Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Fasen

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 624 woorden
  • 25 juni 2006
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
16 keer beoordeeld

Samenvatting H9 + H10
H 9.1
Van de meeste stoffen zijn verschillende fasen bekend: de vaste, de vloeibare fase en de gasvormige fase. De meeste stoffen zijn opgebouwd uit moleculen. Een molecuul is het kleinste deeltje van zo’n stof. Moleculen van dezelfde stof zijn gelijk; moleculen van verschillende stof zijn verschillend. Er zijn twee soorten elektrische ladingen: positieve ladingen en negatieve ladingen. Gelijknamige ladingen stoten elkaar af; ongelijknamige ladingen trekken elkaar aan. Een neutraal voorwerp heeft evenveel positieve lading als negatieve lading. Deze twee soorten lading heffen elkaars werking op. Een atoom heeft evenveel protonen als elektronen. Elk atoom heeft dus zoveel plus-lading als min-lading, die elkaars werking opheffen. Een atoom is dus elektrisch neutraal. De massa van een atoom is de totale massa van het aantal protonen en neutronen in de kern van dat atoom. H 9.2
Atomen van verschillende elementen zijn verschillend. Ze hebben een verschillende kern en een verschillende elektronenwolk. Het aantal protonen in de kern van een atoom bepaalt tot welk element het hoort. Dit aantal protonen heet het atoomnummer. Het atoomnummer van een element is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Het massa getal is gelijk aan het aantal protonen + neutronen in de kern van het atoom. Elk atoom bezit evenveel elektronen als protonen. Isotopen zijn verschillende soorten van hetzelfde element. H 9.3

Zouten bestaan uit ionen. Dit zijn elektrisch geladen deeltjes die uit atomen kunnen ontstaan. Het ontstaan van ionen berust op het volgende verschijnsel: sommige elementen kunnen elektronen in hun atomen opnemen. Andere elementen kunnen juist elektronen uit hun atomen afstaan. De atomen van niet-metalen kunnen per atoom een of meer elektronen opnemen. Dan ontstaan er dus ionen. Elk van deze ionen bezit meer elektronen dan protonen. De elektronen(met -lading) ‘winnen’ het van de protonen (met +lading). De elektrische lading van deze ionen is daardoor negatief. De atomen van metalen kunnen per atoom een of meer elektronen afstaan. De ionen die dan ontstaan hebben minder elektronen dan protonen. De protonen (met +lading) ‘winnen’ het nu van de elektronen (met – lading). De elektrische lading van deze ionen is daardoor positief. H 10.1
Het aantal protonen in de kern van een atoom is kenmerkend voor de atoomsoort (het element). Zo heeft bijvoorbeeld elk nikkelatoom altijd 28 protonen in zijn kern. Het aantal neutronen in de atoomkern is niet kenmerkend voor de atoomsoort. Het totale aantal protonen en neutronen in de atoomkern bepaalt de massa van het atoom. Het massagetal is gelijk aan het aantal protonen+ het aantal neutronen in de kern van het atoom. Isotopen bestaan uit verschillende atomen van hetzelfde element. De atomen van isotopen hebben een gelijk aantal protonen, maar een verschillend aantal neutronen in hun atoomkern. H 10.2
Radioactiviteit is het verschijnsel dat sommige stoffen spontaan straling uitzenden; spontaan betekend: uit zichzelf. Dit verschijnsel is in 1896 ontdekt door de heer Becquerel, een Frans geleerde. Hij had bij toeval een kristal van uraniumerts op een fotografische plaat gezet; de plaat zat nog in zijn ‘lichtdichte’ verpakking. Toen de plaat uit de verpakking gehaald werd, bleek er een foto van het kristal op staan! Het kan anders dan dat het kristal een of andere activiteit uitgestraald had. Ioniserende straling kan voor de mens zeer schadelijk zijn, vooral gammastraling. Deze straling kan levende cellen zoals beenmerg en genen vernietigen; genen zijn de dragers van de erfelijke eigenschappen. Zwangere vrouwen mogen daarom niet blootgesteld worden aan ioniserende straling. Ioniserende straling heeft ook nuttige toepassingen, zoals het bestralen van kankergezwellen, het doden van ziektekiemen en het steriliseren van voedsel. Een radioactieve stof zendt ioniserende straling uit. Ioniserende straling bezit energie. Bij radioactiviteit veranderen er atoomkernen onder het uitzenden van ioniserende straling. De halveringstijd is de tijd die nodig is voor het spontaan vervallen van de helft van een hoeveelheid radioactieve stof.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.