Hoofdstuk 5 Nova natuurkunde

1.1 & 1.2

Een kracht zelf kun je niet zien, maar….

Waaraan jij kunt zien dat een kracht werkt;

-Plastische vervorming (blijvend)

-Elastische vervorming (tijdelijk)

-Bewegingsverandering/snelheidsverandering

Het symbool waarmee wij een kracht aangeven is F (force). De eenheid die wij daarbij gebruiken is Newton (N).

Allerlei soorten krachten:

- Zwaartekracht – De kracht waarmee de aarde aan een voorwerp trekt.

- Spierkracht – De kracht die je spieren kunnen veroorzaken.

- Veerkracht – De kracht die door een veer geleverd wordt.

- Spankracht – De kracht die een touw moet weerstaan als je deze ‘spant’.

- Magnetische kracht – De kracht die door een magneet wordt uitgeoefend.

• Een magneet heeft twee kanten (polen); Een Noordpool & een Zuidpool.
• Twee dezelfde polen stoten elkaar af, maar ongelijke trekken elkaar aan.
• Een magneet trekt ook de metalen ijzer & nikkel aan.

Van een kracht kan je 3 dingen aangeven;

1. - Richting van de kracht
2. - Aangrijpingspunt van de kracht (op welk punt de kracht precies werkt)
3. - Grootte van de kracht

Een kracht tekenen;

• 1. Beginpunt (stip)
• 2. Richting bepalen, je bepaald welke kant de kracht op werkt.
• 3. Lengte bepalen (daarvoor staat er vaak een schaal bij).
• Pijl tekenen met pijlpunt.

Zwaartekracht tekenen;

• 1. Beginpunt zit in het zwaartepunt (midden van de massa)
• 2. Richting altijd naar beneden.
• 3. Grootte; Fz = M x G
• 4. Pijl met pijlpunt tekenen

Krachten die in dezelfde lijn liggen kun je;

• - Optellen wanneer ze dezelfde richting hebben.
• - Van elkaar af halen wanneer ze in de tegenovergestelde richting werken.

Nadat je van twee krachten één hebt gemaakt, heb je;

• - Een netto kracht (Fnetto)
• - Een Resulterende kracht of resultante (Fres)

Zwaartekracht op aarde kun je bereken met de formule

Fz =  M x 9,8                          

1.4

(kracht)Moment;

F x L = M

F = kracht in Newton (N)

L = Lengte tussen kracht en draaipunt in meter (M)

M = (kracht)moment in Newtonmeter (Nm)

Momentenwet;

F1 x L1 = F2 x L2     of     M1 = M2

F1 = Kracht aan kant 1 in Newton (N)

L1 = Lengte tussen kracht 1 en draaipunt in meter (M)

F2 = Kracht aan kant 2 in Newton (N)

L2 = Lengte tussen kracht 2 en draaipunt in meter (M)