- Lading en spanning:
Geladen voorwerp:
- Het voorwerp trekt andere voorwerpen aan
- Er kunnen vonkjes overspringen
Geladen als:
- Positief: het deeltje bezit meer positieve lading dan negatieve lading.
- Negatief: het deeltje bezit meer negatieve lading dan positieve lading.
- Neutraal: het deeltje bevat geen positieve of negatieve lading.
Elektronen: negatieve deeltjes die overspringen van het deeltje naar een ander voorwerp.
2.Elektrische stroom
Gesloten stroomkring: van de ene pool van de batterij naar de andere pool.
Serieschakeling: een schakeling zonder vertakkingen
Parallelschakeling: een schakeling met vertakkingen
Overbelasting: er zijn teveel apparaten op 1 groep aangesloten, de stroomsterkte is te groot.
3.Weerstand
Weerstand: hoeveel moeite een elektroon moet doen om door een draad heen te gaan.
Weerstand berekenen:
- Spanning(U)/stroomsterkte(I)=weerstand(R)
- U/I=R
Constantaan: legering van koper, nikkel en mangaan.
- De spanning over een constantaandraad en de stroomsterkte door die constantaandraad zijn recht evenredig.
4.Weerstanden in serie en parallel
Hoe groter de weerstand, hoe kleiner stroomsterkte
Hoe kleiner de weerstand, hoe groter de stroomsterkte
Weerstand parallelschakeling berekenen:
- 1/R=1/R+1/R+1/R
5.Vermogen
Vermogen berekenen:
- Vermogen(P)= spanning(U)*stroomsterkte(I)
- P= U*I
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden