Hoofdstuk 1 Planning in organisaties
1.1 Maatschappelijke ordening
Het hoogste niveau van ordening ligt bij de regering: onder andere in het kader van de VN, proberen zij de wereld wat te ordenen.
Daarna komt de nationale overheid, die de taak van de organisatie in het binnenland op zich neemt.
Het laagste niveau van ordening ligt bij de organisatie.
1.2 Organisaties
Een organisatie is een geordende groep mensen, die met behulp van bepaalde middelen samenwerken om vooraf geplande doelen te bereiken.
Een organisatie maakt winst als haar totale geldelijke opbrengsten in een bepaalde periode groter zijn dat de totale (in geld uitgedrukte) kosten.
Organisaties als winkels, scholen, KPN, fabrieken etc. hebben een aantal kenmerken:
- een doel om te constateren waarom de organisatie is opgericht.
Organisaties die naar winst sterven heten commerciële organisaties, of ‘profit organisaties’. Zij hebben meestal een materialistisch doel. Dienstverlenende ondernemingen moeten hun inkomen verwerven door diensten te verkopen. Handelsondernemingen kopen in en verkopen zonder de verhandelde goederen een noemenswaardige bewerking te geven. Industriële ondernemingen zetten grondstoffen om in nieuwe producten.
Organisaties die niet naar winst streven heten niet-commerciële organisaties, of non-profitorganisaties. Deze streven meestal een doel na dat vaak ideëel van aard is; de goede doelen.
- een plan om te besluiten langs welke weg het doel wordt behaald
Organisaties voeren hun activiteiten uit op basis van een plan/planning.
- middelen die kunnen worden ingezet om het doel te bereiken
Grond (om op te vestigen), gebouwen, vervoermiddelen, grond-en hulpstoffen etc.
- mensen die nodig zijn om het doel te bereiken
Mensen zijn nodig om activiteiten te bedenken, de processen te starten, te bewaken en bij te sturen.
- leiding of management van een organisatie
Iemand moet de taken verdelen en er voor zorgen dat het doel en plan wordt nagestreefd.
1.3 Plannen
STAP 1 Langetermijnplannen Strategisch: abstract en op topniveau.
Planning voltrekt zich in organisaties op verschillende niveaus. Een organisaties moet een strategie en een tactiek hebben. Strategische plannen worden ontwikkeld door het topmanagement en beschrijven hoe de organisatie denkt haar langetermijndoelen te bereiken.
Het topmanagement kan de raad van bestuur, de hoofddirectie, het bestuur of directeur heten.
Voordat de strategie wordt bepaald geeft de leiding van de organisatie haar visie op de branche en zijn ontwikkelingen en de omgeving waarin de organisatie werkzaam is. Als men die visie duidelijk heeft kan men een omschrijving geven van de missie van de organisatie. In de missie verwoordt de organisatie kort en krachtig welke rol men wil spelen binnen al die verwachte ontwikkelingen die vastgesteld zijn in de visie.
STAP 2 Middellangetermijnplannen
Als de strategie is vastgesteld, komen de tactische vragen aan de orde.
Tactische plannen betreffen de concrete activiteiten die moeten leiden tot het strategisch doel. Ze worden in de regel gemaakt in samenspraak tussen top- en middenmanagement (leidinggevenden) van de organisatie.
STaP 3 Kortetermijnplannen operationeel concreet en op uitvoeren managementniveau
De operationele planning. Dit is het uitvoerende niveau. Deze acties worden gepland door het middenkader en eerstelijnsmanagement (afdeling- en diensthoofden).
Operationele plannen hebben betrekking op de uitvoering van de voorgenomen activiteiten. Ze worden gemaakt door het midden – en lagere management van de organisatie.
Behalve deze stappen kunnen we verschillende vormen van planning onderscheiden als we letten op de looptijd of tijdshorizon van de gemaakt plannen:
- Kortetermijnplannen: de planperiode is niet langer dan ongeveer een jaar
- Middellangetermijnplannen: de planperiode ligt tussen de een en drie à vijf jaar.
- Langetermijnplannen: de planperiode ligt tussen de drie à vijf jaar en vijftien à twintig jaar.
Hoofdstuk 2 De Juridische vorm
2.1 Mogelijke rechtsvormen
Dagelijks wordt een aantal contracten gesloten. Dit zijn overeenkomsten met ondernemingen. Een aankoop van goederen is ook een overeenkomst.
De rechtsvorm is de juridische vorm die een bedrijf heeft gekozen.
Er zijn verschillende soorten rechtsvormen:
- de eenmanszaak
- de vennootschap onder firma
- de besloten vennootschap
- de naamloze vennootschap
- de vereniging
- de stichting
2.2 Natuurlijke personen en rechtspersonen
Natuurlijk personen zijn alle mensen. Mensen kunnen allerlei rechten en plichten hebben. Die rechten plichten kunnen bestaan in relatie tot andere mensen en tot rechtspersonen.
Rechtspersonen zijn organisaties die zelfstandig rechten en plichten kunnen hebben en daarbij niet afhankelijk zijn van het bestaan van bepaalde personen. Ze leiden een ‘eigen leven’ en kunnen in beginsel honderden jaren oud worden.
Publiekrechterlijke rechtspersonen zijn de Staat der Nederlanden, de provincies, de gemeenten en de waterschappen.
Privaatrechterlijke rechtspersonen zijn naamloze en besloten vennootschappen, erkende verengingen en stichtingen. Deze bieden de juridische grondslag voor belangrijke rechtsvormen op basis waarban organisaties zoals ondernemingen en bedrijven kunne functioneren. Ze hebben een eigen vermogen dat afgescheiden is van het vermogen van oprichters, leidinggevenden of andere belanghebbenden. Het voordeel hiervan is dat leidinggevenden of eigenaren geen ondernemersrisico’s hebben.
Wanneer de rechtbank surseance verleent, betekent dat de onderneming uitstel krijgt van haar betalingsverplichtingen. De rechter bepaalt hoe lang het betalingsuitstel is, het kan maximaal anderhalf jaar zijn. Als blijkt dat de onderneming echt geen bestaansrecht meer heeft spreekt de rechtbank faillissement uit, De bedoeling hiervan is het nog beschikbare vermogen te verdelen over de schuldeisers. De rechter wijst dan tevens een curator (zaakwaarnemer) aan. De curator verkoopt alle bezittingen en verdeeld deze over de schuldeiser. Ook geeft de curator veel aandacht aan het personeel om elders werk te krijgen.
2.3 De eenmanszaak
Kenmerken:
1. De middelen waarmee de onderneming haar activiteiten uitvoert, zijn eigendom van één natuurlijk persoon. De eindverantwoordelijke ondernemer en eigenaar is altijd één en dezelfde persoon. Wel kunnen er meerdere mensen werken voor deze persoon.
2. Zowel schuldeisers van de onderneming als de schuldeisers van de eigenaar privé kunnen hun vorderingen verhalen op het vermogen van de onderneming en op het vermogen van de eigenaar privé.
Ondernemingscontinuïteit
Het voortbestaan van de onderneming is direct afhankelijk van het leven van de eigenaar. Na haar/zijn dood gaat de onderneming naar de erfgenamen, en kunnen zij besluiten wat ze willen doen.
Financiering
Het eigen vermogen is gelijk aan de inbreng van de eigenaar. Het is moeilijk om een nieuw vermogen te krijgen aangezien de bank niet graag geld uitleent aan een persoon. Ze hebben dan weinig zekerheid dat ze het geld ook daadwerkelijk terugkrijgen. Groeimogelijkheden zijn dus beperkt, en de eenmanszaak is niet geschikt voor ondernemingen die een groot vermogen of financiële risico’s vereisen.
Juridische aansprakelijkheid
De eigenaar van de eenmanszaak is als enige volledig aansprakelijk voor alle financiële verplichtingen (schulden) van de onderneming. Ook dit maat de eenmanszaak ongeschikt voor grote, risicodragende ondernemingen.
Leiding, besluitvorming en zeggenschap
De eigenaar heeft zelf volledig de zeggenschap en leiding over zijn onderneming. Het is mogelijk dat de eigenaar een bedrijfsleider, adjunct-directeur of een assistent aanstelt die hij allerlei bevoegdheden kan geven. Grotere firma’s krijgen te maken met een ondernemingsraad.
Oprichtingsprocedure
De eigenaar moet zijn onderneming inschrijven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
Opheffingsprocedure
Als de eigenaar van een eenmanszaak zijn bedrijf wil beëindigen heeft hij daarvoor niemand zijn toestemming voor nodig. Hij kan zijn zaak verkopen aan een jongere onderneming waarbij de winst naar zijn pensioen gaat. Ook kan hij alle zakelijke bezittingen verkopen en dit de opbrengst de openstaande schulden voldoen.
2.4 De vennootschap onder firma VOF
Een vennootschap onder firma is een bedrijf dat door verscheidene personen gezamenlijk wordt gedreven onder een gemeenschappelijke naam.
De eigenaars van een VOF noemen we de vennoten of firmanten.
Kenmerken
1. De onderneming is gezamenlijk eigendom van verschillende natuurlijke personen.
2. De schuldeisers moeten hun vorderingen in eerste instantie verhalen op het vermogen van de onderneming. Pas daarna op het privévermogen.
Ondernemingscontinuïteit
Het voortbestaan van de onderneming is goed gegarandeerd doordat er meerdere eigenaren zijn. Wel moeten deze firmanten natuurlijk genoeg capaciteiten hebben om de onderneming voort te kunnen zetten. Bovendien hebben de erfgenamen van de overleden firmant recht op zijn geldelijke inbreng in de onderneming.
Financiering
De firmanten brengen samen het eigen vermogen van de VOF bijeen. Het aantrekken van een groot vreemd vermogen (van een bank bijv.) is voor de VOF niet makkelijk. Wel kan het vermogen groeien doordat de firmanten nadien nog meer geld inleggen, of als ze niet alle gemaakt winsten aan het bedrijf onttrekken.
Juridische aansprakelijkheid
De firmanten van de VOF zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de financiële verplichtingen van de ondernemingen. Dit houdt in dat de schuldeiser bij elke firmant geld kan halen, en dit dus niet hoeft te verdelen over alle firmanten. Dit kan later onderling gedaan worden.
Leiding, besluitvorming en zeggenschap
De firmanten kunnen een arbeidsverdeling in de leiding aanbrengen. Iedereen heeft dan dus eigen taken. De zeggenschap van het bedrijf ligt bij hen gezamenlijk. Grotere firma’s krijgen te maken met een ondernemingsraad.
Oprichtingsprocedure
Het is aan te raden dat de firmanten hun onderlinge relatie, hun inbreng, hun bevoegdheden en hun rechten op winst goed laten beschrijven bij voorkeur door een notaris. Ook moet het ingeschreven zijn bij de kamer van koophandel.
Opheffingsprocedure
Meestal zullen de overblijvende firmanten de onderneming willen doorzetten. De uittredende vennoot kan zijn deelname in het ondernemingsvermogen verkopen aan de nieuwkomer.
2.5 De besloten vennootschap BV
De besloten vennootschap is een rechtspersoon met een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal. Aandeel bewijzen worden niet uitgegeven en de aandeelbewijzen zijn niet overdraagbaar.
Kenmerken:
1. De BV is een rechtspersoon en kan dus zelfstandig optreden, overeenkomsten sluiten en eigen rechten en plichten hebben.
2. De BV heeft een eigen vermogen dat losstaat van het vermogen van anderen.
3. De aandeelhouders brengen met hun inleg samen het aandelenvermogen van de BV bijeen. Als bewijs van hun aandeelhouderschap worden ze ingeschreven in een aandeelhoudersregister dat de BV bijhoudt. Het aandelenvermogen is een deel van het eigen vermogen.
4. Als een aandeelhouder wil uittreden, kan hij zijn aandeel verkopen aan een andere aandeelhouder of aan de BV zelf.
Ondernemingscontinuïteit
De continuïteit is het best gegarandeerd doordat de BV een rechtspersoon is. Voor een kleine BV geldt dit niet. Want dan zijn er te weinig mensen die geld inleggen.
Financiering
Het eigen vermogen bestaat uit het aandelenvermogen dat de aandeelhouders gezamenlijk bijeen hebben gebracht, aangevuld met niet uitgekeerde winsten. In ruil voor hun inbreng delen de aandeelhouders jaarlijks in de gemaakte winst. Grotere BV’s met een stevige eigenvermogenspositie zullen gemakkelijk aan een vreemd vermogen komen. Bij kleine BV’s is dit niet zo, want daar heeft de bank niet de zekerheid van een privé-vermogen om via die weg geld te krijgen. De bank zal dan alsnog een persoonlijke garantstelling van de eigenaar(s) vragen.
Juridische aansprakelijkheid
De BV is als rechtspersoon zalf aansprakelijk voor haar schulden. De directie of de aandeelhouders kunnen alleen worden aangesproken als ze onrechtmatig hebben gehandeld. De overheid heeft de wetgeving aangepast zodat hier geen tot weinig misbruik van kan worden gemaakt.
Leiding, besluitvorming en zeggenschap
De aandeelhouders zijn gezamenlijk eigenaar van de BV. Zij hoeven zich echter niet met de dagelijkse gang van zaken te bemoeien: ze kunnen hiervoor een deskundige directie in dienst nemen. Het kan ook dat een aandeelhouder de directeur van de BV is, en zich dus wel bezighoudt met de dagelijkse gang van zaken. De zeggenschap in de BV blijft altijd bij de vergadering van aandeelhouders liggen.
Oprichtingsprocedure
Een wet stelt drie eisen aan een geldige oprichtingsprocedure:
1. Een notariële oprichtingsakte, bevattende:
- een specificatie van het ingebrachte eigen vermogen
- de benoeming van de eerste bestuurders
- de statuten (spelregels voor de vennootschap als naam, doelstelling, vestigingsplaats)
2. een ministeriële verklaring van geen bezwaar: De minister kan deze verklaring alleen weigeren als het gerechtvaardigde vermoeden bestaat dat de nieuwe vennootschap zich met malafide praktijken zal gaan bezighouden.
3. De inschrijving in het Handelsregister.
Opheffingsprocedure
De wet noemt de ontbindingsgronden voor rechtspersonen:
- een besluit tot opheffing van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders
- faillietverklaring door de rechtbank
- een besluit van de rechter als de BV in strijdt handelt met de wet of de openbare orde
Na de ontbinding blijft de BV nog even voortbestaan om de vermogensvereffening af te wikkelen.
2.6 De naamloze vennootschap NV
De naamloze vennootschap is een rechtspersoon met een in overdraagbare aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal.
Belangrijkste kenmerken:
1. De NV is een rechtspersoon
2. De NV heeft een eigen vermogen dat losstaat van het vermogen van anderen.
3. De aandeelhouders brengen met hun inleg samen het aandelenvermogen van de NV bijeen. Als bewijs van hun aandeelhouderschap ontvangen ze een aandeelbewijs. Het aandelenvermogen is een deel van het eigen vermogen.
4. Als een aandeelhouder wil uittreden, kan hij zijn aandeel verkopen aan elke willekeurige gegadigde.
Ondernemingscontinuïteit
De NV is groter dan de BV waardoor nog meer continuïteit wordt verwacht. De NV is namelijk een rechtspersoon. Voor een kleine NV geldt dit niet. Want dan zijn er te weinig mensen die geld inleggen.
Financiering
Het eigen vermogen bestaat uit het aandelenvermogen dat de aandeelhouders gezamenlijk bijeen hebben gebracht. De aandeelbewijzen zijn vrij verhandelbaar. Grote NV’s kunnen beursnotering aanvragen wat inhoudt dat de aandelen worden verhandeld op de grotere effectenbeurzen. Via deze beurs zouden ze ook nieuwe aandelen in omloop kunnen brengen en zodoende hun eigen vermogen vergroten. Financieel gezonde NV’s zullen gemakkelijker vreemd geld krijgen.
Juridische aansprakelijkheid
De NV is als rechtspersoon zalf aansprakelijk voor haar schulden. De directie of de aandeelhouders kunnen alleen worden aangesproken als ze onrechtmatig hebben gehandeld. De overheid heeft de wetgeving aangepast zodat hier geen tot weinig misbruik van kan worden gemaakt.
Leiding, besluitvorming en zeggenschap
De scheiding tussen dagelijkse leiding en aandeelhouders is bij die grotere ondernemingen van de NV’s volledig. De aandeelhouders zien hun aandelen alleen als een geldbelegging.
Oprichtingsprocedure
Een wet stelt drie eisen aan een geldige oprichtingsprocedure:
1. Een notariële oprichtingsakte, bevattende:
- een specificatie van het ingebrachte eigen vermogen
- de benoeming van de eerste bestuurders
- de statuten (spelregels voor de vennootschap als naam, doelstelling, vestigingsplaats)
2. een ministeriële verklaring van geen bezwaar: De minister kan deze verklaring alleen weigeren als het gerechtvaardigde vermoeden bestaat dat de nieuwe vennootschap zich met malafide praktijken zal gaan bezighouden.
3. De inschrijving in het Handelsregister.
Opheffingsprocedure
De wet noemt de ontbindingsgronden voor rechtspersonen:
- een besluit tot opheffing van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders
- faillietverklaring door de rechtbank
- een besluit van de rechter als de NV in strijdt handelt met de wet of de openbare orde
Na de ontbinding blijft de NV nog even voortbestaan om de vermogensvereffening af te wikkelen.
2.7 Wie is hier eigenlijk de baas?
De wet onderscheidt voor NV’s en BV’s de volgende bestuursorganen:
1. het bestuur (of directie)
2. de raad van commissarissen (de RVC)
3. de algemene vergadering van aandeelhouders (de AVA).
Het bestuur bestuurd. Dit houdt het voorbereiden en uitvoeren van het ondernemingsbeleid in, en het beheren van het vermogen, het vervullen van de diverse interne organisatorische taken, de uitvoering van de besluiten van de AVA. Het bestuur kan alleen de onderneming binden binnen de doelstelling van de vennootschap. Een bestuurder of directeur is in een BV en NV een werknemer van de vennootschap. De AVA benoemt en ontslaat een bestuurder. Als werknemer zijn alle wettelijke bepalingen die verbonden zijn aan een arbeidsovereenkomst ook op een directeur van toepassing. De statuten kunnen allerlei bepalingen bevatten die de bevoegdheden van de bestuurders beperken.
In grote vennootschappen is de RVC verplicht. In kleine vennootschappen benoemen de zittende commissarissen zelf hun nieuwe collega´s.
De wet geeft de RVC twee hoofdtaken:
1. toezicht op het beleid van het bestuur
2. advies aan het bestuur
Bovendien kunnen de statuten de RVC nog andere taken opdragen. In de structuurvennootschappen heeft de RVC naast de bovenstaande nog drie bevoegdheden±
3. het benoemen en ontslaan van de bestuurders
4. het vaststellen van de jaarrekening
5. het goedkeuren van ingrijpende bestuursbesluiten
Hier heeft de RVC nogal wat bevoegdheden van de AVA overgenomen.
Minimaal één keer per jaar moet de AVA bijeenkomen en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. Bij de kleine vennootschappen is het de taak van de AVA om de jaarrekening vast te stellen. Dat houdt tevens n het vaststellen van de winstuitkering per aandeel. (het dividend). De directie of minstens 10%van de aandeelhouders kunnen een buitengewone vergadering aanvragen.
Zodra een aandeelhouder de helft van de aandelen +1 bezit, heeft hij alle zeggenschap. Bij kleine vennootschappen vormt de AVA nog steeds het hoogste en machtigste orgaan.
2.8 de vereniging
Juridisch gezien zijn er twee soorten verenigingen:
1. de informele vereniging: is geen rechtspersoon
2. de erkende verenging: is wel rechtspersoon
De informele vereniging heeft niet voldaan aan de oprichtingsprocedure en de erkende vereniging wel. Bij de informele verenging zijn de bestuurders persoonlijk aansprakelijk voor de schulden en dit strekt zich uit tot het privé-vermogen van de bestuurders. Een informele vereniging kan geen eigen bankrekening hebben.
Kenmerken
Een verenging kent:
1. een doel. Dit mag geen ‘winst behalen’ zijn.
2. een verbod om eventuele winst te verdelen onder leden.
3. een ledenbestand. Alle leden die jaarlijkse contributie betalen hebben spreek- en stemrecht op de algemene ledenvergadering.
4. Een bestuur. De algemene ledenvergadering benoemt en ontslaat het bestuur. Voorzitter, Secretaris en Penningmeester.
Ondernemingscontinuïteit
Het is een zelfstandig rechtspersoon dus niet afhankelijk van het leven van mensen.
Financiering
Verenigingen ontvangen hun financiële middelen uit diverse bronnen. De belangrijkste zijn:
- contributie van leden
- subsidies
- sponsoring
- giften en donaties van sympathisanten
Juridische aansprakelijkheid
De erkende heeft als zelfstandig rechtspersoon haar eigen rechten en verplichtingen. Alleen als de bestuurders buiten hun bevoegdheden hebben gehandeld of anderszins onrechtmatige handelingen hebben verricht, zijn ze persoonlijk aansprakelijk te stellen. Een tussenvorm is waarbij de bestuurders naast de vereniging aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de schulden. Dat is het geval bij de informele vereniging die men wel heeft aten inschrijven in het Verenigingsregister.
Leiding, besluitvorming en zeggenschap
De grootste macht ligt bij de algemene ledenvergadering. Het bestuur is belast met het afwikkelen van de dagelijkse bestuurszaken. Bij zeer grote verenigingen functioneren de bestuursleden wat meer op de achtergrond en laten de dagelijkse leiding over aan de directeur.
Oprichtingsprocedure
De informele vereniging kan zich inschrijven bij het Verenigingregister bij de Kamer van Koophandel. De erkende vereniging moet naast inschrijving in het Verenigingregister bij de Kamer van Koophandel worden opgericht bij notariële akte.
Opheffingsprocedure
- Ontbinding op een in de statuten bepaald tijdstop of bij een bepaalde gebeurtenis.
- Een besluit tot opheffing van de algemene ledenvergadering
- Na faillietverklaring door de rechtbank
- Door het geheel ontbreken van leden
- Een besluit van de rechter
Zodra het besluit tot opheffing is genomen, moet de vereniging worden geliquideerd. Hierbij worden alle bezittingen verkocht en de schulden vereffend.
2.9 de stichting
Een stichting is een rechtspersoon die met behulp van een daartoe bestemd vermogen een bepaald doel wil bereiken. Vaak gaat het om ideële doelen.
Kenmerken
1. De stichting is een rechtspersoon
2. De stichting kan door één of meer personen gezamenlijk worden opgericht
3. De oprichting moet geschieden bij notariële akte
4. De stichting kent geen leden.
5. Nieuwe bestuurders worden benoemd door de reeds aanwezige bestuursleden
6. De stichting mag geen uitkeringen doen aan oprichters of bestuurders.
Ondernemingscontinuïteit
Van groot belang voor het functioneren van een stichting is het bestuur. Het bestuur is aan niemand verantwoording schuldig. Het bestuur moet zich wel aan de wet houden. Meestal is er een voorzitter, een secretaris en penningmeester.
Financiering
De statuten vermelden uit welke bronnen de stichting zijn financiële middelen verkrijgt. Hier gaat het om contributie van leden, subsidies, sponsoring, giften (vaak bij overlijden) en donaties van sympathisanten, en verkoopopbrengsten. De stichting heeft geen minimumvermogen.
Juridische aansprakelijkheid
De stichting heeft rechtspersoonlijkheid. Het heeft dus eigen rechten en verplichtingen. De bestuurders zijn allen persoonlijk aansprakelijk als ze onrechtmatig handelen.
Leiding, besluitvorming en zeggenschap
De stichting is niet democratisch. Het bestuur benoemt zelf zijn nieuwe leden en niemand kan het bestuur ter verantwoording roepen.
Oprichtingsprocedure
De oprichting vereist een notariële akte. In die akte zijn opgenomen de statuten van de stichting. Bepalingen over de doelstelling, benoeming en ontslag van bestuurders, de besluitvorming binnen het bestuur en over de opheffing van de stichting. Nadat de stichting is opgericht, moet ze worden ingeschreven in het Stichtingenregister van de Kamer van Koophandel.
Opheffingsprocedure
- Ontbinding op een in de statuten bepaald tijdstop of bij een bepaalde gebeurtenis.
- Een besluit tot opheffing van de algemene ledenvergadering
- Na faillietverklaring door de rechtbank
- Door het geheel ontbreken van leden
- Een besluit van de rechter
Als er een aanzienlijk vermogen overblijft wordt dit geschonken aan een andere organisatie die ongeveer dezelfde doelstelling heeft.
Hoofdstuk 3 Personeelsbeleid
3.1 de Arbeidsovereenkomst
Een arbeidsovereenkomst is een afspraak tussen een werkgever en een werknemer, waarbij de werknemer zich verplicht arbeid te verrichten ten behoeve van de werkgever. De werkgever krijgt de verplichting de werknemer een beloning te geven.
Een arbeidsovereenkomst geeft beide partijen, over en weer rechten en plichten:
De werknemer moet:
1. de arbeid zo goed mogelijk verrichten
2. De arbeid zelf verrichten
3. de voorschriften van de werkgever opvolgen
4. ‘zich als een goed werknemer gedragen.’
De werkgever moet:
1. tijdig het overeengekomen loon betalen
2. vakantie- en snipperdagen geven met behoud van loon
3. de ‘werknemer behandelen zoals een goed werkgever dat behoort te doen’
4. na het verstrijken van de dienstbetrekking desgevraagd een getuigschrift geven.
In het Burgerlijk Wetboek is een groot aantal artikelen opgenomen die betrekking hebben op de arbeidsmarkt en is vooral gericht op de bescherming van de werknemer. Een CAO wordt gesloten tussen de organisaties van werkgevers en werknemers, en regelen ‘collectief’ de inhoud van de arbeidsovereenkomsten.
Aan het dienst hebben van personeel zijn diverse aspecten verbonden:
1. Werving en selectie
2. het dienstverband
3. het ontslag.
3.2 Werving en selectie
De werving van nieuw personeel kost veel geld: advertenties, psychologische tests voor potentiële nieuw personeel, en de inwerkperiode. Wanneer iemand eenmaal is aangenomen, kost het loon, sociale verzekeringspremies en de tijd van ontslag veel geld. Doordat een werknemer veel geld kost tijdens de werving zou hij/zij niet snel ontslagen worden.
Een belangrijk element van personeelsbeleid is de personeelsplanning. Hierbij gaat het niet alleen om aantallen maar ook om de kwaliteiten van mensen en functies. Een goede werkgever besteedt veel aandacht aan carrièreplanning waarbij veel in de toekomst wordt gekeken. Dus naar doorgroeimogelijkheden, maar ook naar vervanging van mensen die met pensioen gaan, en de mogelijkheden en consequenties van kapitaliseren.
Minstens zo belangrijk als planning is het motivatiebeleid. Gemotiveerde medewerkers, die vinden dat ze een fijne baan hebben bij een goede werkgever presteren meer dan werknemers die ontevreden zijn. De werkgever moet hier rekening mee houden en er op in spelen.
Er zijn verschillende wervingsmethoden die met de planning van het bedrijf te maken heeft:
1. de open sollicitatie
2. de personeelsadvertenties
3. de centra voor werk en inkomen
4. de uitzendbureaus
5. de inzet van recruiters voorlichters die medewerkers werven op hogescholen en uni’s.
6. De head hunters particuliere ondernemingen die geschikte kandidaten zoeken
Nadat een sollicitant door de selectie is gekomen, krijgt hij in eerste instantie een tijdelijk contract. Bovendien kan er een proeftijd van max. twee maanden worden toegepast. Meestal na een jaar krijgt de werknemer een aanstelling voor onbepaalde tijd. Verder zijn er deeltijdwerkcontracten, oproepencontracten, en nul-urencontracten.
Op de arbeidsmarkt komt discriminatie op de volgende manier voor:
- Geslacht
- Leeftijd
- Seksuele geaardheid
- Politieke opvatting
- Godsdienstige overtuiging
- Lichamelijke handicaps
Om dit soort discriminatie tegen te gaan is de Wet Gelijke Behandeling in leven geroepen. Een ieder die meent op grond van een van bovenstaande redenen gediscrimineerd te zijn, kan via de rechter zijn gelijk proberen te halen. Bij grote sollicitatieselecties is dit echter moeilijk te bewijzen.
Van positieve discriminatie is sprake wanneer mensen worden voorgetrokken omdat ze deel uitmaken van een groep die tot dat moment een achterstelling heeft. Mensen die niet tot zo’n doelgroep behoren, kunnen zich gediscrimineerd voelen en een proces aanspannen op grond van de Wet gelijke Behandeling.
3.3 Aan het werk
Voor werknemers vormen de vakbonden een belangrijke adviseur als er een conflict ontstaat over de uitvoering van de overeenkomst.
In de Wet op de Ondernemingsraden is de medezeggenschap van medewerkers geregeld. Ondernemingen met ten minste vijftig werknemers minimaal tweemaal per jaar een personeelsvergadering houden om de gang van zaken in het bedrijf te bespreken. Scholen moeten een medezeggenschap hebben waarvan behalve de medewerkers van de school ook ouders en/of leerlingen lid zijn.
De (grote) ondernemingsraad (OR) heeft een aantal belangrijke bevoegdheden:
1. Recht op overleg: ten minste zes maal per jaar moeten de ondernemer en de OR gezamenlijk overleggen.
2. Recht op informatie: de ondernemer moet de OR onder meer informatie verstrekken over de jaarrekening, voornemens een verwachtingen aangaande de werkzaamheden.
3. Recht op consultatie: bepaalde besluiten mag de ondernemer niet nemen zonder eerst advies in te winnen bij de OR. Bijv. overdracht van de zeggenschap, in/uitbreiding.
4. Recht op meebeslissen: in de wet zijn 12 onderwerpen opgenoemd waarover de OR mag meebeslissen. Deze onderwerpen hebben rechtstreeks met het personeel te maken, en met secundaire arbeidsvoorwaarden.
De werknemers die minstens zes maanden in dienst zijn, kiezen rechtsreeks uit hun midden de OR-leden. Iedereen die minstens een jaar in dienst is, is verkiesbaar.
Functioneringsgesprekken zijn open gesprekken tussen de werknemer en diens direct leidinggevende. Wederzijds kunnen beiden in dat gesprek aangeven wat hun mening os over de diverse aspecten van hun functioneren. Punten van kritiek, verbeteracties, wensen en tevredenheidbetuigingen kunnen worden uitgewisseld, en er kunnen afspraken worden gemaakt om zaken te verbeteren. Scholing komt ook vaak voor omdat er veel nieuwe ontwikkelingen worden gedaan.
In een beoordelingsgesprek staat het element ‘beoordelen’ voorop. Is de werkgever tevreden over de prestaties van de werknemer en wat betekent dat voor diens beloning en verder loopbaan binnen het bedrijf?
Bij dit gesprek gaat het er ook om of een werknemer in aanmerking komt voor een hoger loon, of vast arbeidscontract.
2.4 ontslag
Wanneer een werknemer arbeidsongeschikt wordt verklaard is het ontslag ingewikkelder dan wanneer een werknemer met pensioen gaat of een andere baan neemt. Echte conflicten ontstaan als de werkgever de werknemer tegen diens zin ontslag aanzegt. Dan is vrijwel altijd toestemming van het CWI nodig. Redenen om toestemming te verlenen zijn onder meer bedrijfseconomische omstandigheden (bijv, minder vraag naar producten), ongeschiktheid van de werknemer of slechte persoonlijke verhoudingen tussen werkgever en werknemer. Ook de werknemer heeft toestemming van het CWI nodig om ontijdig ontslag in te dienen. In de praktijk komt dit weinig voor want je kunt iemand niet dwingen om werk te doen wat hij niet leuk vindt. Toestemming van het CWI is niet nodig als er een bepaalde tijd is gestreken die in het contract is meegenomen, of dringende redenen als ernstige ongeschiktheid, diefstal, grove beledigingen, niet uitbetalen van loon en mishandeling.
Hoofdstuk 5 Financiële markten
5.1 de vermogensmarkt
Onder de vermogensmarkt verstaan we het geheel van vraag naar en aanbod van financieringsmiddelen. Er wordt dus gehandeld in geld.
De vermogensmarkt bestaat uit twee deelmarkten:
- de kapitaalmarkt
- de geldmarkt
5.2 de kapitaalmarkt
De kapitaalmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van financieringsmiddelen met een lange looptijd. Dus wat niet binnen twee jaar is afgelopen.
Op de markt voor openbaar vermogen zijn de voorwaarden (rente en de manier van aflossen) waartegen geld kan worden verleend van tevoren in alle openbaarheid bekend gemaakt.
Op de markt voor onderhands vermogen onderhandelen één geldvrager en één geldgever rechtstreeks met elkaar. De voorwaarden zijn hier ook niet van te voren bekend.
De openbare kapitaalmarkt is in de meeste westerse landen georganiseerd door middel van effectenbeurzen. De Amsterdam Exchanges maakt samen met effectenbeurzen uit Brussel, Parijs, Londen en Lissabon deel uit van de Euronext NV. Op de effectenbeurzen worden aandelen en obligaties verhandeld. (waardepapieren).
Wie een aandeel koopt van een onderneming (met name van een NV; de aandelen van een BV worden in het geheel niet of alleen in zeer beperkte kring verhandeld), kan zich mede-eigenaar van het betreffende bedrijf noemen. Omdat het om nieuwe aandelen haat spreken we in dat geval van de eerstehandsmarkt. Wanneer een aandeelhouder zijn aandelen verkoopt aan andere beleggers heet dit tweedehandsmarkt.
De overheid, bedrijven of andere instellingen kunnen geld lenen bij ‘het publiek’ door het plaatsen van een obligatielening. Dit gaat om een groot bedrag wat in kleine stukjes is gedeeld. Obligaties zijn schuldbewijzen van de overheid, bedrijven of andere instellingen. De koper van een obligatie (de obligatiehouder) leent een zeker bedrag uit. Dit bedrag vormt de nominale waarde van de obligatie. De schuldeiser ontvangt voor zijn lening een van te voren vastgestelde, jaarlijkse vaste rente. Een obligatiehouder is geen mede-eigenaar van het bedrijf. Ook obligaties kunnen via de effectenbeurs worden geplaatst en verhandeld.
Bij het plaatsen (emitteren) van een obligatielening is het niet noodzakelijk dat de uitgiftekoers (emissiekoers) gelijk is aan de nominale waarde. Wanneer dit wel zo is, is de obligatielening à pari geplaatst. Is de emissiekoers hoger dan de nominale waarde, heet dit agio. Het tegenovergestelde heet disagio. Dit wordt bepaald door de verhouding tussen het interestpercentage van de obligatielening en de actuele rentevoet op de kapitaalmarkt. Wanneer de kapitaalrente hoger is dan de obligatierente kan de emissie alleen slagen a;ls de obligatie wordt uitgegeven met een disagio.
De effectenbeurs biedt vijf dagen per week aan beleggers de gelegenheid om te handelen in effecten waaronder aandelen in nv’s en obligaties. Beleggers hebben persoonlijk geen toegang tot de effectenbeurs. Particulieren en beleggingsinstellingen geven hun aan- en verkoopopdrachten aan een zogenoemde ‘toegelaten instelling; als banken en handelaren in effecten. Deze toegelaten instellingen zijn door de effectenbeurs toegelaten tot de handel op de beurs. Andere mensen niet vanwege fraude.
De Autoriteit Financiële Markten is een onafhankelijk overheidsorgaan dat toezicht houdt op de handel in affecten.
Dagelijks kunnen de aandelenkoersen flinke schommelingen te zien geven door factoren als:
- De rente
- De winstgevendheid
- Het beurssentiment (politieke factoren)
- De algemene economische situatie
Door het plaatsen van staatslening/ staatsobligaties op de openbare markt zal de overheid hier gedeeltelijk geld uit kunnen halen om het financieringstekort te dekken. Voor het restant doet ze een beroep op de zogenoemde institutionele beleggers. Dat zijn instellingen als pensioenfondsen en levensverzekeraars die over grote sommen geld beschikken en daarvoor een belegger zoeken.
Gezinnen kunnen een kunnen een hypothecaire lening afsluiten. Dit is een lening waarmee een onroerende zaak als zekerheid voor de geldgever is verbonden.
De beste lening voor een persoon/onderneming hangt natuurlijk af van de kosten.
Financieringskosten zijn kosten die samenhangen met het aantrekken van geld. Bijv, de interestkosten. De openbare kapitaalmarkt brengt emissiekosten met zich mee. Deze kosten ontstaan bij het plaatsen van aandelen en obligaties. Onderhandse leningen bieden veel flexibiliteit.
5.3 de geldmarkt
De geldmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van financieringsmiddelen met een korte looptijd.
De belangrijkste functies van de bank zijn:
1. Kredietbemiddeling: Al het aangeboden geld (van het spaargeld van een kleuter tot de winst van een concern) worden verdeeld over alle vragers van geld (van leningen voor een tv. tot een lening voor een investering van 1 miljoen euro).
2. Kredietverlening: het verstrekken van kredieten uit eigen middelen
3. Beheren van spaargelden
4. Uitvoeren van het betalingsverkeer: pinnen, bankgiro
5. Bemiddelen bij het emitteren van aandelen en obligaties: bedrijven en andere organisaties die nieuwe aandelen of obligaties willen uitzetten onder beleggers maken daarbij gebruik van de diensten van de banken.
6. Bewaren van effecten voor cliënten: Kluis
7. Aan- en verkopen van vreemde valuta’s
8. Aan- en verkopen van effecten in opdracht van cliënten.
REACTIES
1 seconde geleden