Hoofdstuk 6 Samenvatting
6.2 De functie van de banken
Bank: Instelling die zich bezighoudt met het verlenen van kredieten die zij erschaft uit eigen middelen, uit van derden opgenomen gelden of door creatie.
• Kredietverlening uit eigen middelen
Eigen middelen bank: aandelen en rerserves. Garantie voor eventuele verliezen
• Kredietverlening uit middelen van derden
Afhankelijk van anderen, wel doet de bank haar best zoveel mogelijk geld binnen te halen.
• Kredietverlening door creatie (geldschepping) Algemene banken kunnen nieuw geld scheppen.
Twee soorten banken:
• gespecialiseerde, richten zich op een bepaalde activiteit (hypotheekbanken).
• algemene, hoofdtaken als volgt:
- verstrekken van kredieten
- aanbieden van spaarmogelijkheden
Daarnaast houden zij zich bezig met:
- verrichten van betalingen voor cliënten
- bewaren van effecten (aandelen en obligaties)
- effectenverkeer
- emissiebedrijf
- valutahandel
Aanbieden van spaarmogelijkheden
Twee soorten spaarmogelijkheden:
• Deposito’s: geld staat voor een bepaalde periode vast.
• Direct opvraagbare tegoeden: je kunt elke dag over het geld beschikken.
Twee soorten interest: • Vast: een aantal jaren geld hetzelfde bedrag per periode. • Variabel: kan elke dag worden aangepast aan de dan geldende interestvoet.
Verrichten van betalingen voor cliënten
Bank moet weten:
• naam
• rekeningnummer
• bedrag
Bewaren van effecten
Open bewaarneming: de cliënt geeft zijn effecten aan de bank, bank verricht alle werkzaamheden (inwisseling dividendbewijzen). Bank krijgt provisie.
Gesloten bewaarneming: De cliënt geeft de effecten in een gesloten trommel aan de bank en moet dan zelf alle handelingen verrichten. Komt zelden meer voor.
Effectenverkeer
Bank regelt verkoop en inkoop van effecten. Clearing mogelijk: effecten worden niet op de beurs verhandelt, maar intern ‘doorgesluisd.’ Dit heeft geen invloed op de koers.
Emissiebedrijf
Bank kan op twee manieren bij emissie worden betrokken:
• Bank neemt de gehele emissie over. Als er ene bepaald aantal aandelen niet wordt verkocht, blijft de bank hiermee zitten.
• Bank verleent enkel bemiddeling, geen risico. Bank krijgt provisie.
Valutahandel
Tegenwoordig is dit door de Euro minder van toepassing.
6.3 Leverancierskrediet en afnemerskrediet
Leverancierskrediet: Krediet van leverancier aan afnemer
Afnemerskrediet: Afnemer aan leverancier.
Diegene naar wie het krediet genoemd is, verstrekt het dus!!!
Leverancierskrediet
Consumptief leverancierkrediet
(kort vermogen)
Leverancier -> consument
Bijvoorbeeld bij de melkboer of buurtsuper.
Waarom kiest de winkelier voor dit soort krediet?
• Hoeft niet te verdienen, zoals banken.
• Lagere kosten voor de leverancier als voor een bank.
• Kan goed de klant beoordelen
• Klantenbinding.
Vorm komt vaak voor bij postorderbedrijven. Productief leverancierskrediet
(kort vermogen, eigenlijk lang)
Leverancier -> leverancier
Waarom kiets men liever dit soort krediet ipv. Een bankkrediet?
• Lagere kosten
• Kleiner risico
Het is wenselijk een deel van het leverancierkreidet te vervangen door eigen vermogen, want dat is goedkoper en leverancier geven vaak korting bij contante betaling. Zie het voorbeeld op pag. 98 in het boek.
Afnemerskrediet komt voornamelijk voor bij: • dienstverlenende bedrijven (verzekeringen, transport, kan bij wanbetaling niet worden teruggevorderd) • uitvoering van speciale orders (Rolls Royce) • opkopende handel ( graangewassen, ter financiering ontvangt de boer geld van zijn afnemer).
Consumptief afnemrskrediet: consument -> leverancier (abonnementen, verzekeringen) Productief afnemerskrediet: tussen ondernemingen waarbij vooruitbetaling plaatsvindt
6.4 Het rekening-courantkrediet
Rekening-courant: een rekening die bedrijven gebruiken voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten. Kan een vordering op zijn. Kredietplafond: Het bedrijf met een rekening-courantkrediet, krijgt van de bank toestemming om tot een bepaald bedrag rood te staan. Dispositieruimte: Stel dat een onderneming een kredietplafond heeft van € 100.000,--, en € 35.000,-- in het rood staat. Dat is een nog een dispositieruimte van 100.000-35.000 = € 65.000,--
Dure vorm van krediet.
6.5 Het consumptief krediet
• Het doorlopend krediet
Er wordt, bijvoorbeeld, een bedrag van € 6000,-- geleend, dat in 60 maanden moet worden terugbetaald.
Bedrag hoeft niet ineens te worden opgenomen, afgeloste bedragen kunnen steeds weer worden opgenomen.
Er moet interest worden betaald, en bij het sluiten van de lening ook provisie.
BANK
Voordelen
• Er hoeft maar één keer onderzoek te worden gedaan naar de kredietwaardigheid van een persoon.
• Kostenbesparend; het bedrag dat de consument maandelijks aan de bank betaald, wordt veelal automatisch van zijn rekening afgeschreven. CONSUMENT
Voordelen
• Afgeloste bedragen kunnen steeds weer worden opgenomen, dat bespaart provisie.
• Er hoeft niet steeds een hele papierwinkel in gang te worden gezet.
• De consument weet precies tot welk bedrag hij kan lenen.
• De persoonlijke lening (PL) Lening voor bepaald doel (vakantie, belastingaanslag, woning). Bedrag wordt ineens opgenomen. Afgeloste bedragen mogen niet weer worden opgenomen, slechts bij een nieuwe PL. Terugbetaling in gelijke termijnen. Kan voor allerlei zaken worden gebruikt, dat is een groot voordeel voor de consument. Kosten PL bestaan uit afsluitprovisie en interest, samen de financieringskosten genaamd. Meestal uitgedrukt als percentage, maar kan ook als bedrag.
Beide bovenstaande vormen zijn voor de consument duur, omdat de bank weinig zekerheid heeft. Dit risico is opgenomen in de kredietprijs (het kredietpercentage).
• Koop en verkoop op afbetaling
Koper en verkoper komen overeen dat de koopprijs van een roerende zaak, bijvoorbeeld een wasmachine, zal worden betaald in termijnen. Daarvan vallen er tenminste twee nadat de koper het genot van de zaak is verschaft.
Duurzame consumptiegoederen: Producten waar je jarenlang plezier van kan hebben.
• Huurkoop
Lijkt veel op koop en verkoop op afbetaling, maar bij huurkoop blijft de verkoper eigenaar tot de laatste termijn is betaald.
Bij deze twee vormen kan het krediet wat goedkoper zijn, want de kredietverlener heeft meer zekerheid dat hij het goed kan terugvorderen.
Hoofdstuk 7 Samenvatting
7.2 Procenten Zie de voorbeelden 7.1 t/m 7.6 op de pagina’s 105 t/m 109 in het boek.
Brutowinst = verkoopprijs – inkoopprijs
Let speciaal op voorbeeld 7.3.
7.3 Enkelvoudige interest en samengestelde interest Aflossen: het terugbetalen van de lening. Interest: Vergoeding die moet worden betaald voor het ter beschikking stellen van geld. Enkelvoudige interest: Voor elke periode interest over het oorspronkelijke bedrag. Samengestelde interest: De interest over een periode wordt bij het oorspronkelijk geleende bedrag opgeteld. Ook wel rente over rente.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden