GASSEN:
- Geen eigen vorm.
- Verspreidt zich door de ruimte.
- Kun je samenpersen.
(bijv. aardgas, chloor, zuurstof, koolstofdioxide)
VLOEISTOFFEN:
- Horizontaal oppervlak.
- Geen eigen vorm.
- Kan niet worden samengeperst.
(bijv. water, bezine, spiritus, azijn)
VASTE STOFFEN:
- Geen eigen vorm
- Kan niet worden samengeperst
(bijv. glas, hout, steen, ijs)
FASE-OVERGANGEN:
Gas - Vast: Rijpen.
Gas - Vloeibaar: Condenseren.
Vast - Gas: Sublimeren.
Vast - Vloeibaar: Smelten.
Vloeibaar - Gas: Verdampen.
Vloeibaar - Vast: Stollen.
Een MODEL is een verenigvoudige voorstelling van de werkelijkheid.
In de NATUURWETENSCHAP gebruiken ze:
- Experimenten voor gegevens.
- Daarmee maken ze een model van de werkelijkheid.
Computermodellen worden bijv. gebruikt voor het trainen van piloten en het voorspellen van het weer.
CAD = Computer Aided Design = computer ondersteunend ontwerpen
De KNMI gebruikt computermodellen voor het voorspellen van het weer.
3 KLEINSTE SOORTEN DEELTJES:
- Moleculen
- Atomen
- Ionen.
De meeste stoffen bestaan uit moleculen.
MODEL VAN EEN GAS:
- Moleculen bewegen alle kanten op.
- In een gas is er veel ruimte tussen de moleculen.
De gemiddelde snelheid van zuurstofmoleculen (bij kamertemperatuur!!) is 1700 km/h.
MODEL VAN EEN VLOEISTOF:
- De moleculen bewegen alle kanten op.
- De moleculen trekken elkaar aan. De kracht tussen de moleculen is niet zo groot.
- Er zit weinig ruimte tussen de moleculen.
MODEL VAN EEN VASTE STOF:
- De moleculen trekken elkaar aan. De kracht is groot.
- Er zit weinig ruimte tussen de moleculen.
- De moleculen trillen op een vaste plaats.
Een VASTE STOF zet uit bij het verwarmen. De afstand tussen de moleculen wordt zo groter en de dan aantrekkingskracht kleiner.
De SMELTWARMTE van een stof is de hoeveelheid warmte die nodig is om 1KG van die stof te laten smelten.
De STOLLINGSWARMTE van een stof is de hoeveelheid warmte die vrijkomt als 1KG van die stof stolt.
Bij hoge temperatuur verdampt een vloeistof sneller.
De VERDAMPINGSWARMTE van een stof is de hoeveelheid warmte die nodig is om 1KG van die stof te laten verdampen.
Een ZUIVERE STOF is opgebouwd uit één soort molecuul.
(bijv. alcohol, suiker, water, koolstofdioxide, zuurstof)
Een MENGSEL is opgebouwd uit twee of meer soorten moleculen.
(bijv. mayonaise, melk, limonade, constantaan)
Dankzij FILTRATIE kun je water en zand scheiden.
Een ZUIVERE STOF heeft een stolpunt, smeltpunt en een kookpunt.
Een MENGSEL heeft een stoltraject, smelttraject en een kooktraject.
De CONCENTRATIE van een stof (in g/L) is de massa van de stof (in g) in 1 liter oplossing.
(bijv. 30g suiker in 2L
30:2= 15 g/L)
FORMULE OM DE CONCENTRATIE TE BEREKENEN:
C=M:V
C = de concentratie in g/L.
M = de massa in g.
V = volume in L.
De OPLOSBAARHEID (g/L) is de grootste massa (in g) die kan worden opgelost in 1L water.
Bij hoge temperatuur is bij de meeste stoffen de oplosbaarheid groter.
Bij gassen niet, dan is de oplosbaarheid kleiner.
Een VERZADIGDE OPLOSSING is de maximale concentratie.
Hoofdstuk 2
ADVERTENTIE
Sturen mensen in jouw appgroep ongevraagd naaktbeelden door?
Weinig mensen zitten te wachten op ongevraagde naaktbeelden, maar toch worden ze massaal doorgestuurd. Het verspreiden van zulke beelden is eenvoudig, maar kan grote gevolgen hebben voor degene over wie het gaat. Het is dus belangrijk om in actie te komen als je ongevraagd naaktbeelden van iemand hebt ontvangen. Weten wat jij het beste kunt doen?
Check het nu!

REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden