Eenmanszaak = een bedrijf dat door de eigenaar voor eigen rekening en risico gevoerd wordt, wanneer de eigenaar met het zn hele vermogen aansprakelijk is voor de schulden, betekend dat, dat bedrijfsschulden ook privéschulden zijn → bij faillisement van het bedrijf kunnen dus ook persoonlijke bezittingen van de eigenaar gebruikt worden voor het afbetalen van de schulden. Slim is het wanneer je dan huwelijkse-voorwaarden opstelt en alles op de naam van je partner zet, zodat het niet afgenomen kan worden door schuldeisers (misschien wel beetje lastig als je dan later gaan scheiden...)
Handelsonderneming = een bedrijf dat goederen vrijwel dezelfde staat verkoopt als waarin hij ze heeft ingekocht → supermarkt, horecaonderneming, fietsenwinkel
AOV = Algemene Ondernemingsvaardigheden → een diploma dat je nodig hebt wanneer je een bepaald bedrijf wilt oprichten (niet altijd nodig)
Het inkomen voor de eigenaar van een eenmanszaak bestaat uit:
een vergoeding voor de arbeid van de eigenaar
een rentevergoeding voor het eigen geld (vermogen) dat je eigenaar in de winkel gestopt heeft een vergoeding voor het risico dat je eigenaar loopt, de winst
Zaakvermogen = het vermogen dat de eigenaar in de onderneming heeft geïnvesteerd
Privé-vermogen = het vermogen van de eigenaar zelf. Dit vermogen staat los van de onderneming en bestaat uit particuliere bezittingen, zoals een huis, meubelen en spaargeld.
Vennootschap onder firma (Vof) = een mogelijkheid om met meerdere personen een onderneming onder een gemeenschappelijke naam uit te oefenen, eigenaren: firmanten of vennoten → verschaffen elk een deel van het vermogen van de firma. → Hoofdelijke aansprakelijkheid = de vennoten zijn ieder aansprakelijk voor de gehele schuld.
De Vof biedt betere mogelijkheden voor de continuïteit (= het voortbestaan) van een eenmanszaak, niet alleen wat de financiering van de bedrijfsactiviteiten betreft, maar ook wat leidinggeven betreft (bijv. bij overlijden van 1 van de vennoten).
→ als een firmant geen vermogen heeft ingebracht (maar wel mee werkt) krijgt deze een even groot deel van de winst als de firmant die het laagste vermogen heeft ingebracht.
- Een marktaandeel geeft aan hoeveel procent van de totale afzet (verkopen in stuks) of omzet (verkopen in geld) een bepaalde onderneming heeft
Bekend staan om goede kwaliteit kan je aardig wat voordelen opleveren: - grotere klantenbinding - meer herhalingsaankopen - meer mogelijkheden ten aanzien van de prijsstelling, bijvoorbeeld de mogelijkheid om de prijs te verhogen zonder van verlies van het marktaandeel.
Psychologische prijs = wanneer een product niet 10 euro kost, maar 9,95 euro, lijkt goedkoper en is dus aantrekkelijker.
De levenscyclus van een product is de periode dat het product op de markt is. Er zijn artikelen met een zeer lange levenscyclus, zoals bier en tandenborstels, en producten met een kortere levenscyclus, zoals rage-artikelen en modekleding → producten komen en producten gaan.
Fasen levenscyclus: - introductie - groei - rijpheid - verzadiging - neergang
Voor de fabrikanten van producten zijn de technologische ontwikkelingen maar ook de concurrentie, belangrijk.
De technologische ontwikkeling zorgt ervoor dat de nieuwe producten op de markt komen en dat bestaande producten verdwijnen
Het aantal concurrenten en die manier waarop zij met elkaar concurreren, heeft eveneens invloed op het verloop van de levenscyclus. Een onderneming kan bijvoorbeeld door de concurrentie gedwongen worden de productie van een bepaald product te staken, omdat het product geen winst meer oplevert.
Introductie → nieuw product komt op de markt, hoge kosten van de fabrikant worden vaak doorgerekend in de verkoopprijs van het product. Doordat het veel kost willen niet zoveel mensen het kopen dus lage winst → dit verschijnsel heet: penetreren of het toepassen van penetratie-prijspolitiek.
Afromen of het toepassen van afroom-prijspolitiek = Wanneer een product in de introductiefase erg duur is enkel omdat het door de rijkere mensen wordt gekocht en de fabrikant er zo veel mee kan verdienen (veel bij luxe-producten). Vaak wanneer het product dat in een andere fase komt, gaat de prijs omlaag.
Groei → het nieuwe product is geaccepteerd en de verkoop stijgt, meer concurrentie, kosten fabrikant nemen af daardoor kan de winkelier zijn winst verhogen.
Rijpheid → de concurrentie wordt heviger, verkoopprijs daalt en de groei van de winst neemt af.
Verzadiging → verkoopprijs + concurrentie blijven allebei stabiel, uitgaven promotie minder
Neergang → winst erg laag, of zelf verlies, concurrentie loopt terug, verkoopprijs neemt af, bijna geen reclame mee.
- Lijnorganisatie = een organisatie die uit opdrachtgevers en uitvoerenden bestaat er waarin iedereen precies weet wie zijn baas is - Stafafdelingen = zij adviseren de lijnafdelingen, adviseren is hun enige taak - Staf-lijnorganisatie = een bedrijf met lijnafdelingen en stafafdelingen
Arbeidsovereenkomst → Hierin staan de rechten en plichten van de werknemer genoemd, loon, werktijden en vakantiedagen. Wanneer je een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebt, ben je in vaste dienst. Je hebt ook een flexibel of een tijdelijk arbeidscontract.
- Bij flexibele werktijden heeft de werknemen een vast aantal uren afgesproken en kan de werkgever met deze uren alleen maar schuiven binnen de week, maand of jaar.
- Bij flexibele contracten kan ook het aantal werkuren per periode variëren.
→ vormen van flexibel werken: tijdelijke contracten, oproeparbeid, thuiswerk, freelancewerk
Employability = wanneer persooneel breed inzetbaar is in de onderneming
Functioneringsgesprek → gesprek tussen leidinggevende en medewerker over diens functioneren binnen het bedrijf (beide mogen hun mening geven)
Beoordelingsgesprek → de chef waardeerd de medewerker over een bepaalde periode
Ondernemingsraad (o.r.) = een vertegenwoordigingvan alle personeelsleden, deze voert overleg met de directie en heeft een aantal rechten. –een onderneming met meer dan 35 werknemers moet verplicht een o.r. hebben-
→ Instemmingsrecht heeft de raad onder meer als het gaat om arbeidsvoorwaarden, pensioenregelingen, aanstellings- en ontslagbeleid en arbeidsomstandigheden
Financieringsplan → In een financieringsplan staat het totale bedrag van de investering (de uitgaven in verband met de uitbreiding) en hoe men dat bedrag wil investeren. Er staan ook aanvullende gegevens in, zoals algemene bedrijfsgegevens, jaarcijfers enz.
Leverancierskrediet = een krediet dat de leverancier geeft
Afnemerskrediet = Hierbij geeft de afnemer krediet door vooruit te betalen
Ontvangsten zijn ontvangen geldmiddelen, dus middelen die de voorraad liquide middelen vergroten
Uitgaven zijn uitgegeven geldmiddelen, dus middelen die de voorraad liquide middelen verkleinen.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden