Hoofdstuk 1 De Vereniging
1.2 Rechtsvormen
Commerciële rechtsvormen:
Naamloze Vennootschap (NV)
Besloten Vennootschap (BV)
Eenmanszaak
Niet-commerciële rechtsvormen: Vereniging Stichting Rechtspersoonlijkheid
Een BV, NV, stichting en de meeste verenigingen zijn organisaties met rechtspersoonlijkheid. Rechtspersoonlijkheid houdt in dat organisaties mensen in dienst kunnen nemen, leningen kunnen aangaan en koopcontracten kunnen afsluiten. De organisatie is voor schulden aansprakelijk en NIET het bestuur met hun privé-vermogen zoals bij een eenmanszaak. 1.3 De Vereniging Doel
Verenigingen en stichtingen streven een ideëel doel na en richten zich niet op het maken van winst. Als een vereniging winst maken is het wettelijk verboden om de winst te verdelen onder de leden.
Structuur
Een stichting bestaat uit alleen een bestuur (geen leden) dat alle beslissingen neemt. Een stichting kan ook door één persoon opgericht worden. Voor het oprichten van een vereniging zijn minimaal twee personen nodig. Leden van een vereniging kiezen het bestuur dat met de dagelijkse leiding wordt belast, dit doen ze meestal in hun vrije tijd. VVR&VBR Formele verenigingen zijn Verenigingen met Volledige Rechtsbevoegdheid (VVR). Informele verenigingen zijn Verenigingen met Beperkte Rechtsbevoegdheid(VBR) Bestuurders van een VBR zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden die de verenigingen maakt. De schuldeiser kan dus een willekeurig bestuurslid persoonlijk aansprakelijk stellen voor de schuld van de vereniging. Oprichten van VBR is eenvoudiger dan het oprichten van een VVR. Bij VBR hoeven er geen statuten (reglementen) opgesteld te worden. Een VVR heeft wel statuten die bij notariële akte zijn vastgesteld. Onderdelen van een notariële akte: Naam en plaats van vestiging Doel van vereniging Wijze van benoeming en ontslag van bestuursleden Bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding Verklaring van de oprichters dat zij een verenigen oprichten
Een VVR is verplicht tot inschrijving in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Hoofdstuk 2 De Jaarrekening 2.1 De Balans Debet Balans Credit
Bezittingen Eigen vermogen
Schulden Activa (= Bezit) Onderverdeling: Vaste Activa: Bezittingen met een looptijd langer dan één jaar, bijvoorbeeld de inventaris en het imperiaal. Vaste activa zijn veelal aan slijtage onderhevig en daar dien je rekening mee te houden. Vlottende Activa: Bezittingen met een looptijd korter dan één jaar, bijvoorbeeld de voorraden goederen die men wilt verkopen aan leden zoals drank etc. Liquide Activa: Bezittingen waarmee je kunt betalen zoals bank en kas. Passiva (=Eigen vermogen + Schulden/Vreemd vermogen) Onderverdeling: Eigen vermogen: Geld waarover de vereniging altijd (permanent) kan beschikken. Eigen vermogen hoeft de vereniging nooit aan iemand terug te betalen. Vreemd vermogen: Geld dat de vereniging geleend heeft en dus terugbetaald moet worden. Ten aanzien van het vreemd vermogen maken we onderscheid in: Lang vreemd vermogen: Geld waarover de vereniging lange tijd (meer dan één jaar) kan beschikken Kort vreemd vermogen: Geld waarover de organisatie slechts korte tijd (minder dan één jaar) kan beschikken. Grens tussen lang en kort vermogen ligt bij één jaar. Soorten lang vermogen
Hypothecaire lening: Langlopende lening met onroerend goed als onderpand(= bijv. Een huis, een bedrijfspand of een stuk grond). Onroerend goed is een soort waarborg of dekking. Kan de geldlener de rente en/of de aflossing niet betalen, dan kan de geldgever het onroerende goed opeisen. Het maximale leenbedrag wordt vastgesteld door een taxatie. Looptijd hypothecaire lening ligt tussen 20 en 30 jaar. Onderhandse lening: Geld lenen van vrienden, zakelijke relaties of familie zijn voorbeelden van een onderhandse lening. Als een onderhandse lening wordt achtergesteld houdt dit in dat de kredietgever schriftelijk verklaart de lening bij eventueel faillissement pas op te eisen nadat alle andere schulden zijn voldaan. Dus als de lener niet terug kan betalen is het pech gehad voor de kredietgever. Soorten kort vreemd vermogen
Rekening-courant krediet:
Bijzonder geschikt voor als je het ene moment veel geld nodig hebt en op een ander moment weinig. Je mag een bepaald bedrag rood staan; de kredietlimiet. Je betaalt rente over het bedrag dat je rood staat. Interest percentage is variabel en volgt de marktrente. Als een organisatie niet rood staat maar geld op de bank heeft staan dan vind je dit terug onder de post
‘bank’ aan de debet zijde van de balans.
Vooruit ontvangen bedragen:
Als een lid nu al de contributie betaalt voor volgend jaar. Vereniging heeft schuld aan lid want als het lid zijn lidmaatschap opzegt dan moet de vereniging terug kunnen betalen!
Nog te betalen bedragen:
Bedragen die nog betaald moeten worden zoals: de energienota, de huur etc.
Evenwicht
Omdat je bezittingen aan de debetzijde van de balans actief gebruikt in je organisatie noem je deze bezittingen activa. De zaken die aan de creditzijde van de balans staan worden niet actief gebruikt in de organisatie (immers de creditzijde geeft alleen geeft alleen maar aan waar het geld vandaan komt) en worden daarom passiva genoemd. Debet Balans Credit
Wat heb ik met het geld gedaan (boten gekocht, in de kas gestopt, enz.) Hoe kom ik aan het geld (geleend dus een schuld of eigen vermogen) Momentopname
De balans geeft een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen op een bepaald tijdstip. Op een balans kun je niet aflezen hoeveel geld er in een bepaald jaar is binnengekomen of is uitgegaan noch hoeveel geld er op een bepaalde lening is afgelost, hoeveel rente er betaald is, of hoeveel materialen er in een jaar gekocht zijn. Hier is extra informatie voor nodig die je niet op de balans vindt. Inkomsten (ontvangsten) en uitgaven (betalingen) komen NIET voor op een balans. Op een balans komt ook GEEN post (of
rekening) contributies, rente, huur enz. voor. Baten en lasten (contributies etc.) vind je NIET terug op een balans. Liquiditeitsbalans
Balans waarbij de activa gerangschikt worden naar mate van liquiditeit en de passiva naar de tijd waarover men over het vermogen of het geld kan beschikken. Debet Balans Credit - Vaste activa - Vlottende activa - Liquide activa - Eigen vermogen - Lang vreemd vermogen - Kort vreemd vermogen 2.2 Het overzicht van inkomsten en uitgaven Het overzicht van inkomsten (ontvangsten) en uitgaven (betalingen) geeft een verklaring voor de verandering van de liquide middelen in de voorbije periode. Op een overzicht van inkomsten en uitgaven worden dus de financiële feiten vermeld die leiden tot een verandering van de kas of de bank. Het overzicht van inkomsten en uitgaven wordt ook wel rekening of staat van inkomsten en uitgaven genoemd, en heeft betrekking op een periode (1 jaar meestal). *Zie ook bladzijde 29 voor een schema van het verband tussen begin en eindbalans* 2.3 De begroting van inkomsten en uitgaven Een overzicht van inkomsten en uitgaven heeft altijd betrekking op het verleden. Bij een begroting van inkomsten en uitgaven kijkt men naar de toekomst, naar de inkomsten en uitgaven die men van plan is te doen. Een begroting geeft dus een overzicht van de verwachte inkomsten en verwachte uitgaven in de komende periode. In deze begroting wordt weergeven waar de liquide middelen vandaan zullen komen en waaraan de gelden zullen worden besteed. Als basis voor het opstellen van een begroting gebruikt men de begroting van het voorafgaande jaar aangevuld met het overzicht van inkomsten en uitgaven uit het voorbije jaar.
2.4 De liquiditeitsbegroting
Als de verwachte inkomsten groter zijn dan de verwachte uitgaven, leidt dit tot een toename van de liquide middelen.Om de ontwikkelingen van de liquiditeitspositie in de toekomst te kunnen beoordelen wordt er een liquiditeitsbegroting opgesteld. In een liquiditeitsbegroting staat per maand of per kwartaal vermeldt wat de inkomsten en uitgaven zijn. De liquiditeitsbegroting wordt meestal voor de periode van een jaar opgemaakt waarbij het jaar is opgedeeld in kwartalen of maanden.
Hoofdstuk 3 Kasstelsels versus periodetoerekeningsstelsel
3.1 Het Kasstelsel
Een administratie waarbij alleen maar financiële feiten worden vastgelegd die leiden tot een verandering van de liquide middelen (kas, bank) noemen we financiële verslaggeving op kasbasis. Ook financiële transacties per bank horen hier bij! Je vraagt je nu af of er ook andere financiële transacties zijn waar bij er geen geld inkomt of uitgaat en die toch belangrijk zijn om vast te leggen. Voorbeeld: Afschrijving op vaste activa: computer, kajak, clubgebouw zijn voorbeelden van vaste activa die een lange tijd meegaan maar die wel onderhevig zijn aan slijtage. Met een waardevermindering wordt op een kasstelsel geen rekening gehouden. Alleen binnenkomende en uitgaande geldstromen worden geadministreerd.
‘Heeft de organisatie de middelen die ze ontvangt ook daadwerkelijk uitgegeven aan de afgesproken doelen?’ is een van de belangrijkste vragen die belanghebbende stellen aan een organisatie.
Als je uitgaven uitstelt, worden inkomsten meestal groter dan de uitgaven. Hierdoor kan de financiële situatie er mooier uitzien dan feitelijk het geval is. Resultaat: de situatie wordt rooskleuriger voorgesteld dan zij in werkelijkheid is. Hetzelfde kan gebeuren bij de vermogenspositie van een organisatie. Daarom moet er rekening gehouden worden met waardevermindering van vaste activa.
3.2 Baten en Lasten
Bij een overzicht van inkomsten en uitgaven vinden de transacties op één moment plaats: er wordt dus altijd een datum vermeld! We spreken in dit verband over tijdstipgrootheden.
Baten en lasten zijn financiële feiten die niet op één moment plaatsvinden, maar zijn feiten die betrekking hebben op een bepaalde periode (of uitgedrukt worden in bedrag per stuk).
Voorbeelden van baten en lasten:
Contributie
Subsidie
Huur
Vergoeding voor de trainer
In commerciële organisaties spreekt men altijd over opbrengsten en kosten. In niet-commerciële organisaties is het gebruikelijk om over baten en lasten te spreken. Hierbij zijn baten vergelijkbaar met opbrengsten en lasten met kosten. Heb je te maken met Inkomsten/Uitgaven of Baten/Lasten? Hou rekening met: 1. Inkomsten en uitgaven vinden plaats op één moment en geven altijd aanleiding tot verandering van de liquide middelen. 2. Baten en lasten worden altijd uitgedrukt in een bepaald bedrag per periode(of per stuk) Oefenopgave: 1. Onderstreep met blauw de inkomsten en uitgaven
2. Onderstreep met rood de baten en lasten Op 17 januari de huur van de voetbalterreinen voor 3 maanden vooruitbetaalt. De huur bedraagt €200,- per maand. Opening van nieuwe zittribune op 31 maart 2003. In de nieuwe zittribune is een bedrag geïnvesteerd van €15000,-. Dit bedrag is op 2 januari geleend van de Obarbank. Vandaag 15 september 130 betalende supporters: totaal ontvangsten €650,- Op bovenstaande lening per 31 december 2003 €600 aan rente betaald: rentelasten over de voorbije 6 maanden.
3.3 De Staat van Baten en Lasten
De staat van baten en lasten is een samenvatting/overzicht van de baten en lasten in een bepaalde periode, meestal één jaar. Links staan de baten en rechts de lasten. Andere benamingen voor een staat van baten en lasten zijn ‘resultatenrekening’ of ‘exploitatierekening’. Deze zijn meer ingeburgerd.
Ook bij een staat van baten en lasten zijn de 2 genoemden altijd in evenwicht!
Als de baten in een periode groter zijn in een bepaalde periode dan de lasten, leidt dit tot een toename van het eigen vermogen op de balans. Omgekeerd zal het eigen vermogen afnemen als de lasten groter zijn dan de baten.
BATEN > LASTEN INKOMSTEN >UITGAVEN
Debet Beginbalans Credit Debet Beginbalans Credit
Eigen vermogen €100
Liquide middelen kas/bank €100
Baten Staat Lasten Inkomsten Overzicht Uitgaven
Saldo baten en lasten €300
Saldo inkomsten/uitgaven €50
Debet Eindbalans Credit Debet Beginbalans Credit
Eigen vermogen €400
Liquide middelen kas/bank €150
Algemeen kun je stellen dat: EIGEN VERMOGEN NIEUW= EIGENVERMOGEN OUD +/- SALDO BATEN EN LASTEN 3.4 Het periodetoerekeningsstelsel Het periodetoerekeningsstelsel is een systeem van administreren waarbij: 1. Strikt onderscheid gemaakt wordt tussen baten (opbrengsten) en lasten (kosten) enerzijds en inkomsten en uitgaven anderzijds; 2. Baten en lasten toegerekend worden aan de periode waarop ze feitelijk betrekking hebben, ongeacht of de baten feitelijk zijn ontvangen dan wel dat de lasten daadwerkelijk tot uitgaven hebben geleid. Het is belangrijk om te zien dat baten geen inkomsten zijn en lasten geen uitgaven zijn. Baten en lasten worden uitgedrukt in geld per tijdseenheid. Inkomsten en uitgaven (betalingen en ontvangsten) missen de dimensie per periode. Inkomsten en uitgaven zijn gekoppeld aan tijdstippen. Als een organisatie een rekening (schuld) betaalt dan is dat een uitgave. We hebben hier te maken met een betaling op één bepaald tijdstip plaatsvindt. Huurt de organisatie een gebouw, dan bedragen de lasten hiervoor bijvoorbeeld €800 per maand. In dit tweede geval hebben we niets met een uitgave te maken, maar worden we geconfronteerd met lasten (kosten) die uitgedrukt worden per periode. Zodra de huur betaald wordt hebben we weer te maken met een uitgave op één bepaald tijdstip, bijvoorbeeld de eerste dag van iedere maand. Baten hoeven niet altijd op een moment tot inkomsten te leiden en lasten niet op een moment tot uitgaven! Zo leiden afschrijvingen nooit tot uitgaven. Een aflossing op een lening is een uitgave maar is nooit een last. Tot de lasten van een lening wordt wel de rente of interest gerekend. Een laatste voorbeeld in dit rijtje is de waardevermeerdering van een pand. Een waardevermeerdering is een bate maar leidt nooit tot een ontvangst. 3.4 Het periodetoerekeningsstelsel en de balans In het periodetoerekeningsstelsel maken we strikt onderscheid tussen baten en lasten aan de ene kant en inkomsten en uitgaven aan de andere kant. Voor opgaven zie vanaf bladzijde 60.
Niet-commerciële rechtsvormen: Vereniging Stichting Rechtspersoonlijkheid
Een BV, NV, stichting en de meeste verenigingen zijn organisaties met rechtspersoonlijkheid. Rechtspersoonlijkheid houdt in dat organisaties mensen in dienst kunnen nemen, leningen kunnen aangaan en koopcontracten kunnen afsluiten. De organisatie is voor schulden aansprakelijk en NIET het bestuur met hun privé-vermogen zoals bij een eenmanszaak. 1.3 De Vereniging Doel
Een stichting bestaat uit alleen een bestuur (geen leden) dat alle beslissingen neemt. Een stichting kan ook door één persoon opgericht worden. Voor het oprichten van een vereniging zijn minimaal twee personen nodig. Leden van een vereniging kiezen het bestuur dat met de dagelijkse leiding wordt belast, dit doen ze meestal in hun vrije tijd. VVR&VBR Formele verenigingen zijn Verenigingen met Volledige Rechtsbevoegdheid (VVR). Informele verenigingen zijn Verenigingen met Beperkte Rechtsbevoegdheid(VBR) Bestuurders van een VBR zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle schulden die de verenigingen maakt. De schuldeiser kan dus een willekeurig bestuurslid persoonlijk aansprakelijk stellen voor de schuld van de vereniging. Oprichten van VBR is eenvoudiger dan het oprichten van een VVR. Bij VBR hoeven er geen statuten (reglementen) opgesteld te worden. Een VVR heeft wel statuten die bij notariële akte zijn vastgesteld. Onderdelen van een notariële akte: Naam en plaats van vestiging Doel van vereniging Wijze van benoeming en ontslag van bestuursleden Bestemming van het batig saldo van de vereniging in geval van ontbinding Verklaring van de oprichters dat zij een verenigen oprichten
Een VVR is verplicht tot inschrijving in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Hoofdstuk 2 De Jaarrekening 2.1 De Balans Debet Balans Credit
Bezittingen Eigen vermogen
Schulden Activa (= Bezit) Onderverdeling: Vaste Activa: Bezittingen met een looptijd langer dan één jaar, bijvoorbeeld de inventaris en het imperiaal. Vaste activa zijn veelal aan slijtage onderhevig en daar dien je rekening mee te houden. Vlottende Activa: Bezittingen met een looptijd korter dan één jaar, bijvoorbeeld de voorraden goederen die men wilt verkopen aan leden zoals drank etc. Liquide Activa: Bezittingen waarmee je kunt betalen zoals bank en kas. Passiva (=Eigen vermogen + Schulden/Vreemd vermogen) Onderverdeling: Eigen vermogen: Geld waarover de vereniging altijd (permanent) kan beschikken. Eigen vermogen hoeft de vereniging nooit aan iemand terug te betalen. Vreemd vermogen: Geld dat de vereniging geleend heeft en dus terugbetaald moet worden. Ten aanzien van het vreemd vermogen maken we onderscheid in: Lang vreemd vermogen: Geld waarover de vereniging lange tijd (meer dan één jaar) kan beschikken Kort vreemd vermogen: Geld waarover de organisatie slechts korte tijd (minder dan één jaar) kan beschikken. Grens tussen lang en kort vermogen ligt bij één jaar. Soorten lang vermogen
Hypothecaire lening: Langlopende lening met onroerend goed als onderpand(= bijv. Een huis, een bedrijfspand of een stuk grond). Onroerend goed is een soort waarborg of dekking. Kan de geldlener de rente en/of de aflossing niet betalen, dan kan de geldgever het onroerende goed opeisen. Het maximale leenbedrag wordt vastgesteld door een taxatie. Looptijd hypothecaire lening ligt tussen 20 en 30 jaar. Onderhandse lening: Geld lenen van vrienden, zakelijke relaties of familie zijn voorbeelden van een onderhandse lening. Als een onderhandse lening wordt achtergesteld houdt dit in dat de kredietgever schriftelijk verklaart de lening bij eventueel faillissement pas op te eisen nadat alle andere schulden zijn voldaan. Dus als de lener niet terug kan betalen is het pech gehad voor de kredietgever. Soorten kort vreemd vermogen
Omdat je bezittingen aan de debetzijde van de balans actief gebruikt in je organisatie noem je deze bezittingen activa. De zaken die aan de creditzijde van de balans staan worden niet actief gebruikt in de organisatie (immers de creditzijde geeft alleen geeft alleen maar aan waar het geld vandaan komt) en worden daarom passiva genoemd. Debet Balans Credit
Wat heb ik met het geld gedaan (boten gekocht, in de kas gestopt, enz.) Hoe kom ik aan het geld (geleend dus een schuld of eigen vermogen) Momentopname
De balans geeft een overzicht van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen op een bepaald tijdstip. Op een balans kun je niet aflezen hoeveel geld er in een bepaald jaar is binnengekomen of is uitgegaan noch hoeveel geld er op een bepaalde lening is afgelost, hoeveel rente er betaald is, of hoeveel materialen er in een jaar gekocht zijn. Hier is extra informatie voor nodig die je niet op de balans vindt. Inkomsten (ontvangsten) en uitgaven (betalingen) komen NIET voor op een balans. Op een balans komt ook GEEN post (of
rekening) contributies, rente, huur enz. voor. Baten en lasten (contributies etc.) vind je NIET terug op een balans. Liquiditeitsbalans
Balans waarbij de activa gerangschikt worden naar mate van liquiditeit en de passiva naar de tijd waarover men over het vermogen of het geld kan beschikken. Debet Balans Credit - Vaste activa - Vlottende activa - Liquide activa - Eigen vermogen - Lang vreemd vermogen - Kort vreemd vermogen 2.2 Het overzicht van inkomsten en uitgaven Het overzicht van inkomsten (ontvangsten) en uitgaven (betalingen) geeft een verklaring voor de verandering van de liquide middelen in de voorbije periode. Op een overzicht van inkomsten en uitgaven worden dus de financiële feiten vermeld die leiden tot een verandering van de kas of de bank. Het overzicht van inkomsten en uitgaven wordt ook wel rekening of staat van inkomsten en uitgaven genoemd, en heeft betrekking op een periode (1 jaar meestal). *Zie ook bladzijde 29 voor een schema van het verband tussen begin en eindbalans* 2.3 De begroting van inkomsten en uitgaven Een overzicht van inkomsten en uitgaven heeft altijd betrekking op het verleden. Bij een begroting van inkomsten en uitgaven kijkt men naar de toekomst, naar de inkomsten en uitgaven die men van plan is te doen. Een begroting geeft dus een overzicht van de verwachte inkomsten en verwachte uitgaven in de komende periode. In deze begroting wordt weergeven waar de liquide middelen vandaan zullen komen en waaraan de gelden zullen worden besteed. Als basis voor het opstellen van een begroting gebruikt men de begroting van het voorafgaande jaar aangevuld met het overzicht van inkomsten en uitgaven uit het voorbije jaar.
In commerciële organisaties spreekt men altijd over opbrengsten en kosten. In niet-commerciële organisaties is het gebruikelijk om over baten en lasten te spreken. Hierbij zijn baten vergelijkbaar met opbrengsten en lasten met kosten. Heb je te maken met Inkomsten/Uitgaven of Baten/Lasten? Hou rekening met: 1. Inkomsten en uitgaven vinden plaats op één moment en geven altijd aanleiding tot verandering van de liquide middelen. 2. Baten en lasten worden altijd uitgedrukt in een bepaald bedrag per periode(of per stuk) Oefenopgave: 1. Onderstreep met blauw de inkomsten en uitgaven
2. Onderstreep met rood de baten en lasten Op 17 januari de huur van de voetbalterreinen voor 3 maanden vooruitbetaalt. De huur bedraagt €200,- per maand. Opening van nieuwe zittribune op 31 maart 2003. In de nieuwe zittribune is een bedrag geïnvesteerd van €15000,-. Dit bedrag is op 2 januari geleend van de Obarbank. Vandaag 15 september 130 betalende supporters: totaal ontvangsten €650,- Op bovenstaande lening per 31 december 2003 €600 aan rente betaald: rentelasten over de voorbije 6 maanden.
Debet Beginbalans Credit Debet Beginbalans Credit
Eigen vermogen €100
Liquide middelen kas/bank €100
Baten Staat Lasten Inkomsten Overzicht Uitgaven
Saldo baten en lasten €300
Saldo inkomsten/uitgaven €50
Debet Eindbalans Credit Debet Beginbalans Credit
Eigen vermogen €400
Liquide middelen kas/bank €150
Algemeen kun je stellen dat: EIGEN VERMOGEN NIEUW= EIGENVERMOGEN OUD +/- SALDO BATEN EN LASTEN 3.4 Het periodetoerekeningsstelsel Het periodetoerekeningsstelsel is een systeem van administreren waarbij: 1. Strikt onderscheid gemaakt wordt tussen baten (opbrengsten) en lasten (kosten) enerzijds en inkomsten en uitgaven anderzijds; 2. Baten en lasten toegerekend worden aan de periode waarop ze feitelijk betrekking hebben, ongeacht of de baten feitelijk zijn ontvangen dan wel dat de lasten daadwerkelijk tot uitgaven hebben geleid. Het is belangrijk om te zien dat baten geen inkomsten zijn en lasten geen uitgaven zijn. Baten en lasten worden uitgedrukt in geld per tijdseenheid. Inkomsten en uitgaven (betalingen en ontvangsten) missen de dimensie per periode. Inkomsten en uitgaven zijn gekoppeld aan tijdstippen. Als een organisatie een rekening (schuld) betaalt dan is dat een uitgave. We hebben hier te maken met een betaling op één bepaald tijdstip plaatsvindt. Huurt de organisatie een gebouw, dan bedragen de lasten hiervoor bijvoorbeeld €800 per maand. In dit tweede geval hebben we niets met een uitgave te maken, maar worden we geconfronteerd met lasten (kosten) die uitgedrukt worden per periode. Zodra de huur betaald wordt hebben we weer te maken met een uitgave op één bepaald tijdstip, bijvoorbeeld de eerste dag van iedere maand. Baten hoeven niet altijd op een moment tot inkomsten te leiden en lasten niet op een moment tot uitgaven! Zo leiden afschrijvingen nooit tot uitgaven. Een aflossing op een lening is een uitgave maar is nooit een last. Tot de lasten van een lening wordt wel de rente of interest gerekend. Een laatste voorbeeld in dit rijtje is de waardevermeerdering van een pand. Een waardevermeerdering is een bate maar leidt nooit tot een ontvangst. 3.4 Het periodetoerekeningsstelsel en de balans In het periodetoerekeningsstelsel maken we strikt onderscheid tussen baten en lasten aan de ene kant en inkomsten en uitgaven aan de andere kant. Voor opgaven zie vanaf bladzijde 60.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden