Marketing en Logistiek

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 891 woorden
  • 20 januari 2010
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
21 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
M&O
Onderwerpen

ADVERTENTIE
Twijfel je nog over jouw studiekeuze?

Of heb je hulp nodig bij het inschrijven? Bezoek dan onze Extra Open Avond op 7 juni. Kom een kijkje nemen en voel hoe het is om te studeren bij Hogeschool Inholland. Wij staan voor je klaar! 

Meld je aan!

Hoofdstuk 1
ZMBO Model:

------------------- Zender -------------------
Feedback | Medium (taal, brief, mail) | Terugkoppeling
| Boodschap |
|------------------- Ontvanger--------------

De identiteit van een bedrijf is wat een bedrijf wil zijn of wil overbrengen.
 Persoonlijkheid (mensen die er werken, producten)
 Symboliek (logo, bedrijfsvlag enz.)
 Communicatie (reclame, brochures, websites)
 Gedrag (omgaan met klanten, opstelling in discussies)

Het imago van een bedrijf is het beeld wat de omgeving van het bedrijf heeft. (ervaringen, oordelen, vooroordelen, gevoelens)
Voordelen van een sterk imago:
 Voorsprong op de concurentie
 Voorsprong op de arbeidsmarkt.
 Minder problemen als actiegroepen, stakingen enz.

Hoofdstuk 2
Afzet bedrijf
Marktaandeel bedrijf = ---------------- X 100%
Totale afzet

Omzet bedrijf
Marktaandeel in euro’s = ------------------ X 100%
Totale omzet

Marktaandeel bedrijf
Relatief marktaandeel = --------------------------------------------- X 100%
Marktaandeel grootste concurrent



Omgevingsfactoren:
Alle factoren van buiten af die een rol spelen in het marketingbeleid van een organisatie.
 Demografische ontwikkelingen
Deze ontwikkelingen zijn niet te sturen: opbouw van de bevolking (leeftijd, ras, geslacht)
 Stand van de techniek:
Worden bepaald door multinationals
 Wetgeving:
De organisaties moeten zich aan de wet houden. ( wet productaansprakelijkheid, wet misleidende reclame)
 Gedrag van afnemers
Het gedrag voor bepaald door de afnemers zelf. De prijs bepaald het gedrag van de consument.
Substitutie goederen: goederen die elkaar vervangen (spaghetti ,macaroni)
Complementaire goederen: Goederen die elkaar aanvullen (Cd’s, Cd spelers)

Marktsegmentatie:
Het opdelen van de (afzet) markt in segmenten. Je kan de markt indelen naar demografische kenmerken zoals leeftijd, geslacht of ras.
Geconcentreerde marketing: Als een organisatie haar marketingbeleid op één segment richt Gedifferentieerde marketing: Als een organisatie zich op meer segmenten tegelijk richt en voor elk segment een ander marketingbeleid heeft.

Prijsdifferentiatie:
Je spreekt van prijs differentiatie als er voor dezelfde producten een andere prijs wordt gevraagd, de producten moeten wel in een andere markt zitten.
Voorbeelden:
 Prijzen in België zijn anders als in Nederland.
 Dag stroom is duurder als nachtstroom.
 Vakantiehuisje buiten het seizoen.

Prijs discriminatie:
Je spreekt van prijsdiscriminatie als de ene afnemer een ander prijs moet betalen als de andere afnemer.
Voorbeeld:
 Toegang van pretparken.

Merken:
 Huismerk
Dekamarkt  Perfekt
 Private label
Naam van de winkel komt niet voor in het merk, en het gaat vaak maar om één product of productgroep.
Euroshopper is het B-merk van AH, je vindt euroshopper alleen maar in de Albert Heijn.
 Witte merk
Wordt gebruikt voor producten die niet constant worden aangevoerd. Lage prijs en kwaliteit zijn het gevolg.
 Groepsmerken:
Fabriekanten merk Phillips, distribunaten merk Albert Heijn.
Voordeel: Makkelijk te introduceren op de markt
 Individuele merken
Merk voor één bepaald product (Mars, Nuts)
Voordeel: Risicospreiding
 A-merk:
Een fabrikanten merk dat overal te vinden is, en waar zeer veel reclame voor wordt gemaakt, dit zal een hoge prijs tot gevolg hebben
B-merk:
Een fabrikanten merk waarvoor weinig reclame voor wordt gemaakt, en dat niet overal te vinden is, dit heeft een lagere prijs tot gevolg
C-Merk:
Fabrikantenmerk dat je alleen aantreft in winkels waar ze goedkope producten verkopen, er wordt geen reclame voor gemaakt.

Garantie:
De verkoper staat in voor de kwaliteit van zijn product. Als het product kapot gaat, en dit niet te wijten is aan de koper dan zorgt de fabriek voor reparatie of voor een nieuw product.

Assortiment:
Het totaal van de producten wat een bedrijf verkoopt.
Diepte assortiment:
Een winkel die veel variërende producten verkoopt in een bepaalde productengroep.
Breedte assortiment
Een winkel die een groot aantal productgroepen verkoopt.



Distributie
Directe distributie
Een fabrikant die rechtstreeks, zonder inschakeling van tussenschakeling(groothandel,detailhandel), verkoopt aan de uiteindelijke afnemer.
Indirecte distributie
Een fabrikant die met inschakeling van tussenschakeling, verkoopt aan de uiteindelijke afnemer

Pull- en pushstrategie
Pullstrategie
Een fabrikant gaat zijn product(en) aanprijzen bij de consument (reclame). Hierdoor gaat de consument naar dit/deze product(en) vragen bij de detailhandel. Als de fabrikant er op deze manier door zorgt dat zijn/haar product in het assortiment van de detail handel komt noem je dit pullstrategie.
Pushstrategie
De fabrikant doet de detailhandel aantrekkelijke aanbieding om ervoor te zorgen dat het product in het assortiment van de detailhandel komt.

Reclame
Kenmerkend voor reclame is dat ervoor betaald moet worden, en dat men met reclame de ontvanger probeert te beïnvloeden.
Individuele reclame
Één bepaalde organisatie maakt reclame voor een bepaald product of merk . De naam van het bedrijf wordt zo ook bekend bij het publiek.
Collectieve reclame
Bij collectieve reclame maakt een groep van ondernemers reclame voor een product of productgroep. De individuele leden van deze groep krijgen dus geen bekendheid aan hun naam. (‘eet gezond, eet een appel’, winterschilder)
Actiereclame
Bedoeld voor korte termijn (2 halen 1 betalen)
Themareclame
Bedoeld voor lange termijn, bedoeld om imago op te vijzelen (OHRA(verzekeren), Swiss Life (pensioenverzekeringen))
Ideële reclame
Bedoeld om de mening en het gedrag van de mensen te veranderen.

Doorlooptijd: hoogte van de voorraden , de bewerkingstijden en de omsteltijden, het intern transport en de grootte van het assortiment.
Levertijd: De tijd die verstekt tussen het plaatsen van een order en de aflevering van deze order.


Waardedichtheid en verpakkingsdichtheid
Waardedichtheid
Geldswaarde per kubieke meter van een product. Bakstenen, potgrond en aardappelen hebben een lage waardedichtheid. Computers, sierraden en medicijnen hebben een hoge waardedichtheid.
Verpakkingsdichtheid:
Het aantal producten per kubieke meter.

 Bij producten met een lage verpakkingsdichtheid en waardedichtheid zijn de kosten van opslag en transport de belangrijkste distributie kosten.
 Bij producten met een hoge waardedichtheid en een relatief lage verpakkingsdichtheid zijn rentekosten over de voorraad de belangrijkste kosten.
 Bij producten met een hoge verpakkingsdichtheid en een lage waardedichtheid zijn de verwerkingskosten de belangrijkste kosten.
Hoge waardedichtheid Lage waardedichtheid
Hoge verpakkingsdichtheid Huis, keuken Edelstenen, Playstation 3 SLIM Kiezelsteentjes, water
Lage verpakkingsdichtheid Huis, keuken Hout,kartonnen doos

Voorraadkasten: Rente over de voorraad.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.