Domein A: Basisvaardigheden

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 920 woorden
  • 7 mei 2012
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Organisatie: samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen bereiken.

Commerciële organisaties – streven naar winst(profit)
Niet commerciële organisaties – streven niet naar winst(non-profit)

Rechtsvorm – juridische vorm voor een organisatie, omdat het de wet is die per rechtsvorm aangeeft wie de leiding heeft en verantwoordelijk is voor de schulden.
Natuurlijke persoon(hebben rechten en plichten), rechtspersoon(zijn organisaties, die als organisatie verplichtingen en bezittingen en schulden hebben).

Commerciële organisaties:
- eenmanszaak, geen rechtspersoonlijkheid, 1 eigenaar, verantwoordelijk voor schulden
- vennootschap onder firma, 2 of meer vennoten brengen eigen vermogen in en hebben de leiding, geen rechtspersoon, draaien ook op voor schulden.
- Naamloze vennootschap, heeft rechtspersoonlijkheid. Heeft dus zelfstandig rechten en verplichtingen, eigenaren alleen aansprakelijk voor het deel dat ze in nv hebben ingebracht. Eigen vermogen is in aandelen verdeeld.
- Besloten vennootschap, heeft rechtspersoonlijkheid. Beperkte aansprakelijkheid(alleen wat ze in hebben gebracht). In aandelen eigen vermogen.
Verschil nv, bv aandelen van de bv zijn niet vrij aan anderen overdraagbaar, bij een nv is dat wel zo.

Niet-commerciële organisaties:
- Vereniging, organisatie met leden en bepaalde doelen nastreeft, rechtspersoon. Contributie betalen, en heeft een bestuur.
- stichting, rechtspersoon zonder leden die bepaald doel wil bereiken
- nv, bv(publieke omroepen, energiebedrijven) steeds meer privatiseren en dan streven ze wel naar winst.

Management omvat het bepalen van de doelstellingen van de organisatie, het plannen organiseren het geven van leiding en controleren.

Strategische doelstellingen: wat de organisatie op lange termijn wil bereiken. Opgesteld door het hogere management van de organisatie.
Tactische doelstellingen: invulling van de strategische doelstellingen(met een looptijd van 2 tot 5 jaar) met invulling van middenmanagement in samenspraak met hogere management.
Operationele doelstellingen: invulling tactische doelstellingen. Hebben betrekking op korte termijn, en worden opgesteld door lagere management in samenspraak met middenmanagement.

Informatie omvat gegevens die de kennis van de ontvanger vergroten.
Informatie moet betrouwbaar zijn, juist en volledig. Informatie moet ook relevant zijn, zoveel mogelijk aansluiten op de behoefte. Informatie moet ook tijdig zijn, dus op het juiste moment ter plekke.

Om beslissingen te nemen: beslissingsinformatie.
Verantwoording afleggen: verantwoordingsinformatie.
Feedbackinformatie: terugkoppeling, vindt vergelijking plaats met de norm die was gesteld.

Communiceren: uitwisselen van informatie tussen een zender en ontvanger. Als informatie plaatsvindt tussen personen of afdelingen binnen die organisatie dan spreken we van interne communicatie. Vindt de informatie plaats tussen afdelingen en personen van die organisatie met de buitenwereld dan hebben we het over externe communicatie.

Informatiesysteem is het geheel van personen, hulpmiddelen en activiteiten dat gericht is op het verzamelen, verwerken, verstrekken van gegevens om te kunnen voorzien in de informatiebehoeften van personen binnen en buiten de organisatie.

Brutowinst is het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs. Als je van de brutowinst de overige kosten aftrekt dan hou je de nettowinst over.

Promille: 1 per 1000. (dus 1/1000).
Omzet: verkochte producten x verkoopprijs. Afzet is altijd een hoeveelheid, omzet altijd een bedrag.

Indexcijfer is een getal dat de verhouding weergeeft tussen de waarde van een grootheid in een bepaalde periode en waarde van die grootheid in de basisperiode. Basisperiode stellen we op 100. Indexcijfer is een verhoudingsgetal en GEEN percentage. Hiervan krijg je een goed overzicht van de ontwikkeling van een bepaalde grootheid in de loop van de tijd.

Vreemde valuta
Biedkoers: de prijs die de bank betaald voor vreemd geld.
Laatkoers: de prijs waartegen de bank de vreemde valuta verkoopt.
Daarnaast betaal je bij de aankoop of verkoop nog meestal provisie aan de bank.

Wijze van noteren
Aankoop verkoop
1 euro 0,6564 L 0,7050 L

Balans en winst en verliesrekening
Om te kunnen verkopen heeft een onderneming bezittingen nodig. Deze heten kapitaalgoederen. Om dit aan te kunnen schaffen heb je een vermogen nodig. Dit kan door het zelf in te brengen: eigen vermogen. Of anderen stellen een deel beschikbaar: vreemd vermogen(schulden). Van de bezittingen en vermogen kan je een overzicht maken: balans(op een bepaald moment).
Kenmerken voor vreemd vermogen: het moet worden terugbetaald, en er moet rente worden betaald.
Rente is een vergoeding die je moet betalen voor het lenen van het vermogen. Vreemd vermogen is altijd tijdelijk. Eigen vermogen is daarentegen permanent vermogen.
Debet kant(activa): hoe het beschikbare vermogen is geïnvesteerd.
Credit kant(passiva): hoe de onderneming het benodigde vermogen heeft verkregen/bezittingen financiert.
Nettowinst: opbrengsten – kosten.

Volgorde van de balans
Debet kant: boven naar beneden
Vaste activa:
- kapitaalgoederen(meer dan 1 productieproces of jaar meegaan), grond terreinen, gebouwen, winkel, machines, auto’s, inventaris
vlottende activa:
- kapitaalgoederen (1 productieproces, minder dan 1 jaar) bijvoorbeeld debiteuren, zijn gemakkelijk om te zetten in geld.
Liquide middelen:
- middelen waarmee we kunnen betalen: tegoeden bij de bank, bedrag in kas.

Credit kant: boven naar beneden
- eigen vermogen
vreemd vermogen op lange termijn:
- hypothecaire lening, lening o/g
vreemd vermogen op korte termijn:
- crediteuren, bank

Tot welk bedrag je rood mag staan: kredietplafond

Samenstelling winst en verlies rekening. Ook wel een resultatenrekening.
Winst-en-verliesrekening: overzicht van de kosten en de opbrengsten van een onderneming over een bepaalde periode.
Vb. Van kosten: inkoopwaarde van de omzet, onderhoudskosten, rentekosten of interestkosten, energiekosten, loonkosten, huurkosten, afschrijvingskosten en telefoonkosten. Voorbeelden van opbrengsten: omzet, renteopbrengst, interestopbrengst, huuropbrengst.
Nettowinst aan de debet kant van de winst en verliesrekening, netto verlies komt aan de credit kant.

Winst en verlies rekening in scontrovorm: debet en credit kant. Maar het kan ook in paginavorm, in dat geval staat alles onder elkaar.

De balansmutaties van het eigen vermogen moeten gelijk zijn aan het saldo van de winst en verliesrekening, verlaagd met privé opnamen, of verhoogd met privestortingen

Kopen op rekening: crediteuren

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.