Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Lesbrief stichting en vereniging

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2443 woorden
  • 23 februari 2008
  • 105 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
105 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1 
§1.1
Stichting:
 Niet commercieel doel bereiken·
 Realiseren· van het doel

Vereniging:
 Niet commercieel doel bereiken·
· Realiseren van het doel
Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen personen gericht op het bepaald doel.

§1.2
Rechtsvorm: juridische vorm van de organisatie waarin wordt vastgesteld wie de leiding heeft en wie aansprakelijk is voor de schulden van de organisatie.
 commercieel·
· Naamloze vennootschap(nv)

 Besloten vennootschap(bv)·
 Eenmanszaak·
· Niet-commercieel
o Vereniging
o Stichting
Rechtsvorm regels die zijn vastgesteld in de wet:
 Wie de leiding heeft·
 Wie er aansprakelijk is· voor de schulden van de organisatie
 Hoe er besluiten worden genomen·
 Of· er belasting betaald moet worden over winsten
 Hoe de organisatie moet· worden opgericht
 Hoe de organisatie beëindigd wordt·
Bv, nv, coöperatie, de stichting, meeste verenigingen zijn organisaties met rechtspersoonlijkheid.

Ze kunnen mensen in dienst nemen, lenigen aangaan en koopcontracten afsluiten.
Eenmanszaak heeft geen rechtspersoonlijkheid.

Een rechtspersoon heeft dezelfde rechten en plichten als een natuurlijk persoon.

§1.3
Waar sport in verenigingsverband wordt beoefend, blijkt het beheer van sportaccommodaties bijna altijd in stichtingen te zijn ondergebracht.
Werkgevers en werknemersorganisaties vaak verenigingsvorm.
Verenigingen en stichtingen streven een ideëel doel na en richten zich niet op het maken van winst. Ze mogen wel winst maken. Het is wettelijk verboden de winst te verdelen onder de leden.

§1.4
Stichting is een rechtspersoon die geen leden kent maar wel een bestuur en opgericht is om met behulp van een bepaald vermogen een in de statuten vermeld doel te realiseren.
Het bestuur benoemt zichzelf in het begin: coöperatie
Het dagelijks bestuur blijft verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur het algemeen bestuur blijft het wettelijk bestuur.
De oprichting van een stichting vindt plaats bij de notariële akte. In een akte moeten de statuten van de stichting zijn opgenomen.
Stichting moet worden ingeschreven worden in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Het bestuur neemt alle besluiten. Het bestuur heeft als taak alles te doen wat kan bijdragen aan het realiseren van de doelstelling van de stichting. Het bestuur is verplicht een boekhouding bij te houden en na afloop van elk boekjaar de jaarrekening op te maken die een balans, winst- verliesrekening, en een toelichting.


§ 1.5
Een vereniging is een samenwerkingsvorm tussen 2 of meerdere personen die een bepaald niet-commercieel doel willen bereiken.
Een vereniging heeft een bestuur dat gekozen is door de leden van een vereniging. Een vereniging heeft een dagelijkse leiding. Een maal per jaar worden alle leden van de ALV. ALV is de hoogste besluitsvorm.
Formele verenigingen zijn verenigingen met een volledige rechtsbevoegdheid(VVR). Een VVR is een rechtspersoon. Een VBR is geen rechtspersoon. Bestuurders van een VBR zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden die de vereniging maakt. Het oprichten van een VBR is eenvoudiger dan het oprichten van een VVR. Bij een VBR hoeven er geen statuten opgesteld worden.
Een VVR heeft statuten die bij notariële akte zijn vastgesteld. VVR zijn de bestuurders niet persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van een organisatie. Een VVR is verplicht tot inschrijving in het handelsregister bij de KvK.
Bestuur van een vereniging belast met:
 Het financiële beheer van de· vereniging
 Het vertegenwoordigen van de vereniging naar buiten toe.·
· Het voorbereiden van de besluitvorming binnen de vereniging en de zorg voor het goed functioneren van de vereniging
 Het uitvoeren van de besluiten van de· ALV
ALV is het hoogste besluitvormingsorgaan. Alle leden kunnen deelnemen in de besluitvorming. Ieder lid heeft een stem op de ALV. Zeggenschap en democratische besluitvorming zijn belangrijke kenmerken van een vereniging
Het bestuur moet 1x per jaar een ALV bijeenroepen. Op die ALV moet het bestuur haar jaarverslag ter goedkeuring aan de leden voorleggen. Hiernaast is de ALV wettelijk belast met het benoemen, schorsen en ontslaan van bestuursleden.


Algemeen kan gesteld worden dat wat betreft de doelen en geen onderscheid gemaakt kan worden tussen stichting en vereniging. Ook wat betreft de juridische aansprakelijkheid zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen een vereniging(VVR) en een stichting. De bestuursleden zijn niet aansprakelijk voor de schulden van de stichting of vereniging, tenzij er sprake is van een onbehoorlijk bestuur.
Tenzij in de statuten anders is vermeld worden stichtingen en verenigingen aangegaan voor een onbepaalde tijd. Beide kunnen in bepaalde gevallen ontbonden worden. De leiding bij beide organisatievormen is in handen van het bestuur dat zich in ieder geval bezig houd met het besturen van de organisatie.
Op het terrein van de besluitvorming en zeggenschap zijn er grote verschillen tussen een stichting en een vereniging. Bij een vereniging worden bestuurders gekozen door de ALV, bij een stichting benoemt het bestuur zich zelf. Bij verenigingen worden de grote lijnen, het beleid, bepaald door de ALV.
De ALV is de grootste besluitvormingsorgaan van een vereniging. Bij een stichting bepaald het betuur het beleid. In tegenstelling tot de vereniging kent de stichting geen leden. In de praktijk kunnen die grote verschillen echter klein zijn. Zo moet het stichtingsbestuur van een school wel degelijk rekening houden met de ouders, de leerlingen en het personeel.
§1.6
Niet-commerciële organisaties zijn aangewezen op verschillende financieringsbronnen:
 Contributies van· leden
 Giften van sympathisanten·
 Bijdragen van de overheid·
· Sponsoring door het bedrijfsleven
 Extra gelden uit commerciële· activiteiten

Niet-commerciële organisaties kunnen leningen afsluiten bij banken voor de financiering van hun vaste activa, bv. Een pand. Sommige n-c organisaties, zijn geheel afhankelijk van de overheid.
Het rijk is wettelijk verplicht de financiering van het onderwijs voor haar rekening te nemen. De meeste n-c organisaties krijgen echter geen of slechts geringe bijdrage van de overheid. Die bijdrage = subsidie. De overheid is niet wettelijk verplicht de lasten van deze organisatie voor haar rekening te nemen.

Inputfinanciering:

Een financiering op declaratiebasis is een vorm van inputfinanciering. Je kijkt wat er nodig is en dan wordt er geld beschikbaar voor gesteld.

Outputfinanciering:
Het feit dat n-c organisaties een vergoeding van het rijk krijgen op basis van de prestaties.

Lumpsumfinanciering;
Scholen krijgen op basis van het aantal leerlingen dat opgeleid word(prestatienorm) een bepaald bedrag en hiermee moeten zij de school bekostigen.

Budgetfinanciering:
De geldgever stelt vooraf vast welk bedrag de instelling krijgt en welke prestaties hier tegenover staan. De belangrijkste kenmerken:
 De maximum subsidie staat van· te voren vast
 Tegenover de subsidie moet een prestatie geleverd word·
· De wijze waarop de prestatie wordt geleverd, word overgelaten aan de instelling
 Overschotten mogen niet naar eigen inzicht aangewend worden·
· Tekorten moeten de instelling zelf aanvullen

§1.7
het financiële van n-c organisaties kenmerkt zich door het feit dat zij bij de realisatie van hun doel een evenwicht moeten zien te vinden tussen ontvangsten en uitgaven, baten en lasten.
Bij commerciële organisaties daarentegen is het financiële beleid juist gericht op het creëren van een zo groot mogelijk verschil tussen baten en lasten.

Een bedrijf die het maken van winst als doelstelling heeft is een onderneming.
Op basis van prestaties worden subsidies, giften en sponsorgelden toegerekend.
Als de organisatie er in slaagt om de door haar gestelde doelen met minder financiële middelen te realiseren dan vooraf is begroot, is dat een teken van een goed management.

§1.8
leasen is het huren van producten voor een bepaalde tijd.

Operational lease:
Het geleasde object blijft eigendom van de lessor(verhuurder). De lessee(huurder) kan het leasecontact op korte termijn opzeggen. Periodiek betaalt de lessee huur. De lessor blijft zowel juridisch als economisch eigenaar van het object.

Financial lease:
Primair om de financiering van het geleasde object. Heeft een lange looptijd. Het is tussentijds niet opzegbaar, de lessee heeft het economisch eigendom. De lessor blijft juridisch eigenaar van het object. Na de afloop van de leaseperiode kan de lessee:
 Het object van· de lessor kopen voor een symbolisch bedrag
 Het leasecontract· voortzetten
 Het object teruggeven aan de lessor.·

n-c organisaties vallen niet onder de winstbelasting en kunnen dus ook niet van dar belastingvoordeel genieten.

 Leasen is dan in feite een vorm van· financiering met vreemd vermogen.

H 2
Bij een vereniging moet het bestuur de jaarrekening ter goedkeuring aan de ALV voorleggen.
Een balans geeft een overzicht van de bezittingen en van het vermogen waarmee die bezittingen zijn gefinancierd op een bepaald tijdstip.
De inventaris is de inboedel van een organisatie en bestaat uit dingen die langer dan 1 jaar mee gaan.

Bezittingen zijn activa:
 Vaste activa: langer dan 1 jaar·
· Vlottende activa: korter dan een jaar
 Liquide activa: bezittingen waarmee· je kunt betalen

Schulden(vreemd vermogen) en eigen vermogen zijn passiva
 Eigen vermogen: geld waarover de vereniging altijd kan· beschikken
 Vreemd vermogen: geld dat geleend is en dus terugbetaald moet· worden
 Lang vreemd vermogen: lange tijd kan beschikken, meer dan 1Ø jaar
 Kort vreemd vermogen: korte tijd kan beschikken, minder dan 1Ø jaar

Over vreemd vermogen moet rente betaald worden. Hoeveel is afhankelijk van de grootte van de lening en het interestpercentage. Naast rente moet de lening ook terugbetaald worden, aflossen.

Schuld kleiner = rente kleiner

Lang vreemd vermogen:
 Hypothecaire lening:·
Langlopende lening met ontroerendgoed als onderpand(bv. Huis). Ontroerend goed is een soort waarborg of dekking als de geldlener de rente en/of aflossing niet kan betalen, dan kan de geldgever het ontroerendgoed opeisen. Looptijd zit tussen de 20 en 30 jaar. Aflossing op vastgestelde tijdstippen volgens schema.

 Onderhandse· lening:
Lening van zakelijke relaties, vrienden of familie. Interest en aflossingtermijnen worden bepaald in overleg. De lening kan achtergesteld worden= de kredietgever(degene die het geld geeft) verklaard de lening bij een evt. faillissement pas op te eisen nadat alle overige schulden zijn voldaan.

Kort vreemd vermogen:
 Rekening-courantdienst:·
Geschikt voor als je het ene moment veel geld nodig hebt en het andere moment weinig. Je mag tot een bepaald bedrag rood staan.=kredietlimiet
Binnen dat limiet kan naar behoefte gebruik gemaakt worden van het krediet.
Je betaald rente over het bedrag dat je rood staat. Het interestpercentage is variabel en volgt de marktrente.
Vooruit ontvangen bedragen = schuld

Een balans is altijd in evenwicht

Creditzijde kun je lezen hoe de organisatie aan het geld is gekomen.

Debetzijde zijn bezittingen, omdat je de bezittingen actief gebruikt noem je ze activa.
Creditzijde= niet actief en dus de passiva

Debet credit
Wat heb ik met het geld gedaan ( in kas, boot gekocht) Hoe kom ik aan het geld(schuld, eigen vermogen)

3 situaties:
1. Debet ene + ander –
2. Debet + credit +
3. Debet - credit-

Balans is een overzicht van bezittingen, schulden en eigen vermogen op 1 bepaald tijdstip.
Baten en lasten = opbrengsten en kosten met betrekking tot een bepaalde periode.

§2.2
een liquiditeitsbalans is een balans waarbij de activa gerangschikt worden naarmate van liquiditeit en de passiva naar de tijd waarover men over het vermogen of het geld kan beschikken.
Liquiditeit= de mate waarin die middelen aangewend kunnen worden om betalingen mee te verrichten.

§2.3
een overzicht van ontvangsten en uitgaven is een samenvatting van de ontvangsten en uitgaven per kas of bank in een bepaalde periode.

Het overzicht van ontvangsten en uitgaven wordt ook wel een rekening of staat van ontvangsten en uitgaven genoemd.
Als de ontvangsten in een bepaalde periode kleiner zijn dan de uitgaven dan neemt de kas of/en bank af.
Een overzicht van o. en u.
 Heeft betrekking op financiële feiten die· een verandering in kas of bank veroorzaken.
 Heeft betrekking op een· bepaalde periode
 Heeft betrekking op een voorbije periode·
 Geeft een· verklaring voor de verandering in de liquide middelen in een bepaalde periode.

§ 2.4
met een begroting kijkt men naar de toekomst, van plan om iets te doen.
Activiteitenplan= welke activiteiten in een komende periode gaan ondernemen.
In een begroting geeft het bestuur aan: welke uitgaven zij in de komende periode verwacht en waar het geld vandaan moet komen. Begroting = overzicht van de verwachte ontvangsten en uitgaven in de komende periode.
Begroting van ontvangsten en uitgaven:
 Heeft betrekking op· financiële feiten die een verandering in kas of bank gaan veroorzaken.

· Heeft betrekking op een bepaalde periode
 Heeft betrekking op een· toekomstige periode
 Geeft een verklaring voor de te verwachten verandering· in de liquide middelen in een bepaalde periode.

Voor het opstellen van een begroting gebruik je de begroting van het vorige jaar met het overzicht van ontvangsten en uitgaven van het afgelopen jaar. Afwijkingen worden bijgesteld. Bij een begroting zijn de uitgaven gelijk aan de ontvangsten.

§2.5
liquiditeit = de mate waarin een organisatie in staat is haar korte termijn schulden op korte termijn te betalen.
In een liquiditeitsbegroting staat per maand of kwartaal vermeld wat de ontvangsten en uitgaven zijn. De liquiditeitsbegroting geeft aan hoeveel liquide middelen een organisatie overhoud, dan wel tekort komt in een bepaalde periode van het jaar.

H3

Een administratie waarbij alleen maar financiële feiten worden vastgesteld die leiden tot een verandering van liquide middelen noemen we een financiële verslaggeving op kasbasis.(ook per bank tellen mee)
Iets kan van waarde verminderen. Achterstallige betalingen staan niet in een stelsel van kasbasis. Op het moment dat de rekening betaald wordt, wordt dit ook in een stelsel op kasbasis geregistreerd.
Het grote voorbeeld van een administratie op kasbasis is de eenvoud van het stelsel. Alleen binnenkomende en uitgaande geldstromen worden geadministreerd.


§3.2

ontvangsten en uitgaven = 1 bepaald moment en verandering liquide middelen
baten en lasten = een bepaalde periode en verandering eigen vermogen

§3.3

staat van baten en lasten is een overzicht/ samenvatting van baten en lasten

Eigen vermogen nieuw = Eigen vermogen oud +/- saldo van baten en lasten

§3.4
periodetoerekeningsstelsel is een systeem van administreren waarbij:
1. Strikt onderscheid gemaakt wordt tussen baten en lasten
2. Baten en lasten toegerekend worden aan de periode waarop ze feitelijk betrekking hebben, ongeacht of de baten feitelijk zijn ontvangen dan wel dat de lasten daadwerkelijk tot uitgaven hebben geleid.

Contributie, subsidies, sponsorgelden en giften=baten
Opgeofferde gelden om de doelen van de vereniging te realiseren bv. Huur clublokaal, vergoeding trainers, rente = lasten

Baten ≠ ontvangsten

Lasten ≠ uitgaven
Baten en lasten geven aanleiding tot ontvangsten en uitgaven

Contributies= baten betalen = ontvangsten
Afschrijving = lasten ≠ uitgaven
Aflossing =uitgave ≠ last
Lasten = rente/ interest
Waardevermeerdering = baten ≠ ontvangst

§3.5
Te vorderen contributies > debetzijde
Vooruit ontvangen contributies > creditzijde

Credit= te betalen bedragen + vooruit ontvangen bedragen
Debet= te vorderen bedragen + vooruitbetaalde bedragen

§3.6

Contributie is een bate die bij betaling tot ontvangsten leidt. Afschrijvingen daarentegen zijn lasten die niet tot uitgaven leiden en aflossingen op een lening zijn uitgaven maar geen lasten.
Aflossingen daarentegen vind je wel op een overzicht van ontvangsten en uitgaven, maar niet op een staat van baten en lasten. Diverse andere posten boek je zowel op het overzicht van ontvangsten en uitgaven als op een staat van baten en lasten. Dit zie je bv. Bij contributies, huur, interest, vergoedingen. Contributies zijn baten die als ze betaald worden tot ontvangsten leiden. Huur is een last, maar leid bij een betaling tot een uitgave.
Afschrijving alleen op staat van baten en lasten

Aflossing alleen op overzicht ontvangsten en uitgaven.

Contributiebaten = contributieontvangsten – te vorderen contributie(op balans begin periode)

Contributiebaten = contributieontvangsten – te vorderen contributie beginbalans + te vorderen contributie eindbalans

Contributiebaten = contributieontvangsten – vooruit ontvangen contributie(balans eind periode)

Contributiebaten = contributieontvangsten – vooruit ontvangen contributie(eindbalans) + vooruit ontvangen contributie (beginbalans)

Interestlasten = interestuitgaven – nog te betalen intrest (beginbalans) + nog te betalen intrest (eindbalans)

Huurlasten = huuruitgaven + vooruit betaalde huur (beginbalans) – vooruit betaalde huur (eindbalans)

REACTIES

B.

B.

lekker hoor ;)
goeie samenvatting

13 jaar geleden

J.

J.

goede sv

13 jaar geleden

F.

F.

bedankt

10 jaar geleden

M.

M.

vvr en vbr zijn beide rechtspersonen

10 jaar geleden

J.

J.

Thanks

9 jaar geleden

F.

F.

Bij 1.5 staat dat VBR geen rechtspersoon is en de VVR. Ik heb hier een boekje waarin staat: ‚ Zowel de VVR en de VBR zijn rechtspersonen.’

8 jaar geleden

F.

F.

verder goeie samenvatting ^.^

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.