Onderdeel 1 – Interne organisatie en personeelsbeleid
Hoofdstuk 1 De binnenkant van een organisatie
§1.1
Organisaties hebben aantal kenmerken. Ze hebben allemaal:
1. een doel
2. een plan
3. middelen (bijv. grond, geld, gebouwen)
4. mensen
5. leiding (of management)
Een organisatie is een geordende groep mensen die met behulp van bepaalde middelen samenwerkt om vooraf geplande doelen te bereiken.
Een organisatie maakt winst als haar totale (geldelijke) opbrengsten (of baten) in een bepaalde periode groter zijn dan de totaal (in geld uitgedrukte) kosten
Commerciële organisaties: handelsondernemingen (in- en verkoop) en industriële ondernemingen (grondstoffen omzetten in nieuwe prod.)
§1.2
Managers hebben de volgende taken:
1. Plannen: het formuleren van in de toekomst te realiseren doelen en het vaststellen van de
daarvoor noodzakelijke activiteiten.
2. Organiseren: het regelen en verdelen van taken, bevoegdheden en middelen onder de leden van de organisatie.
3. Leidinggeven is het sturen, beïnvloeden en motiveren van medewerkers..
4. Controleren
§1.3
Strategie bepaling
Strategisch doel: bijvoorbeeld: over 10 jaar is het bedrijf de grootste in zijn soort in Ned. Lange termijn planning
Tactische keuzen
Tactische planning: bijvoorbeeld: uitgewerkte investeringsplannen, personeelsplannen, marketingplan Middellange termijn planning
Operationele/uitvoeringsplanning
Uitvoering: bijvoorbeeld in- en verkoopplan, productieschema Korte termijn planning
§1.4
Een begroting is een overzicht van de verwachte financiële gevolgen van een plan.
Sluitende begroting: lasten zijn gedekt door de opbrengsten.
§1.5
Lijnorganisatie: de coördinatie m.b.v. een hiërarchie. (generaal – kolonel – oversten enz)
Lijn-staforganisatie: lijnorganisatie + stafdiensten (marketing, personeelszaken, financiële zaken)
Functionele organisatie structuur: activiteiten naar functie opgesplitst: inkoop, productie, verkoop. Staf- en hulpdiensten toevoegen is ook mogelijk.
§1.6
Projecten zijn opgebouwd uit diverse activiteiten, die uitgevoerd worden door verschillende afdelingen of specialisten en die uiteindelijk moeten leiden tot een duidelijk omschreven resultaat. Kenmerken projectorganisatie:
1. Het is een geheel van bij elkaar behorende activiteiten, waarbij diverse personen met verschillende deskundigheden betrokken zijn.
2. Het totaal aan activiteiten moet op een concreet omschreven einddoel gericht zijn.
3. De totale doorlooptijd moet in de tijd begrensd zijn. (deadline)
§1.7
AO / IC: het stelsel van administratieve organisatie en interne controle dienen om de organisatie te beheersen en onder controle te hebben. Enkele AO / IC – maatregelen zijn ]
1) functiescheiding
2) een goede administratie
3) hoe gegevens worden verzameld en vastgelegd
4) hoe die gegevens worden bewerkt tot managementinformatie.
Verdeling van de functies:
1. Beschikken of beslissen (inkoop)
2. Bewaren (kassier of magazijnmeester)
3. Uitvoeren
4. Registreren (administratie van in- en verkoop)
5. Controleren of de eerste vier functies goed zijn uitgeoefend.
Vormen van controle: interne controle, oogcontrole, sociale controle, accountants controle, belastinginspecties.
§ 1.8
Het verzamelen en vastleggen vang gegevens is een taak voor de administratie. De computer is en onmisbaar hulpmiddel bij het vastleggen van gegevens.
Gegevens worden verwerkt tot managementinformatie door alles te totaliseren en dit in overzichten of grafieken te zetten.
Hoofdstuk 2 Personeelsbeleid
§ 2.1
Een arbeidsovereenkomst is een afspraak tussen een werkgever en een werknemer, waarbij de werknemer zich verplicht arbeid te verrichten ten behoeve van de werkgever. De werkgeer krijgt de verplichting de werknemer een beloning te geven.
Plichten van de werknemer:
1. de arbeid zo goed mogelijk verrichten
2. de arbeid zelf verrichten (geen ander sturen)
3. de voorschriften van de werkgever opvolgen
4. ‘zich als een goed werknemer gedragen’ (zo zegt de wet, zonder nadere uitleg)
De plichten van de werkgevers:
1. Tijdig het overeengekomen loon betalen
2. Vakantie- en snipperdagen geven met behoud van loon (vastgesteld minimum)
3. De ‘werknemer behandelen zoals een goed werkgever dat behoord te doen.
4. Na het verstrijken van de dienstbetrekking desgevraagd een getuigschrift geven.
De Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO) mag niet slechter zijn dan de in het Burgerlijk Wetboek (BW) vastgelegde bepalingen. Dezen gaan uit van de bescherming van de werknemer.
Paragraaf 2.2
Personeelswerving wordt o.a. duur door:
- psychologische tests (assessments) bij gespecialiseerde bureaus.
- de niet-productieve begin periode, waarin cursussen en trainingen worden gevolgd
- sociale verzekeringspremies die bovenop het salaris komen
Personeelsplanning houdt rekening met
- het personeelsbestand voor nu en nabije toekomst,
- kwaliteiten van mensen en functies
- carrièreplanning van het personeel
Het motivatiebeleid zorgt ervoor dat werknemers tevreden zijn met hun baan.
Enkele wervingsmethoden:
1. open sollicitatie, eigen initiatief werknemer
2. personeelsadvertenties
3. arbeidsbureaus, overheidsinstellingen belast met arbeidsbemiddeling
4. uitzendbureau, particuliere onderneming bemiddeld bij afsluiten tijdelijke arbeidscontracten.
5. Inzet van ‘recruiters’, personeelsmedewerkers die op scholen aspirant-medewerkers lokken
6. ‘Head Hunters’ particuliere ondernemingen zoeken gericht voor bep. functie i.o.v. werkgevers.
Proeftijd: maximaal 2 maanden, onmiddellijk beëindigbaar.
Tijdelijk contract: meestal een jaar, toegediend door werkgever om werknemer te testen
Flexibele arbeidscontracten: - part time banen
- oproepcontracten: vastgelegd aantal werkuren
- nul-uren contract: oproep zonder vaste uren
Wet Gelijke Behandeling, moet discriminatie tegengaan
Positieve discriminatie, voortrekken omdat het een minderheidsgroep is.
§ 2.3
Vakbonden: belangrijke adviseur van werknemers bij conflicten over de arbeidsovereenkomst.
Wet op Ondernemingsraden: ondernemingen met >50 werknemers hebben verplichte OR
Scholen moeten een MR hebben waarvan ook ouders of leerlingen lid zijn! •
Bevoegdheden (grote) ondernemingsraad:
1. Recht op overleg: min. 6x/jaar moeten de ondernemer en de OR overleggen.
2. Recht op informatie: ondernemer moet OR info geven over jaarrekening, voornemens enz.
3. Recht op consultatie: bep. Besluiten mag ondernemer niet nemen zonder overleg OR (fusie). Als ondernemer afwijkt van OR-advies, moet hij dat schriftelijke aan de OR meedelen en motiveren. OR heeft daarna mogelijkheid tegen beslissing in beroep te gaan bij Ondernemingskamer van Gerechtshof in Amsterdam
4. Recht op meebeslissen: OR mag meebeslissen over 12 onderwerpen die rechtstreeks het personeel betreffen. De ondernemer kan de kantonrechter vragen de bezwaren van de OR terzijde te schuiven. Deze zal dat alleen doen, als de OR naar zijn mening onredelijk is of als het bedrijfsbelang in dat geval zwaarder moet wegen dan het personeelsbelang.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden