Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 13 & 14

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 532 woorden
  • 24 maart 2004
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
23 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
In Balans VWO Hoofdstuk 13 (2002)

duurzame productiemiddelen = activa die meer dan één productieproces door een onderneming gebruikt kunnen worden

aanschaf van duurzame productiemiddelen

nadelen:
- de interestkosten: hoe langer een
duurzaam productiemiddel meegaat, des
te langer wordt er beslag gelegd op
vermogen en des te hoger zijn de
interestkosten
- de onderhoudskosten
- het risico van prijsdaling
- het verliezen van een deel van de

prestaties wegens veroudering

overdrachtskosten: - overdrachtsbelasting
- kosten van de makelaar
- kosten van de notaris
- kosten van het kadaster

aanschafprijs van duurzame productiemiddelen = aanschafprijs + bijkomende kosten

afschrijven = het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de
waardevermindering van duurzame productiemiddelen

de grootte van de afschrijving op duurzame productiemiddelen is afhankelijk van:
- de waarde van het duurzame productiemiddel
- de levensduur
- de restwaarde
- het gebruik

restwaarde = de geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij de verkoop aan het einde van de levensduur

afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs:

A – R
n


A aanschafprijs
R restwaarde
n aantal perioden

boekwaarde = balanswaarde = gelijk aan de aanschafprijs verminderd met het bedrag dat tot dan toe is afgeschreven

vervangingswaarde = de waarde die je zou moeten betalen wanneer je op dat moment het
duurzame productiemiddel zou vervangen

om de interestkosten op duurzame productiemiddelen te berekenen, zijn verschillende methoden in gebruik:
1.jaarlijks wordt interest berekend over de halve aanschafprijs
2.jaarlijks wordt interest berekend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen gedurende de gehele levensduur
3.jaarlijks wordt interest berekend over het geïnvesteerd vermogen aan het begin van het jaar

gemiddeld geïnvesteerd vermogen =

A + R
2

complementaire kosten = alle kosten die samenhangen met het duurzame
productiemiddel op de afschrijvings- en de interestkosten na (bijv. onderhoudskosten, reparatiekosten, energiekosten)

In Balans VWO Hoofdstuk 14 (2002)

BTW = Belasting op de Toegevoegde Waarde = omzetbelasting


toegevoegde waarde = de waarde die een bedrijf toevoegt aan een reeds bestaande waarde

het factuurbedrag is altijd inclusief omzetbelasting

met betrekking tot de BTW kunnen we de volgende conclusies trekken:
- BTW die een ondernemer bij inkoop
betaalt, kan worden teruggevorderd van de
belastingdienst
- BTW die een ondernemer bij verkoop
ontvangt, moet aan de belastingdienst
worden afgedragen
- de BTW wordt berekend over de
verkoopprijs van de goederen verminderd
met de korting
- uiteindelijk betaalt de consument de
omzetbelasting

brutowinstopslag = op de inkoopprijs een percentage van de inkoopprijs te leggen

verkoopprijs (excl. omzetbelasting) = inkoopprijs + brutowinstopslag (bijv. 40%)

berekening van de verkoopprijs inclusief omzetbelasting, met behulp van een brutowinstopslag:

inkoopprijs a

brutowinstopslag … % van a b +
verkoopprijs excl. omzetbelasting c
omzetbelasting 19% van c d +
verkoopprijs incl. omzetbelasting e

nettowinst over een periode = brutowinst over dezelfde periode – de kosten van die periode

kosten van een handelsonderneming:
- inkoopkosten
- overheadkosten: - verkoopkosten
- algemene kosten

overheadkosten = kosten die noodzakelijk zijn om de organisatie draaiende te houden

vaste verrekenprijs = de inkoopprijs verhogen met een opslag voor inkoopkosten

kostprijs = de vaste verrekenprijs verhogen met een opslag voor overheadkosten

nettowinst = verkoopprijs (excl.
omzetbelasting) – de kostprijs

nettowinst is bestemd voor de eigena(a)r(en) van de onderneming, als:
- vergoeding voor hun werkzaamheden

- dekking van het risico dat ze hun
vermogen verspelen
- vergoeding voor het beschikbaar stellen
van het vermogen

berekening van de verkoopprijs inclusief omzetbelasting, met behulp van een nettowinstopslag:

geschatte inkoopprijs a
opslag voor inkoopkosten b +
vaste verrekenprijs c
opslag voor overheadkosten = … % van c d +
kostprijs e
nettowinstopslag = … % van e f +
verkoopprijs excl. omzetbelasting g
omzetbelasting 19% van g h +
verkoopprijs incl. omzetbelasting i

opslagpercentage berekenen

verwachte inkoopkosten per artikel =

inkoopkosten
aantal artikelen

verwachte inkoopkosten in % van de inkoopprijs =

inkoopkosten per artikel
inkoopprijs per artikel x 100%

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.