Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

1,2,5,6

Beoordeling 10
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1732 woorden
  • 16 januari 2016
  • 1 keer beoordeeld
Cijfer 10
1 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Nederlands – Eldorado Samenvatting

 

Hoofdstuk 1 – Wat is literatuur?

 

Alles wat we lezen -> lectuur

   

 

 

 

 

 

Schrijver heeft geheel/gedeeltelijk verzonnen om de lezer te vermaken.   

 

 

Zakelijke teksten:                                                    Fictionele teksten (= Literatuur):                                                               

Niet vermaken, maar                                             

feiten uitwisselen. (Bv: nieuwsbericht)

 

Literatuur -> verzamelterm voor alle soorten teksten in verhaal-, gedicht- of toneelvorm. Ze zijn verzonnen, maar verwijzen wel naar de werkelijkheid. De schrijver kan met de werkelijkheid doen wat hij wilt.

 

Encyclopedie: alleen maar feiten. Die feiten vormen de eerste werkelijkheid.

Schrijver van literatuur: tweede werkelijkheid. Hij gebruikt de eerste werkelijkheid met zijn eigen visie daarop. Als de schrijver niet persoonlijke opvattingen/ervaringen gebruikt of die van anderen, is er geen mogelijkheid tot identificatie. De lezer herkent dan niks. De derde werkelijkheid is de werkelijkheid die de lezer uit de tekst haalt. Je kleurt het beeld met eigen ervaringen.

 

Geëngageerde auteurs: leggen op een persoonlijke manier maatschappelijke problemen bloot. Ze willen ervoor zorgen dat je erover na gaat denken.

 

Amusementsschrijvers: leiden de schrijver af van de maatschappelijke problemen. Je hebt ook tussenvormen.

 

Wie teveel schrijft hoe het allemaal moet of gaat klagen over dingen die iedereen al weet, verliest zijn lezers. 

 

Literatuur = vorm van communicatie. Een schrijver (zender) communiceert d.m.v. tekst (medium) met de ontvanger (lezer)

 

De lezer neemt de tekst op vanuit zijn persoonlijke wereld. Hun werkelijkheid wordt gevormd door opvoeding, etc. witte plekken in de tekst zijn dingen die niet verteld worden. Je vormt een eigen beeld.

 

Schrijverstekst: het werk van de auteur die gekleurd is met zijn eigen, persoonlijke ervaringen en opvattingen.

Lezerstekst: persoonlijke opvatting over de tekst. Door de tekst worden er allerlei dingen opgeroepen.

 

Als je ergens een mening over hebt, moet je deze goed beargumenteren.

  1. Emotieve argumenten – je gevoel

    Vertellen welke gevoelens er opgeroepen worden bij de tekst.

    Vb: Het verhaal ontroert me en het is verschrikkelijk wat er gebeurt.

     

  2. Esthetische argumenten – mooi of lelijk?

    Vind je de tekst mooi/lelijk of origineel, anders, fris enzovoort?

    Vb: het gedicht gaat over dingen die iedereen al weet.

  3. Morele argumenten – het standpunt van de schrijver

    Vertel wat je vindt van het standpunt van de schrijver? Het verschil goed/kwaad. Inspireert de schrijver je om na te denken over het onderwerp?

    Vb:

  4. Realistische argumenten geloofwaardig of niet?

Is het realistisch of ongeloofwaardig?

  1. Structurele argumenten – de opbouw

    Wat vind je van de opbouw?

    Vb: de tekst is helder opgebouwd en de dichter heeft de dichttechniek gebruikt om de hoofdgedachte duidelijk over te brengen.

  2. Intentionele argumenten – de boodschap

    Wat vind je van de boodschap van de tekst? Is de bedoeling van de auteur duidelijk?

    Vb: er zijn al zoveel romans geschreven met deze onderwerpen.

  3. Stilistische argumenten – stijl en formulering

    Wat vind je van de stijl en formulering?

    Vb: geschreven met moeilijke dialogen en bevat lange, ingewikkelde zinnen.

Literatuur: is ontspannend en plezierig, maar is daarnaast voor jou ook van waarde.

literatuur: heeft alleen waarde voor ontspanning. Weinig diepgang en er blijft weinig van hangen.

Als een boek door grote groepen lezers wordt gewaardeerd, komt hij bij het cultuurbezit van een land. Ze komen op de lijst van de canon van de Literatuur. (‘classics’)

 

Recensenten gaan nieuwe boeken beoordelen. Dat doen ze via de punten:

  • Werking: de tekst laat de lezer iets meer te weten komen over zichzelf, de wereld, het bestaan. Door identificatie kan de lezer niet-vervulde wensen bevredigen.
  • Herkenbaarheid: herkenning -> begrijpt wat er staat.
  • Nieuws: nieuwe ervaringen, biedt kennis en verassende kijk op de werkelijkheid.
  • Kritische opstelling: de tekst stelt vooroordelen, stereotiepe opvatting en de heersende moraal aan de kaak.
  • Originaliteit: moet verassende, onvoorspelbare verhaalloop hebben
  • Eigen stijl: eigen herkenbare stijl. (structuur, onderwerpen)
  • Diepgravende: belangrijke levensvragen en de lezer kan er antwoord op geven.  

 

Hoofdstuk 2 – Stijl en beeldspraak

 

Stijl -> manier van schrijven, bijzonder taalgebruik.

Persoonlijke stijl -> karakteristieke manier van schrijven van één bepaalde schrijver.

Groepsstijl ->  karakteristieke manier van schrijven van een bepaalde groep schrijvers.

Verschillende stijlfiguren om een bepaald effect te bereiken:

Herhaling (repetitio)

Sommige woorden worden herhaald om nadruk te krijgen.

Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen.
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!

Altijd november, altijd regen.

 

Parallellisme

De zinnen verlopen op dezelfde manier.

Looft God in zijn heiligdom;

looft hem in het uitspansel zijner sterkte.

Looft hem vanwege zijn mogendheden;

 

Opsomming (enumeratie)

Feiten/meningen/namen/argumenten achter elkaar.

Twee, zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe.
Zij was eerst Miss Almelo, toen Miss Holland en uiteindelijk Miss World.

 

Climax en anticlimax

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Kracht opnemend en afnemend

Climax: Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.

Anticlimax:  Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.

 

Antithese (tegenstelling)

Tegenstellingen naast elkaar.

Color Reus, wast een berg en kost een beetje.

Op het feest was alles te doen voor groot en klein.

 

Paradox

Zet de lezer aan het denken. Lijkt of de schrijver zichzelf aanspreekt.

Als mensen zich voor alles interesseren, interesseren zij zich eigenlijk nergens voor.

 

Hyperbool

Sterk overdreven, grappig

Ik lach me dood om die grap!

Ik sta hier al eeuwen te wachten.

 

Understatement (‘overdrijving’)

(Ernstige) grote zaken minder groot (ernstig) maken.

‘’Wel een leuk optrekje’’ zei de dictator toen hij zijn nieuwe paleis voor het eerst bewonderde.

Beetje uit de hand gelopen: 120 doden.

 

Eufemisme

‘Harde’ uitdrukking wordt vervangen door een verzachtend woord.

Hoe is het met uw stoelgang?’, informeerde de dokter.

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.

 

Litotes (dubbele ontkenning)

Iets wordt sterk benadrukt door het tegenovergestelde te ontkennen.

Daar ben ik niet blij mee.
Dat is niet onwaarschijnlijk.
Dat vind ik geen verkeerd plan.

Retorische vraag

Mededeling in de vorm van een vraag.

"Wie wil later niet goed verdienen?"

"Hebben ze hier wel eens van op tijd rijden gehoord?"

‘’Dat begrijpt toch iedereen?’’

 

Chiasme (kruisstelling)

Twee bij elkaar horende zinnen zijn elkaars spiegelbeeld.

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,

En niet slapend denk ik aan de dood

 

Woordspeling

Twee woorden worden meestal één. De betekenissen worden gebruikt om een grappig effect te veroorzaken.

De duiker was diep gezonken;

Word bokser: meer kans op slagen (P. de Poorter);

Ik herken je niet, maar kan je wel thuis brengen (Kade Bruin);

Hij was dun van haar, zij dik van hem;

 

Ironie

Vriendelijke spot. Niet de bedoeling om iemand te kwetsen, vaak het tegenovergestelde van wat ze bedoelen.

'Je kletst me de oren van het hoofd', zei de leraar tegen het verlegen meisje.

Goh, precies op tijd.

 

Sarcasme

Kwetsend, beledigend. Bloed willen zien.

"Je moet vooral zó doorwerken, dan kom je er in ieder geval".

 

Cynisme

Meest harde, bijtende vorm van spot. Vorm van zelfverdediging.

"Eerst het goede nieuws: er zal een ziekte naar u genoemd worden."

 

Tautologie

Je zegt twee keer hetzelfde met verschillende woorden. De woorden betekenen ongeveer hetzelfde en behoren tot dezelfde woordsoort.

Dat weet hij wis en waarachtig wel.
Zij kenden daar heg noch steg.
Hij werd met veel pracht en praal begraven.

 

Pleonasme

Stijlfout, vanzelfsprekend kenmerk wordt vermeld. Eigenschap benadrukken.

De gele zonnebloemen maken de kamer veel gezelliger.
In deze witte sneeuw heb ik een zonnebril nodig.
De grijze mist maakt de straat nog troostelozer.

 

Tekststijlen

Twee hoofdstijlen: proza (verhaalvorm) of poëzie (gedichtvorm).

twee tekststijlen qua inhoud:

  • Epiek: verhalend, beschrijvend. Verhaal wordt verteld.
  • Lyriek: persoonlijke gevoelens worden uitgedrukt.
  • Dramatiek: in toneelvorm.
  • Didactiek: opvoedkundige bedoelingen.

 

Humoristische teksten

Werkt bevrijdend.

 

Satire

Mensen of toestanden bespotten waardoor de lezer moet lachen. (ironie en sarcasme).

 

Parodie

Een bekend literair werk wordt (spottend) nagebootst, vorm van satire.

 

Beeldspraak

Spreken in beelden.  

 

Vergelijking

Met als.

 

  • Het object is als het beeld:

                    Hij gedroeg zich als een dictator.

                    Hij lacht als een boer met kiespijn.

 

  • Een beeld van het object:

                    ’n juweel van een doelpunt.

                     Beesten van jongens.

 

  • Zonder voegwoord of voorzetsel

    De motor,  een grommend monster, bracht haar snel naar de top van de heuvel.

Metafoor

Alleen het beeld wordt genoemd.

Kijk de zon gaat onder, het meer staat in brand.
Dat schaap
heeft zich laten beetnemen.
Wat zit jij mistig
te kijken.

Personificatie

Beeldt een voorwerp uit als levend wezen.

Roken heeft mijn hart gestolen.
Soms lacht de toekomst je toe.

Synesthesie

Indrukken van twee verschillende zintuigen worden verbonden.

Warme tonen

Bittere kou

 

Metonymia

Een deel van het voorwerp wordt genoemd, bijvoorbeeld het materiaal.

Nederland won met 3-0.

We dronken nog een glaasje mee.

Heb jij een echte Rembrandt?

Heb jij een echte Rembrandt?

 

Onzorgvuldige beeldspraak

Soms gaat het te ver, het wordt belachelijk. -> bombast/retoriek.

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.