Hoofdstuk 2, Licht

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 509 woorden
  • 19 februari 2009
  • 82 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
82 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Onderwerpen

ADVERTENTIE
Stap in jouw toekomst

Kom naar de Open Avond van Inholland op woensdagavond 29 maart van 17:00 - 20:00 uur. Proef de sfeer en ontdek onze opleidingen.

Meld je aan!

Hoofdstuk 2: licht
§ 1 t/m 5


Begrippen:
· Hoofdas = lijn die door het midden van de lens gaat
· Brandpunt (F) = de plek waar de lichtstralen komend van de lens elkaar kruisen.
· Vergroting (N) = hoeveel een voorwerp is vergroot.
· Vergrotingformule = N = lengte beeld / lengte voorwerp
· Beeldafstand (b) = de afstand tussen de lens en het scherpe beeld.
· Voorwerpsafstand (v) = de afstand tussen de lens en het voorwerp
· Lenzenformule = 1/v + 1/b = 1/f
· Optisch middelpunt = het midden van een lens.
· Scherptediepte = het gebied voor de lens waar binnen het voorwerp scherp wordt afgebeeld.
· Lens = dit gebruik je om beelden te maken
· Ontspanknop = de knop die je moet indrukken om een foto te maken
· Diafragma = een verstelbare opening die regelt hoeveel licht er binnen komt, dus als je hem ver hebt openstaan komt er veel licht in.
· Lichtbreking = als lichtstralen door glas naar lucht gaan of andersom.
· Constructiestralen = twee lijnen (1 lijn door het optisch middelpunt en de ander evenwijdig naar de lens en dan door het brandpunt)die de plaats van het beeld ‘construeren’.
· Bijziend = dan zijn je ooglenzen te sterk, je ziet dan dingen die ver staan slecht en dichtbij goed.
· Verziend = tegenovergestelde van bijziend
· Oudziend = bij oude mensen neemt de sterkte van de ogen af.
· Dioptrie (D) = hierin geven ze de sterkte van de brillenglazen aan.

Bolle lenzen hebben een convergerende lens dus de lichtstralen worden naar elkaar toe gebogen (positief) zodat je ook van dichtbij kan zien. Bij holle lenzen is dat andersom, die hebben een divergerende lens zodat de lichtstralen naar buiten worden afgebroken (negatief) en je verder kunt zien.

Diafragma
Heb je je diafragmaring op een klein getal is de diafragmaopening groot dus wil je dat er meer licht in komt omdat er te weinig licht is, bijv. als je binnen staat en er komt geen licht binnen.
Heb je je diafragmaring op een groot getal is de diafragmaopening klein dus wil je dat er minder licht in komt,
Omdat er teveel licht is, denk maar aan als je buiten staat en de zon schijnt.

Sluitertijd
Heb je een korte sluitertijd omdat je bijv. een race auto wilt fotograferen, dan moet je het diafragma ook veranderen, maar dan krijg je een klein scherptediepte dus komt er een grote vaag door je beeld.
Dan beslis je om een lange sluitertijd te nemen, verander je het diafragma en dan heb je een grote scherptediepte, maar als de race auto aankomt is de camera veel te langzaam omdat die auto zo snel is.
Dioptrie
Als je een bril nodig hebt ga je naar een brillenboer, die zegt dan dat je zoveel dioptrie nodig hebt in je brillenglazen of te wel de glazensterkte, dat kun je bereken met een formule:

Sterkte = 1/ f (meter)

Dus je moet eerst het brandpunt uitrekenen en dat in meters doen, dat getal moet je delen door 1.

Vergroting (N)
Een vergroting is bijv. als je een dia op een beeld wil brengen dan is het beeld de vergroting.
Zo’n vergroting maak je met een formule:

N = Lengte beeld
Lengte voorwerp

De lengte van het beeld kun je uitrekenen met de lenzenformule:

1 = 1 _ 1
b f v

REACTIES

J.

J.

je moet de paragrafen erbij zetten, dat is denk ik net wat duidelijker

11 jaar geleden

J.

J.

" Dus je moet eerst het brandpunt uitrekenen en dat in meters doen, dat getal moet je delen door 1. "
< dat klopt niet, want als je dat getal moet delen door 1, heb je bijv. 0,5 : 1 = 0,5. Maar de formule is 1:f, dus dan is het 1 : 0,5 = 2.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.