels voor de vorm en inhoud van kunst. De verzamelterm is: Burgerlijk realisme. Eenvoud, symmetrie, helderheid en regelmaat. Bouwkunst in de 18e eeuw had 2 stijlen: - Rococo. - Neoclassicisme. De rococostijl was sierlijk en licht, de neoklassieke bouwkunst baseerde zich op de klassieke oudheid: pilaren, koepels, bogen, timpanen. Muziek: vanaf 1725 kwamen er muziekvoorstelling voor de burgerij. 3 Geniale 18 eeuwse componisten waren: Beethoven, Haydn, Mozart. Beethoven was de eerst grote componist die afzag van de muziek regels. De opera werd vernieuwd doordat het verhaal meer nadruk kreeg. Het menuet, een das met langzame, afgemeten statige bewegingen, is de meest geliefde dans in deze periode. Vroege romantiek en sentimentalisme
Literatuur: Er waren veel dichtgenootschappen in de 18e eeuw, men dacht dat iedereen het kon leren, maar er kwam weinig talent uit voort. Er was wel veel nieuws op het gebied van proza. De literatuur was vooral opvoedend. Er kwamen spectatoriale geschriften, dit was de voorloper van de krant, er stonden verhalen in over het dagelijkse leven die voor de toeschouwer goed te begrijpen waren. Romans: de meeste romans werden geschreven in briefvorm. Imaginaire reisverhalen, Robinsonades, avonturenromans met verzonnen avonturenverhalen, zoals Robinson Crusoë Hfdst 5 19e eeuw Tijdsbeeld: De 18de eeuwse Verlichting en 19de eeuwse romantiek hebben tot het moderne levensgevoel van de 20ste eeuw geleid. 19de eeuw sterke bevolkingstoename door hygiëne, voeding, vaccins, ziektebestrijding, techniek, betere oogsten. Industriële revolutie: overgang van handwerk naar productieproces met machines, in Engeland rond 1760. Minder werk op ’t platteland arbeiders vertrokken naar de steden en gingen in de fabrieken werken. De bourgeoisie: fabrikanten en kooplieden, nam een opvoedende houding aan, anders zou de volksmassa maar al te graag aan de revolutie meedoen. Bevolking: bovenlaag bourgeoisie, middenlaag winkeliers ambachtlieden en zelfstandige boeren, onderlaag arbeiders. Gezin en huwelijk. Rolverdeling van man en vrouw, de vrouw werkte alleen door de grote armoede. Tweede helft van de 19e eeuw werd Victoriaanse tijd genoemd omdat het Victoria van GB regeerde in die tijd. In die tijd golden er duidelijke regels: over seks praten was taboe, preutsheid. Dat leidde tot verboden ontwikkeling van pornografie. Liberalisme. Door de revoluties van 1848 namen Europese landen een liberale grondwet aan, volgens de ideeën van de Verlichting en de Franse revolutie. Gelijkheid, vrijheid van meningsuiting, onderwijs en geloof. Alleen werden die regels niet in de praktijk nageleefd. De arbeiders werden uitgebuit door het vrije economisch liberalisme. Totdat er vakbonden ontstonden. In 1861 richtte Karl Marx een arbeidersbeweging op. Het communisme en socialisme ontstond. Het kiesrecht werd uitgebreid -> meer partijen. Socialistische partijen zorgden voor betere sociale wetgeving. Wetenschap. Er werd veel uitgevonden: trein in1819, in1863 metro, de fiets werd in ’t begin van de eeuw uitgevonden. Aan ’t eind van de eeuw kwam de automobiel op de weg, in 1891 voerde Otto Linienthal een zweefvlucht uit. In Parijs ontwikkelde de broers Lumiere de eerste films, 1859 Darwin publiceerde zijn evolutieleer, Freud en Jung legden de basis van de psychologie, huizen kregen gas, licht, en stromend water. Kunst: Schilders putten hun inspiratie uit de revolutie, literatuur, verre landen en de natuur. Romantiek: een beweging in de beeldende kunst en de literatuur die zich afzette tegen de 18e eeuwse geloof en de deugden van het burgerleven. Weltschmerz = pessimistische lijden aan de wereld. Kunstenaars kwamen in opstand tegen van alles, tegen de maatschappij, kerk en God, onderdrukking, of vlucht uit de werkelijkheid. Romantiek: droom, natuur, fantasie, vlucht naar vreemde culturen of verleden. Twee belangrijke kunstrichtingen: het impressionisme en het symbolisme. Impressionist: legt de indruk vast van iets(een landshap, een mens, een stadsbeeld) op een bepaald moment. Maar het is wel een persoonlijke indruk (ervaring) van de werkelijkheid. Spontaan, daarbij gelet op het licht. Kleur erg belangrijk. Symbolist: ging uit van de directe waarneming. Achter de voorstelling gaat een innerlijke wereld schuil. Deze kunst vond haar uitdrukkingsmiddel in symbool. Hier werd verdiept in oosterse religies, occultisme& satanisme. Fotografie begon de uitvinding(1826) ook als kunstvorm bekendheid te krijgen. Bron van inspiratie voor de bouwkunst was de Middeleeuwen en de neoklassieke stijl uit de eeuw ervoor –18e eeuw-. Zo waren er verrassende vormen, spitse torens en verticale lijnen. Veel oude bouwstijlen werden gecombineerd. Veel neostijlen: neoclassisme, neobarok, neogotiek. Qua bouwkunst wordt de 19e eeuw nu vrijwel de eeuw de lelijkheid genoemd. Literatuur: Spannend, meeslepend. Eerste helft 19e eeuw lezen&schrijven alleen voor de gegoede burgerij. Boeken erg duur. Lezers waren verzameld in leesgezelschappen, en kochten gezamenlijk een boek. Tweede helft 19e eeuw analfabetisme steeds meer teruggelopen, lezen was nu voor bredere laag bevolking. Niet meer zo duur: papierproductie gemechaniseerd&dure lompenpapier werd houtpapier. Uitgevers zorgden voor veel verschillende boeken voor verschillende klassen. Feuilletons (romans in aflevering) & uitleenboeken steeds populairder. Het beroep van schrijver werd door deze leesuitbreiding financieel interessanter. Boeken ook meer gericht op leesbehoeften gewone man, daardoor ontstond de beweging romantiek (eerste stroming rond deze tijd) Eerste romantici: kunstenaars die zich verzette tegen de rationeel geordende maatschappij. Ze wilden een grote inruimen voor gevoel, verbeelding, godsdienst. Belangrijkste kanmerken v/d literaire romantiek: verzet, humor, liefde voor natuur, belangstelling voor het verleden, aandacht voor droom en fantasie. Aanvankelijk veel tegenstand tegen romantiek: ze wenste meer evenwicht tussen verstand en gevoel. Ze wilden beschrijvingen van het alledaagse leven in het teken van deugdzaamheid en godsdienst, waarin elk mens zijn plaats heeft die door God is aangewezen. Literaire almanakken waren erg geliefd. Hierdoor spreekt men ook wel van burgerlijk realisme&biedermeiertijd: een tijd voor tevredenheid&gemoedelijkheid (tweede stroming). De jeugdliteratuur was ook geboren. In deze periode erg veel verhalende literatuur geschreven door de romantische beweging. Dit als voorloper op de moderne, psychologische romans. Historische roman is typische romantische verhaalvorm. Veel schrijven zochten toevlucht tot t verleden, door hun onvrede met de maatschappij, deze was ongecompliceerd en kon gemakkelijk geïdealiseerd worden. Poëzie bleef belangrijke rol vervullen, bijv. dichters bij officiële gelegenheden. Door Charles Baudelaire werd poëzie weer een individuele gevoelszaak, wat sindsdien niet meer is verandert. Tegen eind van de 19e eeuw veranderde ook het toneel: de dichtvorm verdween, de dialogen waren voortaan in alledaags taalgebruik, onderwerpen werden weer realiteit (niet meer klassiek). Ook heeft deze vorm van toneel tot nu toe nog steeds stand gehouden. Hfdst 6 1900-1940 Tijdsbeeld: Aan het eind van de 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw werd de techniek van het arbeidsproces geleidelijk ingewikkelder en nam de vraag naar geschoolde arbeiders toe. Arbeiders die naar school gingen hadden dan betere arbeidsomstandigheden. Ontdekkingen in het begin van de 20e eeuw hebben de wereld veranderd: telegrafie, gemotoriseerde vliegtuigen, de relativiteitstheorie, moderne elektronica. Auto’s en telefoons werden populairder. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog drukte deze positieve ontwikkelingen bruut de kop in. In de jaren tussen de twee wereldoorlogen (1918-1939 het Interbellum) traden spanningen op tussen de verschillende landen. De economische grote crisis (1929) enorme werkloosheid en bittere armoede. Het fascisme dook op, velen zochten steun in het machtige leiderschap van de veelbelovende dictators Mussolini en Hitler. In 1939 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Kunst: Art nouveau: sierlijk gebogen lijnen, ontleend aan de planten- en dierenwereld. De nieuwe kunstopvatting werd vooral in Frankrijk, Nederland, België, Duitsland en Groot-Brittannië een succes. Expressionisme: een reactie op het impressionisme en symbolisme van het eind van de 19e eeuw. In het expressionisme (vanaf 1955) stond de persoonlijke uitdrukking van gevoelsmatige indrukken voorop. Het werd gekenmerkt door veel beweging, felle kleuren, gescheiden kleurvlakken en krachtige lijnen, en was bedoeld op emoties op te wekken.Kubisme, ging uit van kubusachtige hoekige vormen, alles werd meetkundig geordend. Dadaïsme: een antibeweging in de kunst. De dada is een willekeurig woord. Ze maakte vreemde collages van alledaagse artikelen en massaproducten. De beweging heeft niet lang bestaan. Na 1922 is ze verdwenen, maar haar invloed heeft nog lang doorgewerkt. De westerse wereld grondig verandert door het begrip Sachlichkeit: Dingen danken hun schoonheid in de eerste plaats aan hun doelmatigheid; strenge regels voor kunst. Strakke vormen en kleurpatronen waren het gevolg. De bouwkunst werd gekenmerkt door zakelijkheid en functionaliteit. Bauhaus: Sachlichkeit -> dingen danken hun schoonheid aan hun doelmatigheid. Strakke regels in schilderkunst Strakke geometrische vormen en kleurpatronen waren het gevolg. Surrealisme: boven de werkelijkheid. Het verstand is te beperkt om de werkelijkheid te beleven en te verklaren. Film: in 1927 geluidsfilms, in 1930 begon een enorme stroom films op gang te komen, vooral uit GB en VS. Muziek: werd abstracter maar moest het afleggen tegen absolute muziek (muziek die geen verhaal vertelt). Atonale muziek (niet in een bepaald toonaard gecomponeerd) werd ook voor het eerst geschreven. Rond 1900 ontstond er een interculturele muziek, een vermenging van ritme en melodie In de lichte muziek overheersten de danswijsjes. Het begin van de populaire muziek ontstond toen de grammofoonplaat ter ontwikkeling kwam. Literatuur: Modernisme is een verzamelnaam voor vernieuwingsbewegingen in de cultuur en literatuur. Het literaire expressionisme: het doordringen tot het wezen, de essentie van de dingen en richten zich op het geen achter dat achter de werkelijkheid verborgen lag. Het binnenste van de verhaalfiguren kwam centraal te staan. Kenmerken: Abstracte beelden en gevoelens in krachtig, kleurrijk taalgebruik. Universele onderwerpen. Nieuwe woorden met een heel directe zeggingskracht. Emotie. Het vrije vers (het ritme in het gedicht nam de rol over van de uiterlijke vormkenmerken. Er werd veel geëxperimenteerd met nieuwe vormen. Het literaire dadaïsme: grote vrijheid waarmee werd omgesprongen met teksten, met zinnen, woorden en letters. Het literaire surrealisme: het onderbewustzijn vervullen. De beeldspraak is associatief. De lezer moet zich mee laten voeren door de beeldstroom. Nieuwe zakelijkheid in de literatuur: reactie op de emotionaliteit en grilligheid van het expressionisme kenmerkte de nieuwe zakelijkheid zich door een sobere en strakke manier van schrijven. Hfdst 7 1940-1960 Tijdsbeeld: De afschuwelijke herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog vormden het fundament van het existentialisme, een filosofische stroming die vanuit Frankrijk invloed heeft uitgeoefend in heel Europa. Volgens de existentialisten is de mens als slachtoffer geplaatst in een chaotische wereld waarom hij niet gevraagd heeft. Maar hij is wel vrij, hij is persoonlijk verantwoordelijk en kan zijn eigen lot bepalen. Hij moet zich verenigen met de andere slachtoffers en vechten tegen de chaos in de wereld en moet zich vooral niet laten leiden door politieke denkbeelden of door godsdienst. In deze tijd was ook in Nederland sprake van het optimistische geloof in American Dream: wie wilde, kon opklimmen. Het gemiddelde inkomen van de gehele bevolking vertoonde een stijgende lijn. Door de toenemende mechanisering en automatisering kon rond 1960 een kortere werkweek worden ingevoerd. Confectiekleding werd een kenmerk van de geïndustrialiseerde samenleving. Kunst: Het existentialisme heeft geleid tot een verenigde kunst waarin stelling werd genomen tegen sociale en politieke wantoestanden, maar ook tot absurde kunst waarin de mens hulpeloos gevangen is tussen vrijheid en onderwerping. Design: De industriële vormgeving kwam op gang. (het ontwerpen van gebruiksvoorwerpen met het oog op massaproductie). Colorfield painting: Schilderijen werden kleurvelden van gigantisch formaat, zonder voorstelling. De action painters stelden de actie van de ‘hele mens’ bij het schilderen voorop: ze besprenkelden en bespatten hun doeken met verf, terwijl ze voor hun werkstukken op en neer sprongen. Popart: een kunstbeweging die is opgekomen in de jaren vijftig in de VS en Engeland en die haar inspiratie vooral ontleende aan de consumptiemaatschappij en de populaire cultuur. Kenmerkend waren de collages, samengesteld uit tijdschriften en reclamefolders. De achtergrond werd gevormd door interieurs. Op(tical) Art, heeft te maken met gezichtsbedrog. Cobra: een internationale kunstbeweging. Het wilde een nieuwe kunst creëren in een nieuwe samenleving. De oprichters hoopten dat er puinhopen van de oorlog een spontane en experimentele kunst zou ontstaan. Het liet zich inspireren door de kindertekening, de volkskunst en de ‘onbedorven’ primitieve kunst en de natuur. Literatuur: Door de tweede wereldoorlog was het failliet van de Europese beschaving binnen 25 jaar een feit. De bezetters maakten snel een einde aan de vrije meningsuiting. In de bezette gebieden werden de kranten onder censuur geplaatst. Anti-Duitse literatuur werd uit de bibliotheken en winkels verwijderd. Verzet- en oorlogsliteratuur: er werd fel gereageerd op de Duitse bezetters. Literatuur in vlugschriften die van hand tot hand gingen, later gebundeld in bloemlezingen. In de jaren na 1945 is een grote stroom oorlogsliteratuur verschenen over collaboratie, verzet en jodenvervolging. Bekentenisromans: Boeken waarin de schrijver zijn persoonlijke leven blootlegt en zijn privé opvattingen tentoonspreidt. Geen opwekkend wereldbeeld. Thema’s die veel terugkomen zijn: mensen zijn vervreemd van elkaar en staan alleen; mensen worden door egoïsme gedreven en niet door naastenliefde, idealen ontbreken; de beschaving is een laagje vernis over een brouwsel van primitieve driften en hartstochten, nadruk op lichamelijkheid.
Hfdst 8 1960-1980 Tijdsbeeld: Men zette zich af tegen het patroon van luxebestedingen en tegen de energieverslindende en alleen op groei gerichte economie. Jongeren pleitten voor een radicale tegencultuur. Zij wilden zich afzetten tegen de als burgerlijk bestempelde samenleving van hun ouders. Ze hadden geen boodschap meer aan de autoriteit van de gezagsdragers. Ze hadden ook een afkeer van de groeiende wapenwedloop die het gevolg had van de Koude Oorlog tussen de grootmachten Amerika en Rusland. Hoogtepunten in de tweede helft van de jaren zestig waren: de demonstraties tegen de Amerikaanse inmenging in de Vietnam oorlog, de studentenacties voor democratisering van de universiteiten, de roep om vrijheid in de muziek. Jaren ’60 waren woelige jaren met een romantische doorbraak van de jeugd met rock ’n roll, flowerpower, drugs en oosterse mystiek. Met hippies die de commune als ideale leefvorm zagen. De jaren ook van de seksuele revolutie en de vrouwenemancipatie. De jaren zeventig: De zorg van een goed inkomen en een behoorlijke baan kregen al snel weer de overhand. De techniek ging in het dagelijks leven beheersen. Het rapport, van wetenschappers ‘Grenzen aan de groei’ (de wereld heeft niet lang meer te gaan), schokte de wereld en de oliecrisis die niet lang daarna volgde, wreef de onheilspellende boodschap er nog eens extra in. Kunst: Hyperrealisme: Met fotografische precisie maakte men schilderijen en beelden en koos men als onderwerpen alledaagse dingen of gebeurtenissen. Die onderwerpen werden objectief weergegeven, als een camera, zonder gevoelsinhoud. Environments: de omgeving wordt als kunst beschouwd. Het zijn kunstwerken die een gehele ruimte omvatten. Wie de ruimte ingaat, treedt in het kunstwerk. Architectuur: men keerde terug naar klassieke vormen als zuilen en bogen. Ook was in de jaren zeventig de art-nouveau vormgeving uit het begin van de twintigste eeuw weer in trek. Land Art: kunstenaars brachten veranderingen aan in een bepaald landschap, de veranderingen werd op film vastgelegd. Minimal Art (minimalisme): eenvoudige geometrische vormen, meestal fabrieksmatig vervaardigd uit industriële materialen. Kinetische kunst: uit verzet tegen de macht van de machine
Fotografie: fotograven zochten buitengewone visuele effecten door het gebruik van speciale lenzen en filters. Na 1970 werden de resultaten nog opzienbarender door het toepassen van speciale druktechnieken. Literatuur: Het omvergooien van heilige huisjes, het streven naar een individuele en intense manier van leven, het afwijzen van gevestigde waarden en normen: dat alles is terug te vinden in de literatuur van de jaren zestig en de periode daarna. Er kwam steeds meer aandacht voor de dagelijkse werkelijkheid. De realistische en psychologische roman werden de meest voorkomende genres. Schrijvers en lezers: de literatuur werd democratischer: niet meer uitsluitend afgestemd op een geletterd publiek, maar leesbaar voor iedereen en in de meeste gevallen in de taal van de gewone mensen. De literaire markt groeide door een belangrijk verschil in de wijze waarop boeken getoond werden. Beat poets: de teksten verzetten zich tegen de oudere generatie en gaven de visie op de toekomst. Hfdst 9 de periode na 1980 Tijdsbeeld: Geavanceerde wetenschap en technische ontwikkelingen gingen in de jaren tachtig fungeren. Er was ook een economische terugval, die leidde tot een toename van de werkloosheid. De strijdbijl tegen de gevestigde macht werd opnieuw opgegeven, er ontstonden massale demonstraties van een breed publiek tegen kernenergie. De periode 1990-2000 heeft nog geen eigen naam. Misschien iets met internet. In onze tijd is er sprake van twee soorten revolutie die zich nog voortdurend aan het ontwikkelen zijn: de industriële kennisrevolutie en de politieke inspanningen van vorige generaties. We gaan opnieuw te maken krijgen met een klassenmaatschappij waarin het al dan niet hebben van werk criterium gaat worden voor het onderscheid tussen de happy few en de massa, waarin het verschil tussen arm en rijk weer groot wordt, en waarin het verschil tussen jong en oud gaat zorgen voor steeds grotere tegenstellingen. Kunst: In de jaren tachtig zochten veel kunstenaars zich een weg door vele mogelijke moderne alternatieven die in de afgelopen dertig jaar zijn ontwikkeld, echter zonder tot een definitieve, gezamenlijke keuze te komen. Er ontstonden steeds vrijere opvattingen, met als gevolg een wildgroei van stijlen en stijlcombinaties: Post moderne kunst. Fotografie, film en video: een media waarmee behalve massaproductie ook avant-gardekunst gemaakt kan worden. Renaissance van de klassieken: de oudheid is weer in! Nostalgie jaren 60 en 70 komen weer in. Postmodernisme: van de rijke en grillige verzameling kunststijlen die in de jaren tachtig als verzamelnaam postmoderne kunst kreeg is tot op heden nog geen stijl uitgegroeid tot een belangrijke stroming die het gezicht van de beeldende kunst zal veranderen
Literatuur: Het leven is inmiddels ook voor het grote West Europese publiek ondenkbaar zonder het gedrukte woord. Overal zijn bibliotheken en boekwinkels. Multimedia is het sleutelwoord: digitale en optische informatiedragers worden net zo belangrijk als boeken. Postmodernisme: een keuze uit verschillende stijlen en stijlcombinaties en het gebruik maken van elementen uit andere disciplines zoals film, muziek en televisie. Leescultuur en kijkcultuur: impulsieve groei van de massamedia, met name film en televisie. Naast leescultuur is er een kijkcultuur ontstaan. De toekomst zal leren of we evenveel blijven lezen als voorheen. Literatuur als handelswaar: Voor 1970 kreeg een deputerende schrijver vrijwel geen kans op de markt en bij de pers. Tegenwoordig lijkt het omgekeerde het geval te zijn. De behoefte van media aan nieuwe gezichten en stemmen heeft geleid tot een sterke verandering bij het introduceren van nieuw talent. Literaire succesboeken en ‘ontdekkingen’ worden even snel vergeten als dat ze geïntroduceerd zijn. Ook literatuur wordt tegenwoordig steeds meer als handelswaar behandeld; het is een vast onderdeel van de massamedia geworden, waarin de bestseller oppermachtig is. Wereldschrijvers: In de culturele smeltkroes van de moderne Europese samenleving neemt de categorie multiculturele ‘wereldschrijvers’ toe, die niet zozeer aan een bepaald land zijn verbonden. Het lijkt erop dat het ‘eurocentrisme’ in West-Europese literatuur zijn langste tijd heeft gehad. Proza: in de jaren tachtig; van een verlaagd proza waarin een subtiel spel gespeeld wordt met een verbeelding en werkelijkheid naar het zier realistische, makkelijk leesbare verhaal. Poëzie: het taalgebruik is helder, eenvoudig, zoals ‘gewone’ taal. Daarnaast is er en romantische neiging waar te nemen. Het fenomeen van de openbare declamatie door de dichter zelf is gemeengoed geworden. Overal worden er poëziefestivals gehouden. Toneel: is slechts één van de mogelijkheden geworden voor kunstenaars om eigen ideeën over te dragen op het publiek. Het is waarschijnlijk vooral de ontmoeting met levende, concreet aanwezige acteurs, die toneel maakt tot een genre dat voort zal blijven leven.

REACTIES

J.

J.

uhmmm.... er staan nogal een paar ernstige spellingsfouten in.

13 jaar geleden

M.

M.

Sorry, maar echt slecht!
Heel veel dingen overgeslagen, terwijl die ook heel belangrijk zijn!!!

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.