Hoofdstuk 8 en 9

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • havo/vwo | 2626 woorden
  • 8 augustus 2005
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
M&O samenvatting hoofdstuk 8 & hoofdstuk 9

Hoofdstuk 8

8.1 de eenmanszaak
De eenvoudigste vorm die een ondernemer kan kiezen is de eenmanszaak. Het is geen rechtspersoonlijkheid -> dus geen eigen rechten en plichten. De bezittingen zijn dan eigenlijk ook privé-bezittingen van de eigenaar. De schulden zijn dan ook persoonlijke schulden.
Het persoonlijke vermogen staat garant voor de schulden van de ondernemer. Het persoonlijke vermogen = eigen vermogen in bedrijf + EV op andere plaatsen.
• Bij winst wordt het eigen vermogen van het bedrijf vergroot. Hiermee neemt ook het persoonlijke vermogen toe. De zaak betaald de ondernemer geen loon, dat moet hij zelf uit de zaak nemen. Dit moet hij beperken tot het ondernemersloon of het winstbedrag.

• Bij verlies slinkt het eigen vermogen. Een deel van het persoonlijke vermogen moet dan door de eigenaar in het bedrijf worden gestort. Als de verliezen zo hoog worden dat het privé-vermogen niet meer genoeg is dan spreekt met van faillissement. Hij is immers persoonlijk verantwoordelijk voor de schulden die hij maakt. Hij verliest hiermee alles.
De ondernemer is de enige die zeggenschap heeft over zijn eenmanszaak. Hij is de baas en kan alle beslissingen zelfstandig nemen. De eigenaar en de leiding zijn verenigt in 1 persoon. Hij kan daarnaast wel werknemers in dienst hebben, zij krijgen een salaris. Dat vermindert de winst van een bedrijf.
Voor de fiscus maakt het niet uit hoeveel loon de ondernemer uit zijn vermogen haalt, zij ziet de winst als inkomen. Over deze winst moet hij inkomstenbelasting betalen.

8.2 vennootschap onder firma
Net zoals de eenmanszaak is de VOF een bedrijf zonder rechtspersoonlijkheid. Een VOF heeft echter meerdere eigenaren. Het eigen vermogen is het persoonlijke vermogen van haar vennoten. Bij de oprichting stellen de eigenaren een firma-akte op.
Omdat de VOF geen eigen bezittingen heeft zijn de vennoten zelf aansprakelijk voor de schulden. Als zij hun verplichtingen niet nakomen, kunnen de schuldeisers verhaal halen bij één van de vennoten. Deze vennoot vordert vervolgens een deel van de schuld terug op andere vennoten. Het faillissement van het VOF kan dan ook het persoonlijk faillissement van de vennoot betekenen.
Eigendom en leiding zijn niet gescheiden, de vennoten zijn zowel eigenaar als baas. In de akte is geregeld wie welke werkzaamheden in het bedrijf onderneemt. Ook hoe bijvoorbeeld geschillen tussen vennoten worden opgelost.

Voor zowel de eenmanszaak als de VOF geld dat faillissement het einde van de zaak is. Tenzij er bij de VOF maar 1 vennoot failliet is gegaan en de rest het zaakje kan redden.

8.3 besloten vennootschap
De BV is een ondernemingsvorm waarbij de ondernemer een zelfstandig rechtspersoon is. Een zelfstandig rechtspersoon is een organisatie met een eigen rechtspersoonlijkheid. Ze kan dus zelfstandig bezittingen hebben -> zelf plichten en rechten aangaan.
Ze heeft als rechtspersoon een eigen vermogen. Dat ontstaat doordat aandeelhouders geld in de onderneming storten. De aandeelhouders kunnen er echter niet over beschikken, het is immers van de vennootschep en niet van hun persoonlijke vermogen. Dit houdt wel in dat ze beperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de onderneming. Ze zijn het vermogen dat ze erin hebben gelegd kwijt, de rest blijft buiten beschouwing.

De directie is de leiding van het bedrijf, ze staan los van de aandeelhouders. De directie beschikt over het vermogen en is in dienst van de vennootschap. Zij krijgen net zoals de andere werknemers salaris waarover ze belasting moeten betalen. De vennootschap betaald vennootschapsbelasting. Een deel van de winst gaat naar de aandeelhouders. Zij beslissen welk deel ze zelf houden en welk deel ze in het bedrijf laten. -> winst over een aandeel is dividend.
Bij de oprichting van een vennootschap is een statuut opgesteld. Het maximum bedrag dat ze in omloop mag brengen aan aandelen is erin vastgelegd (maatschappelijke aandelen vermogen). De waarde van de aandelen staat erin dit is de nominale aandelenwaarde.

De vennootschap kan beslissen om minder aandelen te plaatsen dan het maatschappelijke aandelenvermogen. Ze houdt dan wat meer aandelen in eigen beheer ->minder dividend uitkeren. Je hebt ook nog het gestorte aandelen vermogen, als niet het hele bedrag van het aandeel is volgestort.
In de loop van het jaar wordt winst gemaakt, meestal wordt dit nog betrokken bij het eigen vermogen. Aan het einde van het jaar wordt het verdeeld. Een deel naar de belasting, dan naar de aandeelhouders. Een deel van de winst wordt door de aandeelhouders reserve gehouden -> winstreserve.
Als het eigen vermogen van de eenmanszaak of VOF tekort schiet wordt er een BV opgericht. Doordat aandeelhouders dan geld storten wordt het vermogen groter. Als er veel aandeelhouders zijn kunnen ze stemrecht over het bedrijf krijgen.
De aandelen mogen niet zomaar verkocht worden, dat moet eerst aan de andere aandeelhouders worden voorgelegd. Anders is het immers geen besloten vennootschap meer.
Bij faillissement is een BV veel veiliger, het privé-vermogen van de aandeelhouders blijft immers buiten beschouwing.

8.4 de naamloze vennootschap
Als een bedrijf weer een grote groei doormaakt en een grote vermogensbehoefte heeft en de BV dit niet kan financieren zal ze een NV moeten oprichten.
De aandelen van een NV zijn namelijk overdraagbaar, de aandeelhouders hebben geen toestemming nodig om de aandelen te verkopen. De aandelen zijn dan altijd volgestort omdat de directie immers niet zomaar kan vragen geld bij te storten.
De aandelen worden soms verhandeld op de effectenbeurs. Buitenstaanders kunnen dan beleggen in aandelen van bedrijven. Bedrijven hebben daardoor minder moeite beleggers te vinden.

Als er een grote interesse is kunnen de aandelen tegen een hogere waarde worden verkocht dan de nominale waarde. Het bedrijf houdt daardoor wel hetzelfde bedrag over maar bijvoorbeeld de helft minder aandeelhouders -> minder mensen om dividend over te verdelen en minder nieuwe stemgerechtigden.
Bij het uitgeven van aandelen neemt het eigen vermogen toe. Deze toename is gelijk aan het uitgegeven vermogen * het aantal uitgegeven aandelen. Het bedrag dat de onderneming meer krijgt dan de nominale waarde is het agioreserve.
Via een aandeelhoudersvergadering hebben de aandeelhouders stemrecht. Hun belangrijkste taak is de winstverdeling. De grote vraag is altijd: hoeveel winst keer de onderneming uit en hoeveel wordt er gereserveerd?
Doordat een groot aandelen pakket kan worden verworven door buitenstaanders kunnen deze buitenstaanders veel zeggenschap krijgen. In de statuten zijn dan ook vaak beschermingsmaatregelen vastgelegd. Er zijn dan bijvoorbeeld prioriteitsaandelen.

8.5 aantrekken van eigen vermogen
Ondernemingen veranderen van rechtspersoon om een aantal redenen:
• Een BV/NV kan voor een groter vermogen zorgen.
• Er is meer zekerheid bij faillissement dat het privé-vermogen buiten beeld blijven bij een BV/NV.
• De continuïteit is beter gewaarborgd. Als bij een VOF of eenmanszaak iemand overlijd houdt daarmee het bestaan op en het vermogen dus ook. Bij een NV/BV kunnen de erfgenamen het vermogen opeisen.
• De belasting kan bij bepaalde rechtsvormen gunstiger zijn, bijvoorbeeld doordat er minder betaald hoeft te worden.
Een bedrijf heeft beleggers nodig om geld te krijgen, deze beleggers zullen eisen stellen. Deze eisen liggen in de winstgevendheid en dividendpolitiek.

Beleggers zullen dividend willen hebben, nieuwe beleggers zullen willen zien dat het goed gaat met het bedrijf. Ze willen een oordeel over het bedrijf kunnen vormen.
De leiding van een NV en BV geven daarom jaarlijks een jaarrekening uit.
Ze kijken naar de winst uit het verleden, de verwachte winst, de rentabiliteit (REV) (die hoger moet zijn dan een bepaalde grens, het moet immers wel zin hebben om te beleggen).
Beleggers willen een zo hoog mogelijke dividend, dat is immers hun winst. Het bedrijf zal echter ook een reserve willen houden, ze moeten immers investeren. Winstreservering kan in de toekomst tot meer winst leiden.
Dividendpolitiek: Veel bedrijven doen aan dividendstabilisatie, ze keren altijd een zelfde bedrag dividend uit. Beleggers weten dan wat ze kunnen verwachten. Bedrijven kunnen ook jaarlijks een vast percentage van de winst als dividend uitkeren. Ook kan de winstreservering van het voorgaande jaar worden aangesproken, bijvoorbeeld bij verlies.
Als laatste zullen aandeelhouders ook veel informatie over een bedrijf willen krijgen. De aandeelhouders hebben namelijk geen inzicht in de administratie. Er wordt maar een beperkt aantal informatie in het jaarverslag uitgebracht, concurrenten hebben er immers ook inzicht in.

Hoofdstuk 9

9.1 de obligatielening
De bekendste lening is wel een obligatielening. Een onderneming geeft dan een groot aantal schuldbekentenissen uit. Beleggers kopen deze bekentenissen. Voor hen is dat een bewijs dat de onderneming een schuld bij hen heeft lopen. Deze schulden zijn obligaties en de houders de obligatiehouders.
Het bedrag van de schuld staat op de obligatie, dit bedrag is nominaal. Over dit bedrag krijgen de obligatiehouders een interestuitkering. Aan het einde van de looptijd krijgen ze het nominale bedrag van de obligatie terug. Een obligatie staat niet op naam maar op toonder.
Een obligatie is meestal een klein bedrag. Op deze wijze kan een onderneming bij een groot publiek een lening plaatsen. Ze brengt een prospectus uit voor de geïnteresseerden. Hierin staat: hoeveel obligaties ze wil uitgeven, hoe groot de nominale waarde is, wat het jaarlijkse interestpercentage (couponrente) is en de looptijd. Soms wordt de obligatie in delen afgelost. Een bank treed vaak op als tussenpersoon.

Via bijvoorbeeld advertenties worden obligatiehouders gezocht. Geïnteresseerden kunnen bij de bank een prospectus aanvragen. Kleine particulieren beleggers kunnen ze kopen maar ook grote institutionele beleggers.
Zodra de beleggers de obligatie hebben toegewezen storten zij het bedrag op de bankrekening. De bank draagt dat vervolgens over (na aftrek van provisie) aan het bedrijf.
Obligaties zijn vrij te verhandelen, wanneer een obligatiehouder dus geld nodig heeft kan ze dit vrij verkopen. Een beursnotering kan het verhandelen van de obligaties makkelijker maken.

9.2 overige vormen van lang vreemd vermogen
Er zijn naast de obligatie lening ook nog andere vormen van leningen:
• Onderhandse lening. Bij deze lening bieden 1 of enkele geldschieters een groot bedrag aan. Omdat de bedrijfsleiding onderling in overleg kan treden heet het een onderhandse lening. Over obligaties zeggen we dat ze op de openbare kapitaalmarkt verhandelt worden, de voorwaarden zijn immers voor iedereen in te zien. Bij een onderhandse lening is dat niet het geval.
Kleine bedrijven zullen een onderhandse lening eerder in de kennissenkring plaatsen, grote bedrijven bij bijvoorbeeld banken, pensioenfondsen etc.
• Hypothecaire lening. Omdat bij een onderhandse lening geen onderpand wordt gegeven aan het geleende geld is deze een stuk onzekerder dan de hypothecaire lening. Daarbij wordt bijvoorbeeld een pand als zekerheid gegeven. Als de overeenkomst gesloten is en de aflostijd is afgelopen kan de bank bijvoorbeeld het bedrijfspand verkopen. De opbrengst daarvan dient als aflossing van de interest en de schulden.
Voor beleggers is het voordeel dat zij een grotere zekerheid heeft dat het bedrijf het bedrag te zijner tijd aflost. Ze nemen dan ook genoegen met een lager interest percentage.

• Achtergestelde lening. Bij een achtergestelde lening verstrekt de ondermening geen zekerheden. Bij faillissement krijgen de verstrekkers pas hun geld terug na de schuldeisers. Het is in feite het tegenovergestelde van de hypothecaire lening.
Een voordeel van deze lening is dat de geldschieters een hogere interest krijgen.
Hoe groter de kans is dat het bedrijf de aflossingen niet kan nakomen, hoe minder belangstelling er is vanuit beleggers om geld in het bedrijf te steken. Ze zal als ze toch geldschieters wil een hoog interestbedrag moeten bieden om ze toch over de brug te krijgen. Een bedrijf met een goede solvabiliteit en goede winstkansen zal weinig moeite hebben met het vinden van beleggers. De interestkosten van zo’n bedrijf liggen dan ook lager.

9.3 vormen van kort vreemd vermogen
Ook van kort vreemd vermogen zijn er verschillende vormen:
• Rekening-courantkrediet. De bank geeft een bedrijf de kans om geld te lenen tot een bepaald bedrag. De afspraak is dan dat het bedrijf het geld zo snel mogelijk terugbetaald. Het tegoed dat een bedrijf heeft staat debet op de balans onder liquide middelen. Het bedrag dat het bedrijf moet terug betalen staat aan de creditzijde van de balans bij het kort vreemd vermogen. Over dit geleende geld wordt interest betaald. Daarnaast soms een vergoeding voor de beschikbaarheidstelling.
Het bijzondere van zo’n rekening is dat een bedrijf op elk moment van de dag het tegoed kan gebruiken om schulden af te lossen.
Elke periode stuurt de bank een afschrift met saldo-informatie. Het saldo is het bedrag dat overblijft na verwerking van alle af- en bijschrijvingen. Het bedrag dat een bedrijf nog op kan nemen heet de dispositieruimte.
Bedrijven kunnen net zoals particulieren rood staan op zo’n rekening. Ze lenen dat geld immers ook. Een rekening-courantkrediet is prima geschikt voor tijdelijke schommelingen in de vermogensbehoefde. Op het moment dat er extra vermogen nodig is zijn er interestkosten. Als het overtollig geld heeft stort ze er geld op. Ook ontvangsten van klanten kan ze erop kwijt. Toch is het beter om voor een lang tekort een lang vreemd vermogen te gebruiken, daar is immers de interestvoet lager op.
• Leverancierskrediet. Wanneer een leverancier iets bezorgt hoeft er niet gelijk betaald te worden. Daarmee stelt hij dus vermogen beschikbaar. Het valt onder kvv omdat de ondernemer de kosten snel moet betalen. Op de balans vallen deze kosten onder crediteurs. Hetzelfde geld voor als het bedrijf zelf goederen levert aan klanten, dit valt onder de post debiteuren.

• Afnemerskrediet. Dit ontstaat wanneer een onderneming haar afnemers vooraf laat betalen. Bijvoorbeeld bij de bouw van een kantoor als een deel van de koopsom al betaald moet worden. Het is gebruikelijk om dit krediet te vragen bij producten die speciaal voor de leverancier gemaakt zijn.

9.4 leasing
Als een onderneming productiemiddelen nodig heeft kan ze i.p.v. kopen ook huren. Voordeel is dat ze veel minder vermogensbehoefte heeft en daarbij ook minder rompslomp. Nadelen zijn dat het op langere duur duurder is dan kopen.
Er zijn twee soorten leasing:
• Operational leasing. Hierbij is er sprake van een huurcontract die opzegbaar is. De verhuurder is verantwoordelijk voor het onderhoudt en voor grote operaties aan de productiemiddelen.
• Financial leasing. Dit contract heeft een lange looptijd en is niet op te zeggen. De loopduur van het contract komt meestal overeen met de levensduur van een product. Bij deze vorm komen het onderhoud en eventuele reparaties ten kosten van de huurder.
De directie weet van te voren al dat huren duurder is, maar wel voordelen op kopen heeft.
9.5 kredietwaardigheid
Verschaffers van vreemd vermogen zullen alleen vermogen verschaffen als ze aannemen dat het bedrijf de schulden op tijd terug zal betalen. Ze vellen een oordeel over de kredietwaardigheid.
• Het belangrijkste criterium daarvoor is de solvabiliteit. Naarmate ze meer activa heeft ten opzichte van vreemd vermogen wordt de solvabiliteit lager en is de kans dat verschaffers geld terug krijgen bij faillissement groter.
Bij een faillissement is er een kans dat de onderneming gedwongen wordt haar activa te verkopen. Soms heeft ze bij toeval nog genoeg liquide middelen om het failliet te doen wegvaren. Ook het hele bedrijf kan verkocht worden. Het behoudt dan de goodwill -> dat is de klantenkring en het imago.

Als alle activa verkocht worden brengen ze minder geld op, dat weten de verschaffers. Toch nemen ze daar genoegen mee. Bij een eenmanszaak en VOF houdt het bestaan gewoon op, een BV/NV gaat echter slapend verder. De activa worden verkocht -> liquidatie.
• Ook met de rentabiliteit kan de kredietwaardigheid worden bekeken. Dit geeft immers aan of ze snel hun schulden kunnen afbetalen.
• De rechtsvorm speelt ook mee. Omdat de eenmanszaak en VOF privé-aansprakelijkheid hebben zijn ze meer kredietwaardig. Bij een eventueel faillissement kan een schuld immers gevorderd worden op het privé-vermogen. Bij een NV en BV is dat niet het geval.
• De hoeveelheid en de betrouwbaarheid van de informatie. Om de mate van de kredietwaardigheid te bepalen heeft een verschaffer informatie nodig. Bijvoorbeeld bij de huisbankier.
Belangrijke kredietverleners hebben bij een bedrijf een bijzondere positie. Het bedrijf wil een goede verstandshouding met hen hebben. De verleners kunnen bijvoorbeeld extra informatie krijgen over de stand van zaken.
Andere kredietverleners zullen zich meer moeten richten op de ervaringen die ze hebben opgedaan met het bedrijf. Eventueel kan een bankgarantie daarbij helpen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.