Hoofdstuk 2, paragraaf 1, 3, 4

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 254 woorden
  • 26 maart 2009
  • 47 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
47 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Fix onze energie!

Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past! 

Check Power Up The Planet!

§1 Van gaatje naar lens

Lichtgevoelige film: Daar wordt op een stukje film een beeld van de buitenwereld vastgelegd.
Negatieven: Een foto is een afdruk van zo’n negatief.
Ontspanknop: Als je op de ontspanknop drukt dan gaat de sluiter heel even open.
Diafragma: Het diafragma regelt hoeveel licht er op de lens valt.

Positieve lens: Dikker in het midden. Convergerend. (=van groot naar klein.)
Negatieve lens: Dunner in het midden. Divergerend. (=van klein naar groot.)

Objectief: De positieve lens van een fototoestel.
Afstand-instellingsring: Daarmee kun je de lens naar de film toe of van de film af laten bewegen.

§3 De plaats van het beeld berekenen

Brandpunt: Het punt waar de lichtstralen elkaar na de lens ontmoeten.
Brandpunt afstand f: Het brandpunt afstand. (focus)

Positieve lenzen komen
voor in: Een diaprojector, een beamer en een overheadprojector.

Voorwerpafstand v: De afstand tussen de lens en het voorwerp.
Beeldafstand b: De afstand tussen de lens en het scherpe beeld.

DE LENZENFORMULE

1/v + 1/b = 1/f
voorwerpafstand + beeldafstand = het brandpunt afstand

VOORBEELD:
F= 12 cm
V= 15 cm
B= ????

1.) Formule opschrijven: 1/v + 1/b = 1/f
2.) Formule invullen: 1/15+ 1/b = 1/12
3.) Naar de andere
kant brengen: 1/b = 1/12 – 1/15
4.) Breuken uitrekenen: 1/b = 5/60 – 4/60 = 1/60
5.) Omrekenen: b= 60/1 = 60 cm

Dus B = 60 cm

§4 De plaats van het beeld tekenen

VERGROTING BEREKENEN

N= Lengte beeld : Lengte voorwerp

Als het beeld groter is dan het voorwerp, is N groter dan 1.
Als het beeld kleiner is dan het voorwerp, is N kleiner dan 1.

VOORBEELD:
Lengte beeld= 8,2 cm
Lengte voorwerp= 1,68 m = 168 cm

N= Lengte beeld : Lengte voorwerp = 8,2cm : 168cm = 0,05

Dus 0,05 x groter.

TWEEDE VERGROTINGSFORMULE
VOORBEELD:
B= 60 cm (berekend met de lenzenformule)
V= 15 cm

N= b/v = 60/15 = 4x

Dus 4 keer zo groot.

REACTIES

P.

P.

kon je niet ook gwn paragraaf 2 doen ofso...

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.