Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 3

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 841 woorden
  • 5 augustus 2008
  • 230 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
230 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 3

1. fasen en fase-overgangen

Water komt voor als:
- vaste stof (ijs)
- vloeistof (vloeibaar water)
- gas (waterdamp)

Fasen: de die toestanden waarin je water (en veel andere stoffen) kunt tegenkomen.

Waterdamp: onzichtbare toestand.
Geen nevel die uit fijne druppeltjes bestaat: dat is vloeibare toestand van het water. Zoals de wolkjes die je uitblaast bij lage temperatuur.

Kristalstructuur: deze zeshoekige structuur is een kenmerk voor ijs.
Bijna elke vaste stof eigen kristal structuur.


Faseovergangen:
Faseovergangen water:

Soorten neerslag:
- regen
- sneeuw
- hagel
- dauw ( kleine waterdruppeltjes die in de lucht condenseert op koude voorwerpen)
- rijp (een laagje ijskristallen op een voorwerp onder de nul graden)
- ijzer (zeer koude regen die bevriest als het raakt, doorzichtig)

Natte kleren droge aan de waslijn: verdampen
Ruit van het lokaal beslaat: condenseren.
Vriesvak koelkast ontdooien: smelten
Gras ’s nachts vochtig van dauw: condenseren.
Benzine station: benzine verdampt. ( van vloeistof naar gas)
Aan tonen dat de lucht die je uitademt waterdamp bevat: tegen een koud voorwerp aan blazen. Dan beslaat het voorwerp. Beslaan: waterdamp dat condenseert tegen voorwerp.

2. thermometers

Thermometer: heb je nodig als je de temperatuur van de lucht precies wild bepalen.

Weerkundige: hebben een kastje 1,5 m boven de grond, lucht kan in en uit. Zo kan temperatuur betrouwbaar gemeten worden.
Vloeistofthermometer: gevuld met vloeistof, alcohol of kwik. Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof uit. De vloeistof stijgt dan in de buis omhoog. Temperatuur daalt, vloeistof krimpt. Buis is nauw zodat je het nauwkeurig af kunt lezen, bij kleine temperatuurverschillen zie je het al dalen en stijgen.

°C (graden Celsius): de schaalverdeling van een thermometer.

Afspraak over graden verdeling:
O°C= temperatuur van smeltend ijs.
100°C= temperatuur van kokend water.
De afstand ertussen wordt verdeeld in 100 streepje (graden)
Ook onder het nulpunt ( O °C) worden die zelfde streepje gezet.
Ook boven het honderdpunt ( 100 °C) worden die zelfde streepje neergezet.

Koortsthermometer: met kwik gevuld, loopt van 35°C tot 43°C. stijgbuis nauwer reservoir groter. Makkelijker aflezen. Door de vernauwing loopt het kwik niet gelijk terug als je iemand lichaam temperatuur hebt gemeten. Eerst moet je het ‘afslaan’ voordat het terug loopt in het reservoir.

Digitale koortsthermometer: hij werkt elektronisch. En het wordt aangegeven met cijfers. Andere voorbeelden van elektronische thermometers zijn: thermometer van een over, en die de temperatuur van een automotor aangeeft.


Bijna alle vloeistoffen: krimpen als de temperatuur daalt
Water: water krimpt als het kouder wordt, tot de temperatuur 4°C. als de temperatuur dan nog verder daalt, zet het water juist uit. Als het water bevriest (vanaf 0°C) zet het nog meer uit.
1 dm³ water -0°C- = 1,1 dm³ ijs. Volume (inhoud) neemt toe met 10%

0 °C = 32 °F
100 °C = 212 °F

3. kookpunt en smeltpunt
Temperatuur tussen 0°C - 100°C: verdampt water, dus er verdampt voortdurend water aan het wateroppervlak. Hoe hoger de temperatuur des te sneller het water verdampt.

Bellen met waterdamp in het water: dan kookt het water bijna, ze ontstaan bij de bodem en verdwijnen voordat ze het wateroppervlak hebben bereikt. Het geluid dat ontstaat wordt ook wel zingen genoemd.
Koken: de bellen bereiken het wateroppervlak en barsten uit elkaar. Water verdampt nu uit de hele vloeistof en niet alleen aan het wateroppervlak, temperatuur is 100°C.
Kookpunt: iedere stof heeft een kookpunt, het is een belangrijke stofeigenschap.

Vriespunt: bij 0°C van water

Smeltpunt: bij 0°C van ijs.

Antivries, keukenzout: als je dat aan het water toevoegt wordt het vriespunt lager. Dat vriest het niet meer bij 0°C maar bij een langere temperatuur. Hoe meer antivries hoe lager de temperatuur moet zijn.

Elke stof heeft een:
Smeltpunt (stolpunt) : het is een belangrijke stof eigenschap.

Verschil en overeenkomst tussen koken en verdampen:
Overeenkomst: er verdwijnt bij allebei voortdurend water in de vorm van waterdamp.
Verschil: bij koken verdampt er overal in de vloeistof water, bij verdampen ontstaat er alleen aan het water oppervlak waterdamp.

4. lucht

Lucht is een mengsel van een aantal gassen:
- stikstof: 78%
- Zuurstof: 21%, zonder zuurstof mensen en dieren niet leven. Vuur niet branden zonder zuurstof.
- koolstofdioxide: 0,03%, (CO2) planten hebben dat nodig om te groeien. Bubbeltjes in cola is ook koolstofdioxide.
Vacuüm: een luchtledige ruimte, met een luchtpomp. Een volmaakt vacuüm bestaat niet.a

Dampkring (atmosfeer) :een laag lucht rond de aarde. Daar buiten bevind zich een lege ruimte.

Hoe hoger je komt, hoe ijler de lucht wordt, (minder zuurstof)


5. luchtdruk

Luchtdruk: de lucht oefent een druk uit op alles wat zich op aarde bevindt.
Tegendruk: je merkt niets van luchtdruk omdat er een tegendruk is. Bijvoorbeeld als je een plastic zak opblaast, zorgt de lucht in de zak dat de luchtdruk hem niet in een drukt. Ook in je lichaam heerst een tegendruk, bijvoorbeeld in de hollen delen van je lichaam: longen, zodat je borstkast niet in elkaar gedrukt wordt, je longen zijn gevuld met lucht.

Barometer: kan je de luchtdruk mee meten
Metaalbarometer: een veel gebruikte barometer. Er zit een metalen doosje in waar de lucht grotendeels is uitgepompt. Boven en onderkant doosje dun en geribbeld.
Luchtdruk groter: doosje beetje in elkaar gedrukt.
Luchtdruk lager: doosje beetje uitzetten.
De beweging van het doosje wordt overgebracht op een wijzer die aangeeft hoe hoog of laag de luchtdruk is.

REACTIES

L.

L.

Goede samenvatting! Alleen jammer dat paragraaf 6 er niet bij zit!
Groetjes,
Lisan.

13 jaar geleden

I.

I.

Maar Lisanne, er is toch niets te schrijven over paragraaf 6? Maar alsnog, ik vindt dit ook een goede samenvatting Dankjewel!

13 jaar geleden

-.

-.

goede samenvatting, wel wat fouten ontdekt, zoals wilt met een d en ijzer ipv ijzel,

12 jaar geleden

A.

A.

Je hebt een hele goede samenvatting gemaakt. (op een paar typ fouten na)
Ik vond dit echt de beste en duidelijkste samenvatting over hoofdstuk 3 van deze site!
Heel erg bedankt voor deze fantastische uitleg!!!

Xxx Alma

12 jaar geleden

C.

C.

WOWWW GOEDD

11 jaar geleden

J.

J.

Een hele goeie samenvatting. Maar let de volgende keer even op de typfouten

11 jaar geleden

V.

V.

dankje, ik was mijn boek op school vergeten en heb geleerd met jou samenvatting , daardoor heb ik een 7,4 gehaald :D

11 jaar geleden

L.

L.

Goede smanevatting! Alleen zie ik weer geen paragraaf 7...

11 jaar geleden

L.

L.

ik bedoel samenvatting, hehe

11 jaar geleden

A.

A.

Hey,
Goede samenvatting,
Is het niemand opgevallen dat paragraaf 4 er niet bij zit?
Hier is dat lucht, maar in mijn boek is dit toch echt Zuiver water

X

11 jaar geleden

N.

N.

Hey
Goede samenvatting!
Alleen is hoofdstuk 4 in deze samenvatting een deel van hoofdstuk 5 en is er geen hoofdstuk 4....
Maar iig bedankt!

10 jaar geleden

P.

P.

dit is 2 vwo dat is raar ik zit in de eerste havo vwo en ik krijg het pas net :) maar heel erg goeie samenvatting

10 jaar geleden

S.

S.

Bedankt ,een hele goeie samenvatting

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.