Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke Besluitvorming hoofdstuk 1 t/m 5

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2910 woorden
  • 13 oktober 2013
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1 Wat is politiek?

§1.1 Het begrip politiek

  • Politicologie     : de wetenschap die de politiek onderzoekt
  • Betekenissen “politiek
    • Politiek als ander woord voor beleid
    • Politiek als staatsinrichting
    • Politiek als strategie / handelswijze
    • Politiek als synoniem voor behendig / sluw / slim / achterbaks
  • Proces van politieke besluitvorming    : een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten.
  • Politieke actoren :
    • Ambtenaren
    • Adviesorganen
    • Burgers
    • Pressiegroepen
    • Politieke partijen
  • Politieke problemen    : als een situatie die een grote groep mensen ongewenst vindt, die ontstaan is door maatschappelijke ontwikkelingen, die te maken heeft met tegengestelde belangen en die mensen (mede) door overheidsingrijpen veranderd willen zien.
  • Publieke agenda            : problemen die de aandacht krijgen van burgers en maatschappelijke groeperingen
  • Politieke agenda            : problemen van de publieke agenda die door aandacht van de media of bemoeienis van belangengroeperingen tot politieke problemen worden gemaakt.
  • Overheidsbeleid            : de genomen besluiten van en de getroffen maatregelen door de overheid ( alles wat de overheid doet). (wetenschappelijk : een politiek bekrachtigd plan, waarin gekozen doelen en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde zijn vastgesteld.)

Politieke Besluitvorming Maatschappijwetenschappen

Hoofdstuk 1 Wat is politiek?

§1.2 De overheid

  • Collectieve belangen   : kwesties die voor de meeste mensen van belang zijn en die zijzelf niet kunnen oplossen. Op te delen in collectieve goederen en collectieve diensten.
  • Collectieve goederen : goederen die van algemeen belang geacht worden, die moeilijk via de markt kunnen worden aangeboden, maar die in principe voor iedereen beschikbaar zijn.
  • Collectieve diensten    : bijv. verdediging van het land / organiseren verkiezingen.
  • Sociaal contract               : in ruil voor de diensten die de overheid levert, aanvaarde de burgers een beperking van hun (financiële) vrijheid.
  • Taken overheid :
    • Garanderen openbare orde en veiligheid
    • Garanderen van mensenrechten
    • Onderhouden van goede buitenlandse betrekkingen
    • Scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden, infrastructuur en een goed economisch klimaat
    • Zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst en andere goederen en diensten op sociaal-cultureel gebied.

Politieke Besluitvorming Maatschappijwetenschappen

Hoofdstuk 1 Wat is politiek?

§1.3 Politiek en Macht

  • Nederlandse staat :
    • de overheid beschikt over soevereine macht
    • er is sprake van een bevolking, waarover geregeerd wordt
    • het grondgebied is internationaal erkend
    • de overheid beschikt over geweldsmonopolie
  • Soevereiniteit : de hoogste macht, geeft de overheid het recht een land zelf te besturen zonder de inmenging van andere staten.
  • Macht  : het vermogen om het gedrag van aderen, eventueel tegen hun zin, te beïnvloeden.
  • Politieke macht              : het vermogen de politieke besluitvorming te bepalen.
  • Machtsbronnen              :
    • Wetten                                                             
    • Bevoegdheden
    • Morele steun
    • Kennis
    • Aantal
    • Geld
    • Charismatisch gezag
    • Mogelijkheid geweld te gebruiken
  • Geweldsmonopolie      : alleen de overheid mag geweld gebruiken
  • Gezag   : mensen accepteren de macht of zeggenschap van anderen als legitiem

Hoofdstuk 2 Democratie en rechtstaat

§2.1 Nederland als democratische rechtstaat

  • Rechtstaat         : een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik van de overheid.
  • Democratische rechtstaat          : een staat waarin de macht door of namens het volk wordt uitgeoefend binnen de grenzen dan de grondwet, zodat individuele grondrechten worden beschermd.
  • 3 kenmerken democratische rechtstaat :
    • Er is sprake van een grondwettelijke scheiding van de politieke macht
    • De (politieke) grondrechten worden geëerbiedigd
    • Het bestuur van een land is gebasseerd op het legaliteitsbeginsel
  • Wetgevende macht      :
    • Stelt wetten vast waaraan de burgers zich moeten houden
    • In Nederland in handen van de regering (staatshoofd en ministers) en het parlement (eerste en tweede kamer).
  • Uitvoerende macht       :
    • Zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook worden uitgevoerd
    • Hiervoor zijn in Nederland de ministers verantwoordelijk
  • Rechterlijke macht        :
    • Beoordeeld of wetten goed worden nageleefd.
    • In Nederland in handen van onafhankelijke rechters
  • Klassieke grondrechten              : de rechten die de vrijheid en gelijkheid van de burgers moeten garanderen (bijv. vrijheid van godsdienst en het recht op een eerlijk proces).
  • Sociale grondrechten   : de rechten die de overheid verplichten te zorgen voor voldoende werkgelegenheid, sociale zekerheid, een schone en veilige leefomgeving, goede volksgezondheid, voldoende woonruimte, maatschappelijke en culturele ontplooiingsmogelijkheden en voor iedereen toegankelijk en goed onderwijs.
  • Recht van informatie    : (artikel 110 grondwet) verplicht de overheid informatie te geven over het beleid en de uitvoering aan de volksvertegenwoordiging, journalisten en burgers.
  • Legaliteitsbeginsel        : de overheid mag alleen maatregelen nemen en handelend optreden binnen het kader  van haar wettelijk vastgelegde bevoegdheden.
  • Juridische grondslag     : bijv. een tweede kamerlid heeft het stemrecht bij wetsvoorstellen omdat dit in de grondwet staat.

§2.2 Constitutionele monarchie met parlementair stelsel

  • Constitutie        : synoniem voor grondwet
  • Koning / koningin vooral ceremoniële functie
  • Onschendbaar                 : De ministers zijn verantwoordelijk voor alles wat de koning / koningin doet.
  • Directe democratie       : Alle vrije burgers stemmen zelf over een wetsvoorstel
  • Parlementaire democratie        : (NL) wij stemmen niet zelf maar kiezen een parlement dat namens ons stemt.
  • Representatiedemocratie         : het volk wordt vertegenwoordigd door een parlement dat door vrije en geheime verkiezingen wordt gekozen.
  • Kenmerken van onze parlementaire democratie :
    • Representatiedemocratie
    • Alle burgers zijn gelijk voor de wet en hebben gelijke invloed op de samenstelling van het parlement.
    • Ministers zijn verantwoording schuldig aan de gekozen volksvertegenwoordiging.
    • Het kabinet voert beleid op basis van het vertrouwen van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging.
    • De macht van de overheid wordt gelegitimeerd door de vrije en geheime verkiezingen, die uiterlijk om de 4 jaar plaatsvinden.
    • Besluitvorming door de regering en het parlement vindt plaats bij meerderheid van stemmen.
    • Het parlement is geen “dictatuur van de meerderheid” maar houdt rekening met de rechten en belangen van minderheden.
    • Er is sprake van een twee kamer stelsel. De eerste kamer controleert de tweede kamer (ook wel kamer van reflectie genoemd).

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Hoofdstuk 3 Verkiezingen en kiesstelsels

§3.1 Het Nederlandse kiesstelsel

  • Actief kiesrecht              : het recht om te kiezen
  • Passief kiesrecht            : het recht om gekozen te worden
  • Verkiezingen zijn geheim, niemand kan nagaan op wie een individuele burger heeft gestemd.
  • Voor Nederlandse politieke organen wordt max. om de 4 jaar verkiezingen gehouden.
  • Voor Europese politieke organen max. om de 5 jaar.
  • Evenredige vertegenwoordiging            : alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels.
  • Kiesdeler           : het aantal stemmen wat je nodig hebt voor 1 zetel
  • Kiesdrempel     : een partij moet een minimumpercentage halen om mee te delen in de zetels.
  • Coalitievorming              : meerdere partijen samen vormen een meerderheid
  • Districtenstelsel             : een land wordt opgedeeld in districten. In elk district wordt een winnaar gekozen die als afgevaardigde naar de volksvertegenwoordiging gaat.
    • voordelen         :
      • sterkere binding tussen kiezer en gekozene
      • meer duidelijkheid voor kiezer omdat er vaak maar 2 of 3 partijen zijn
    • nadelen              :
      • partij met de meeste stemmen kan de minste zetels krijgen
      • fractiediscipline : de afspraak om bij wetsvoorstellen hetzelfde te kiezen als andere partijleden

§3.2 Parlementair en presidentieel stelsel

  • Representatiedemocratie         : indirecte democratie
  • Representativiteit         : de mate waarin standpunten van gekozen vertegenwoordigers overeenkomen met de wensen van de kiezers
  • Knelpunten bij representatie en representativiteit
    • Partijen vertegenwoordigen niet altijd de ideeën van hun kiezers ( vooral als de partij na de verkiezingen deel gaat uitmaken van de regering)
    • Vanwege de geringe communicatie tussen kiezers en gekozenen weten vertegenwoordigers niet altijd precies wat hun kiezers willen.
    • Actieve kiezers hebben veel meer kans vertegenwoordigd te worden dan inactieve kiezers.

§3.3 De verkiezingen en formatie

  • Zwevende kiezers         : mensen die niet elke keer op dezelfde partij stemmen en tijdens de verkiezingen vaak nog niet weten op welke partij ze zullen stemmen.
  • Kabinetsformatie           : de tijd na de verkiezingen waarin de partijen met elkaar onderhandelen over een nieuw te vormen kabinet.
  • Informateurs    : een of meer personen die de opdracht krijgen te onderzoeken of een bepaalde coalitie politiek haalbaar is.
  • Volgorde kabinetsformatie:
    • Informateurs onderzoeken of een bepaalde coalitie haalbaar is.
    • Informateur brengt verslag uit aan de 2e kamer die vervolgens een formateur benoemd.
    • De formateur (vaak de toekomstige minister-president) heeft de taak de ministerposities te verdelen.
    • Installatie
  • Wat kan er mis gaan?
    • Een minister kan zijn ontslag bij de koning / koningin indienen. Vervolgens wordt een nieuwe minister benoemd.
    • Het hele kabinet bied zijn ontslag aan. Dit kan als ze een onoverbrugbaar conflict hebben of als de 2e kamer het vertrouwen in het kabinet opzegt. (kabinetscrisis)
    • Bij een kabinetscrisis zijn 2 mogelijkheden :
      • Er wordt een nieuw kabinet geformeerd.
      • Er worden nieuwe verkiezingen uitgeschreven
  • Demissionair kabinet   : het oude kabinet neemt de zaken waar tot het nieuwe kabinet is geïnstalleerd. Een demissionair kabinet kan alleen lopende wetsvoorstellen afhandelen.

Hoofdstuk 4 Besturen in Nederland

§4.1 Regering

  • Nederland heeft 3 bestuurslagen
    • De rijksoverheid op landelijk niveau
    • Lagere overheid op provinciaal en gemeentelijk niveau
  • Kabinet               : ministers en staatssecretarissen
  • Regering             : de koning / koningin en de ministers
  • Onschendbaar                 : De koning is geen verantwoording schuldig aan de 2e kamer
  •  3 hoofdtaken van ministers:
    • Voorbereiding van het overheidsbeleid
    • (mede)wetgeving
    • Uitvoering van het overheidsbeleid
  • Troonrede         : bekendmaking van de hoofdlijnen van het te voeren beleid, voorgelezen door het staatshoofd.
  • Miljoenennota                : samenvatting van de rijksbegroting
  • Voorjaarsnota  : latere aanpassing van miljoenennota
  • Algemene beschouwingen       : debat over de miljoenennota
  • Ministers hebben 3 rechten of bevoegdheden:
    • Het indienen van wetsvoorstellen
    • Het mede ondertekenen van wetten na goedkeuring door het parlement
    • Het nemen van Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) om eerder genomen raamwetten nader in te vullen.
  • Contraseign      : handtekening van de minister
  • De uitvoerende macht leidt tot de volgende werkzaamheden:
    • Het uitvoeren van aangenomen wetten
    • Maatregelen die voortvloeien uit eerder aangenomen wetten.
    • Het nemen van besluiten over zaken waar geen specifieke wetgeving over bestaat en waar geen goedkeuring van het parlement voor nodig is.
  • Uitvoerende macht       : ministers
  • Wetgevende macht      : parlement en regering
  • Rechterlijke macht        : onafhankelijke rechters
  • Koninklijk besluit           : geen parlementaire goedkeuring nodig

§4.2 Parlement

  • Staten generaal              : 1e en 2e kamer
  • 2e kamer             :
    • 150 leden die rechtstreeks gekozen worden
    • Fulltime functie
    • 2 hoofdtaken : (mede)wetgeving en controle
  • Rechten (mede)wetgevende taak (beleidsbepalende taak)    :
    • stemrecht – het recht om wetsvoorstellen goed te keuren of af te keuren
    • recht van amendement – het recht om een deel van een wetsvoorstel te wijzigen
    • recht van initiatief – het recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen
    • budgetrecht – het recht om de jaarlijkse begroting aan te nemen of te verwerpen
  • Na aanname van wetsvoorstellen gaan de ministers wetten uitvoeren. De 2e kamer houd scherp in de gaten of dit wel effectief en efficiënt gebeurd.
  • Effectief             : de inzet van de maatregelen heeft het verwachte resultaat
  • Efficiënt              : het resultaat is bereikt met zo weinig mogelijk middelen
  • Rechten controlerende taak     :
    • Vragenrecht – het stellen van vragen aan bewindslieden
    • Recht van interpellatie – het ter verantwoording roepen van bewindslieden
    • Recht van motie – het recht een schriftelijke uitspraak te doen over het beleid van een minister.
    • Het recht van enquête – het recht van de 2e kamer om zelf een onderzoek in te stellen als de kamer naar haar mening onvoldoende informatie van de regering krijgt.
  • De 1e kamer      :
    • 75 leden
    • Parttime (1 dag per week)
    • Laatste controle
    • Vragenrecht,  recht van enquête
  • Politieke primaat           : de politieke afwegingen die de 2e kamer maakt wegen zwaarder dan die van de 1e kamer.
  • Informele middelen :
    • Lobbyen bij ministers – door persoonlijke contacten de minister overtuigen
    • Overleggen met ambtenaren en pressiegroepen
    • Gebruikmaken van de massamedia

§4.2 Parlement

  • Staten generaal              : 1e en 2e kamer
  • 2e kamer             :
    • 150 leden die rechtstreeks gekozen worden
    • Fulltime functie
    • 2 hoofdtaken : (mede)wetgeving en controle
  • Rechten (mede)wetgevende taak (beleidsbepalende taak)    :
    • stemrecht – het recht om wetsvoorstellen goed te keuren of af te keuren
    • recht van amendement – het recht om een deel van een wetsvoorstel te wijzigen
    • recht van initiatief – het recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen
    • budgetrecht – het recht om de jaarlijkse begroting aan te nemen of te verwerpen
  • Na aanname van wetsvoorstellen gaan de ministers wetten uitvoeren. De 2e kamer houd scherp in de gaten of dit wel effectief en efficiënt gebeurd.
  • Effectief             : de inzet van de maatregelen heeft het verwachte resultaat
  • Efficiënt              : het resultaat is bereikt met zo weinig mogelijk middelen
  • Rechten controlerende taak     :
    • Vragenrecht – het stellen van vragen aan bewindslieden
    • Recht van interpellatie – het ter verantwoording roepen van bewindslieden
    • Recht van motie – het recht een schriftelijke uitspraak te doen over het beleid van een minister.
    • Het recht van enquête – het recht van de 2e kamer om zelf een onderzoek in te stellen als de kamer naar haar mening onvoldoende informatie van de regering krijgt.
  • De 1e kamer      :
    • 75 leden
    • Parttime (1 dag per week)
    • Laatste controle
    • Vragenrecht,  recht van enquête
  • Politieke primaat           : de politieke afwegingen die de 2e kamer maakt wegen zwaarder dan die van de 1e kamer.
  • Informele middelen :
    • Lobbyen bij ministers – door persoonlijke contacten de minister overtuigen
    • Overleggen met ambtenaren en pressiegroepen
    • Gebruikmaken van de massamedia

§4.3 Provincie en gemeente

  • Gedecentraliseerde eenheidsstaat      : de rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, de gedetailleerde invulling wordt aan de lagere overheden overgelaten.
  • Structuurvisie  : hierin staat precies aangegeven welke activiteiten in een gebied passen.
  • Provinciale staten :
    • Vertegenwoordigers van provincie
    • Aantal hangt af van aantal inwoners
    • Dagelijks bestuur : gedeputeerde staten
    • Voorzitter is de commissaris van de koning / koningin
  • Bestemmingsplannen : gedetailleerdere versie van de provinciale structuurvisie voor de gemeente
  • Gemeente :
    • Dagelijks bestuur : college van burgemeester en wethouders
    • Voorzitter : burgemeester
    • Bestuur wordt gecontroleerd door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 5 Politieke actoren

§5.1 Ambtenaren en adviesorganen

  • Ambtenaren (4e macht)              : werknemers in dienst van de overheid
    • Rijksambtenaren           : beleidsvoorbereiding en toezicht houden zijn hun taken
      • Financiële medewerkers rekenen alle geldstromen na en houden zo toezicht
    • Beleidsvoorbereidende ambtenaren :
      • Sterke functie door ervaring en kennis
  • (Overheids)bureaucratie           : de macht van de overheidskantoren
  • Opbouw ministeries
    • Hoofd : secretaris- generaal (SG)
      • Vrije toegang tot minister
      • Sluiswachter
    • Hieronder staan enkele directeuren-generaal (DG)
      • Sluiswachter voor SG
      • Beide relatief veel zelfstandigheid
  • Onpersoonlijk karakter               : de persoonlijke en politieke voorkeuren van ambtenaren mogen geen rol spelen in hun werk.
  • Andere kenmerken bureaucratie :
    • Onpartijdige behandeling burgers
    • Voorkomen van willekeur en corruptie
    • De zorg voor bestuurlijke continuïteit
    • Negatieve kenmerken
      • Langdurige procedures
      • Wirwar van regeltjes
      • Onpersoonlijke behandeling
      • Verkokering = alleen vanuit eigen deskundigheid naar probleem kijken
  • Adviesorganen :
    • Raad van state
      • Advies over wetten / conflict burger – overheid
      • Hoogste adviescollege
      • Officieel koning als voorzitter
      • Niet bindend
    • Sociaal economische raad (SER)
      • Adviseert over belangrijke maatregelen op sociaal economisch gebied
      • 33 leden
        • 11 namens de werknemersorganisaties
        • 11 namens de werkgeversorganisaties
        • 11 onafhankelijke deskundigen
    • Weterschappelijke raad voor het regeringsbeleid (WRR)
      • Geeft wetenschappelijke info over ontwikkelingen die op lange termijn de samenleving kunnen beïnvloeden.
      • Leden benoemd door de regering
    • Overige adviesorganen
      • Onderwijsraad               
      • Gezondheidsraad
      • College voor zorgverzekeringen (CVZ)
      • Planbureaus
        • Centraal planbureau (CBP)
        • Sociaal en cultureel planbureau (SCP)

§5.2 Pressiegroepen en politieke partijen

  • Mogelijkheden tot participeren politiek
    • Electorale participatie
      • Stemmen, inzetten voor campagne verkiezingsposter achter je raam plakken etc.
    • Niet-electorale participatie
      • Als individuele burger actievoeren, contact opnemen met politicus, deelnemen demonstratie, tekenen petitie etc.
    • Burgerinitiatief
      • Meest vergaande vorm
      • Het plaatsen van een maatschappelijke kwestie op de agenda van de 2e kamer.
      • Minimaal 40000 handtekeningen nodig
    • Actief lid worden
  • Pressiegroepen              : organisaties en groepen die bewust proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming.
    • Actiegroepen
      • Kort durend
      • 1 speerpunt / onderwerp
      • Meestal vrijwilligers
      • Geen / beperkte financiële middelen
  • Landelijke organisaties              
    • Langdurig
    • Geïnstitutionaliseerd = vaste medewerkers / leiders etc.
    • Financiële middelen
    • Vaak een eigen blad
      • Actieorganisatie (bijv. Greenpeace / Amnesty )
        • Geen eigenbelang
      • Belangenorganisatie / vereniging / groep (bijv. ANWB)
        • Komt op voor belangen van leden
  • Machtsbronnen van pressiegroepen
    • Aantal
    • Financiële middelen
    • Deskundigheid
    • Aanzien
  • Middelen van pressiegroepen
    • Lobbyen
    • Demonstreren
    • Publiciteitscampagne
    • Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid
      • Bewust overtreden van de wet
      • Altijd geweldloos
    • “eigen mensen” op sleutelposities brengen
    • Bezwaarschriften indienen
  • Functies politieke partijen
    • Articulatiefunctie
      • Wensen van de samenleving vertalen / vertolken
    • Communicatieve functie
      • Overheidsbeleid doorgeven aan kiezers / burgers
    • Aggregatiefunctie        
      • Alle losse opvattingen etc. verbinden tot een samenhangend geheel
    • Participatiefunctie
      • Willen dat je lid wordt / gaat stemmen etc.
    • Rekruteringsfunctie / selectiefunctie
      • Binnen partij mensen opleiden en begeleiden

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.