In Balans VWO Hoofdstuk 13 (2002)
duurzame productiemiddelen = activa die meer dan één productieproces door een onderneming gebruikt kunnen worden
aanschaf van duurzame productiemiddelen
nadelen:
- de interestkosten: hoe langer een
duurzaam productiemiddel meegaat, des
te langer wordt er beslag gelegd op
vermogen en des te hoger zijn de
interestkosten
- de onderhoudskosten
- het risico van prijsdaling
- het verliezen van een deel van de
prestaties wegens veroudering
overdrachtskosten: - overdrachtsbelasting
- kosten van de makelaar
- kosten van de notaris
- kosten van het kadaster
aanschafprijs van duurzame productiemiddelen = aanschafprijs + bijkomende kosten
afschrijven = het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de
waardevermindering van duurzame productiemiddelen
de grootte van de afschrijving op duurzame productiemiddelen is afhankelijk van:
- de waarde van het duurzame productiemiddel
- de levensduur
- de restwaarde
- het gebruik
restwaarde = de geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij de verkoop aan het einde van de levensduur
afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs:
A – R
n
A aanschafprijs
R restwaarde
n aantal perioden
boekwaarde = balanswaarde = gelijk aan de aanschafprijs verminderd met het bedrag dat tot dan toe is afgeschreven
vervangingswaarde = de waarde die je zou moeten betalen wanneer je op dat moment het
duurzame productiemiddel zou vervangen
om de interestkosten op duurzame productiemiddelen te berekenen, zijn verschillende methoden in gebruik:
1.jaarlijks wordt interest berekend over de halve aanschafprijs
2.jaarlijks wordt interest berekend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen gedurende de gehele levensduur
3.jaarlijks wordt interest berekend over het geïnvesteerd vermogen aan het begin van het jaar
gemiddeld geïnvesteerd vermogen =
A + R
2
complementaire kosten = alle kosten die samenhangen met het duurzame
productiemiddel op de afschrijvings- en de interestkosten na (bijv. onderhoudskosten, reparatiekosten, energiekosten)
In Balans VWO Hoofdstuk 14 (2002)
BTW = Belasting op de Toegevoegde Waarde = omzetbelasting
toegevoegde waarde = de waarde die een bedrijf toevoegt aan een reeds bestaande waarde
het factuurbedrag is altijd inclusief omzetbelasting
met betrekking tot de BTW kunnen we de volgende conclusies trekken:
- BTW die een ondernemer bij inkoop
betaalt, kan worden teruggevorderd van de
belastingdienst
- BTW die een ondernemer bij verkoop
ontvangt, moet aan de belastingdienst
worden afgedragen
- de BTW wordt berekend over de
verkoopprijs van de goederen verminderd
met de korting
- uiteindelijk betaalt de consument de
omzetbelasting
brutowinstopslag = op de inkoopprijs een percentage van de inkoopprijs te leggen
verkoopprijs (excl. omzetbelasting) = inkoopprijs + brutowinstopslag (bijv. 40%)
berekening van de verkoopprijs inclusief omzetbelasting, met behulp van een brutowinstopslag:
inkoopprijs a
brutowinstopslag … % van a b +
verkoopprijs excl. omzetbelasting c
omzetbelasting 19% van c d +
verkoopprijs incl. omzetbelasting e
nettowinst over een periode = brutowinst over dezelfde periode – de kosten van die periode
kosten van een handelsonderneming:
- inkoopkosten
- overheadkosten: - verkoopkosten
- algemene kosten
overheadkosten = kosten die noodzakelijk zijn om de organisatie draaiende te houden
vaste verrekenprijs = de inkoopprijs verhogen met een opslag voor inkoopkosten
kostprijs = de vaste verrekenprijs verhogen met een opslag voor overheadkosten
nettowinst = verkoopprijs (excl.
omzetbelasting) – de kostprijs
nettowinst is bestemd voor de eigena(a)r(en) van de onderneming, als:
- vergoeding voor hun werkzaamheden
- dekking van het risico dat ze hun
vermogen verspelen
- vergoeding voor het beschikbaar stellen
van het vermogen
berekening van de verkoopprijs inclusief omzetbelasting, met behulp van een nettowinstopslag:
geschatte inkoopprijs a
opslag voor inkoopkosten b +
vaste verrekenprijs c
opslag voor overheadkosten = … % van c d +
kostprijs e
nettowinstopslag = … % van e f +
verkoopprijs excl. omzetbelasting g
omzetbelasting 19% van g h +
verkoopprijs incl. omzetbelasting i
opslagpercentage berekenen
verwachte inkoopkosten per artikel =
inkoopkosten
aantal artikelen
verwachte inkoopkosten in % van de inkoopprijs =
inkoopkosten per artikel
inkoopprijs per artikel x 100%
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden