Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 479 woorden
  • 25 juni 2009
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
GASSEN:
- Geen eigen vorm.
- Verspreidt zich door de ruimte.
- Kun je samenpersen.
(bijv. aardgas, chloor, zuurstof, koolstofdioxide)

VLOEISTOFFEN:
- Horizontaal oppervlak.
- Geen eigen vorm.
- Kan niet worden samengeperst.
(bijv. water, bezine, spiritus, azijn)

VASTE STOFFEN:
- Geen eigen vorm
- Kan niet worden samengeperst
(bijv. glas, hout, steen, ijs)

FASE-OVERGANGEN:
Gas - Vast: Rijpen.
Gas - Vloeibaar: Condenseren.
Vast - Gas: Sublimeren.

Vast - Vloeibaar: Smelten.
Vloeibaar - Gas: Verdampen.
Vloeibaar - Vast: Stollen.

Een MODEL is een verenigvoudige voorstelling van de werkelijkheid.

In de NATUURWETENSCHAP gebruiken ze:
- Experimenten voor gegevens.
- Daarmee maken ze een model van de werkelijkheid.

Computermodellen worden bijv. gebruikt voor het trainen van piloten en het voorspellen van het weer.

CAD = Computer Aided Design = computer ondersteunend ontwerpen

De KNMI gebruikt computermodellen voor het voorspellen van het weer.

3 KLEINSTE SOORTEN DEELTJES:
- Moleculen
- Atomen
- Ionen.

De meeste stoffen bestaan uit moleculen.

MODEL VAN EEN GAS:
- Moleculen bewegen alle kanten op.
- In een gas is er veel ruimte tussen de moleculen.

De gemiddelde snelheid van zuurstofmoleculen (bij kamertemperatuur!!) is 1700 km/h.


MODEL VAN EEN VLOEISTOF:
- De moleculen bewegen alle kanten op.
- De moleculen trekken elkaar aan. De kracht tussen de moleculen is niet zo groot.
- Er zit weinig ruimte tussen de moleculen.

MODEL VAN EEN VASTE STOF:
- De moleculen trekken elkaar aan. De kracht is groot.
- Er zit weinig ruimte tussen de moleculen.
- De moleculen trillen op een vaste plaats.

Een VASTE STOF zet uit bij het verwarmen. De afstand tussen de moleculen wordt zo groter en de dan aantrekkingskracht kleiner.

De SMELTWARMTE van een stof is de hoeveelheid warmte die nodig is om 1KG van die stof te laten smelten.

De STOLLINGSWARMTE van een stof is de hoeveelheid warmte die vrijkomt als 1KG van die stof stolt.

Bij hoge temperatuur verdampt een vloeistof sneller.

De VERDAMPINGSWARMTE van een stof is de hoeveelheid warmte die nodig is om 1KG van die stof te laten verdampen.


Een ZUIVERE STOF is opgebouwd uit één soort molecuul.
(bijv. alcohol, suiker, water, koolstofdioxide, zuurstof)

Een MENGSEL is opgebouwd uit twee of meer soorten moleculen.
(bijv. mayonaise, melk, limonade, constantaan)

Dankzij FILTRATIE kun je water en zand scheiden.

Een ZUIVERE STOF heeft een stolpunt, smeltpunt en een kookpunt.
Een MENGSEL heeft een stoltraject, smelttraject en een kooktraject.

De CONCENTRATIE van een stof (in g/L) is de massa van de stof (in g) in 1 liter oplossing.
(bijv. 30g suiker in 2L
30:2= 15 g/L)

FORMULE OM DE CONCENTRATIE TE BEREKENEN:
C=M:V
C = de concentratie in g/L.
M = de massa in g.
V = volume in L.

De OPLOSBAARHEID (g/L) is de grootste massa (in g) die kan worden opgelost in 1L water.

Bij hoge temperatuur is bij de meeste stoffen de oplosbaarheid groter.
Bij gassen niet, dan is de oplosbaarheid kleiner.

Een VERZADIGDE OPLOSSING is de maximale concentratie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.