Begrippen:
Commerciële organisatie = Commerciële organisaties hebben in tegenstelling tot niet-commerciële organisaties het doel om winst te maken. Bijvoorbeeld: Phonehouse, Mediamarkt, etc.
Niet-commerciële organisatie = Deze organisaties streven niet naar winst, maar hebben een ander doel. Niet commerciële organisaties hebben meestal ten doel belangen te behartigen. Een school is daar een voorbeeld van: het streven naar veel geslaagden door middel van goed onderwijs.
Non-profitorganisatie = Organisaties waarvan de netto-inkomsten of verdiensten niet worden verdeeld of ten goede komen aan een individu, maar worden aangewend voor de gestelde doelstelling van de organisatie, bijvoorbeeld liefdadigheid, diensten in het belang van de gemeenschap of onderzoek
Rechtsvorm = Voor ondernemingen en organisaties zijn verschillende rechtsvormen te onderscheiden. Deze rechtsvormen zijn: eenmanszaak, vennootschap onder firma, besloten vennootschap, naamloze vennootschap, vereniging en stichting. De eerste twee zijn natuurlijke personen en de anderen rechtspersoon
Natuurlijk persoon = Een natuurlijk persoon is een persoon zoals jij en ik. Een natuurlijk persoon kan (mits 18 jaar of ouder) zelfstandig bezittingen of schulden aangaan. Een eenmanszaak en een V.O.F. (zoals de groenteboer of slager) lijken rechtsvormen, maar zijn ook natuurlijk persoon.
Rechtspersoon = Instelling / organisatie die net als gewone personen rechten en plichten heeft (schulden, bezittingen)
Coöptatie = Het zelf kiezen / aanwijzen van nieuwe leden (stichting)
Mandaat = In naam van een bestuursorgaan een beslissing nemen
Notariële akte = schriftelijk bewijsstuk opgemaakt door een notaris
Statuten = Reglement van een stichting of vereniging waarin het doel en allerlei andere belangrijke zaken zijn vastgelegd in een notariële akte.
Liquidatie = Opheffing van een bedrijf, waarbij alle bezittingen worden verkocht
Jaarrekening = Jaarlijks overzicht van de financiële situatie (van een bedrijf, stichting, vereniging, etc.)
Vereniging = Organisatie met leden die een gemeenschappelijk doel nastreven. Een vereniging heeft leden, in tegenstelling tot een stichting.
Algemene ledenvergadering = Vergadering waarbij alle leden zijn uitgenodigd, deze moet minimaal eens per jaar worden gehouden. De leden kunnen meestemmen over het beleid.
Jaarvergadering = Speciale vergadering die één keer per jaar gehouden wordt. Bijvoorbeeld voor het jaarverslag.
Vereniging met beperkte
rechtsbevoegdheid = Informele vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid. De VBR is een rechtspersoon, een VBR kan statuten hebben, maar deze zijn niet opgenomen in een notariële akte. De bestuurders van een VBR zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden die de vereniging maakt.
Vereniging met volledige
Rechtsbevoegdheid = Formele vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. Is ingeschreven bij de kamers van koophandel. Een VVR heeft statuten in een notariële akte opgesteld. Word ondertekend door de bestuurders. Dit staat in de statuten:
- De verklaring van de oprichters dat zij een vereniging oprichten
- De naam van de vereniging
- De plaats van de vestiging
- Het doel van de vereniging
- De wijze van benoeming en ontslag van bestuursleden
- De bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding
Hoofdelijk aansprakelijk = vennoten draaien ieder voor de gehele schuld van de vennootschap op. er kan beroep worden gedaan op het privé vermogen.
Jaarverslag = Verslag over wat in een jaar gebeurd is en aan resultaten bereikt is.
Inputfinanciering = Hierbij kijkt men eerst naar wat er nodig is om het doel te verzorgen en vervolgens wordt hiervoor geld beschikbaar gesteld (school heeft geld nodig à krijgt het direct)
Efficiënt = Met veel en snel resultaat, vaak met zo min mogelijke kosten.
Outputfinanciering = Kenmerkend voor deze financieringswijze is het feit dat niet-commerciële organisaties een vergoeding van het rijk krijgen op basis van de prestaties (output) die zij leveren.
Lumpsumfinanciering = Scholen krijgen op basis van het aantal leerlingen dat opgeleid wordt (= prestatienorm) een bepaald bedrag en hiermee moeten zij de school bekostigen. Een voordeel is dat de scholen het geld helemaal kunnen uitgeven zodat zij het willen, een nadeel is dat er bezuinigd moet worden, is het niet op de materialen, dan wel op de leraren.
Prestatienorm = richtlijn om te zorgen dat het gedrag van werknemers aansluit bij de strategie van de organisatie om de doelstelling te halen (voldoen aan het niveau)
Effectief = met de bedoelde, gunstige uitwerking, doeltreffend.
Budgetfinanciering = Bij budgetfinanciering stelt de geldgever vooraf vast welk bedrag de instelling krijgt en welke prestaties (activiteiten) hier tegenover moeten staan. Dit wordt vaak toegepast in ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, etc. De belangrijkste kenmerken van de budgetfinanciering zijn:
- De maximumsubsidie staat van tevoren vast
- Tegenover de subsidie staat een prestatie die geleverd moet worden
- De wijze waarop de prestatie wordt geleverd, wordt overgelaten aan de instelling
- Overschotten mogen naar eigen inzicht aangewend worden
- Tekorten moet de instelling zelf aanvullen
Financiële beleid niet-
Commerciële organisaties = Dit zijn stichtingen, verenigingen, overheidsorganisaties en semi-overheidsorganisaties. Het financiële beleid van deze organisaties kenmerkt zich door het feit dat zij bij de realisatie van hun doel een evenwicht moeten zien te vinden tussen ontvangsten voldoende zijn om de uitgaven te financieren. Als je niet quitte speelt (0 euro over houd) aan het eind van het jaar, kan het zijn dat je minder subsidie krijgt (dus niet aantrekkelijk).
Leasen = Het huren van producten (productiemiddelen) voor een bepaalde tijd.
Lessor = De verhuurder
Lessee = De huurder
Operational lease = Het geleasede object blijft eigendom van de verhuurder. Je kan het leasecontract op korte termijn opzeggen, Periodiek, veelal maandelijks. Dan betaalt men ook de huur aan de huurder. De verhuurder blijft zowel juridisch als economisch eigenaar van het object. Een voordeel hiervan is dat je zelf geen onderhoudskosten eraan hoeft te verrichten. Een nadeel kan zijn dat je niet eigenaar bent van het geleasede object.
Financial lease = De financiering van het geleasede object. Financial leasing heeft veelal een lange looptijd en is tussentijds niet opzegbaar (je koopt als het ware het product, vandaar). Een voordeel is dat je een bepaald product nu al kunt aanschaffen, een nadeel is dat het flink duurder is dan gewoon aanschaffen.
Kunnen:
- Een vereniging heeft als doel het nastreven van gemeenschappelijke doelen. Een vereniging heeft in tegenstelling tot een stichting wél leden. Bij een vereniging worden de bestuursleden democratisch gekozen, bij een stichting worden deze simpelweg aangewezen.
- Zie vraag 1
- Een vereniging heeft een directie en een bestuur waarvan de bestuursleden democratisch worden aangewezen. Ook heeft een vereniging leden, die zeggenschap hebben in het benoemen van bestuursleden, etc. Een stichting heeft geen leden en de directie en de bestuursleden zijn de beslissende mensen.
- De continuïteit is aangegeven zodat er bestuursleden blijven voor een vereniging of stichting. Bij een vereniging worden de bestuursleden democratisch benoemt door middel van een algemene ledenvergadering, bij een stichting worden de bestuursleden ondemocratisch aangewezen.
- Een commercieel bedrijf heeft als belangrijkste doel het maken van winst. Een niet-commerciële instelling heeft als doel het behartigen van belangen
- De directie zorgt voor de uitvoer van dagelijkse werkzaamheden van het bestuur. Het bestuur zorgt voor:
- Het financiële beheer van de vereniging
- Het vertegenwoordigen van de vereniging naar buiten toe
- Het voorbereiden van de besluitvorming binnen de vereniging en de zorg voor het goed functioneren van de vereniging
- Het uitvoeren van de besluiten van de algemene ledenvergadering
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden