5.3 Visies over de politieke macht
*Er zijn meerdere visies op de machtsverdeling in een democratie:
-Klassieke democratietheorie/ participatie-democratie-theorie: Burgers nemen actief deel aan de politieke meningsvorming en besluitvorming. Burgers hebben zowel actief als passief kiesrecht en allen gelijke toegang tot een openbare ambt of politieke functie.
-Representatiedemocratie: Burgers kiezen representanten die voor en namens hen politieke besluiten nemen. Niet de kiezers maar “professionele” politici beslissen over belangrijke maatschappelijke zaken.
-Pluralistisch model van democratie: Voortzetting/aanvulling op de representatiedemocratie. De aanvulling zit in de mogelijkheid van de burger om actief deel te nemen in politieke partijen, belangengroepen en maatschappelijke organisaties en de spreiding van de macht die dit tot gevolg heeft.
-Elitetheorie: Er is een machtselite die belangrijke posities inneemt op zowel sociaaleconomisch als politiek terrein. Veel macht en invloed zijn geconcentreerd in grote organisaties waartegen de macht van de regering en het parlement nauwelijks opgewassen is.
5.4 Taken van regering en volksvertegenwoordiging
*Taken regering:
-Medewetgevende taak
-Voorbereiding overheidsbeleid
-Uitvoering overheidsbeleid
*Taken volksvertegenwoordiging:
-Medewetgevende taak
-Beleidsbepalende taak
-Controlerende taak
*De meeste wetsvoorstellen zijn afkomstig van de regering, de Tweede Kamer wijzigt, verwerpt of accepteert de wetsvoorstellen, de Eerste Kamer aanvaardt of verwerpt het wetsvoorstel. De Eerste kamer controleert een voorstel niet op inhoud, maar op hun verhouding tot bestaande grondwetten.
*Formele middelen volksvertegenwoordiging bij de wetgevende taak:
-Aanvaarden/ verwerpen wetsvoorstellen
-Wijzigen wetsvoorstellen, recht van amendement (Tweede Kamer)
-Indienen van wetsontwerpen, recht van initiatief (Tweede Kamer)
-Wijzigen/ verwerpen van één of meerdere begrotingen, budgetrecht
*Formele middelen volksvertegenwoordiging bij de controlerende taak:
-Budgetrecht
-Het stellen van vragen
-Recht van interpellatie (uitnodiging tot debat aan een minister)
-Onderzoek instellen naar het gevoerde regeringsbeleid, recht van enquête.
-Recht om moties in te dienen/ aan te nemen, waaronder moties van afkeuring.
*Informele middelen van de Volksvertegenwoordiging om hun wetgevende/ controlerende taak te vervullen:
-Lobbyen van Kamerleden bij ministers
-Overleg met belangen/pressie groepen en ambtenaren voor het verwerven van steun
-Gebruik van de massamedia als spreekbuis
-Uitoefen van druk via de politieke partij, waarvan ministers lid zijn
*In praktijk spelen informele een erg belangrijke rol. Het gebruik van massamedia als spreekbuis en lobbyen zijn soms nog belangrijker dan formele middelen.
5.5 Nederlandse politieke besluitvorming op basis van coalities
*Het Nederlandse kiesstelsel kent een evenredige vertegenwoordiging. Hierdoor kunnen er veel partijen in de Tweede Kamer zitting nemen, waarbij geen enkele partij de meerderheid heeft. Het Kabinet dient het vertrouwen te hebben van een meerderheid in de Tweede Kamer en daarom zijn Kamerleden gedwongen na de verkiezingen een coalitie te vormen.
*Het proces van kabinetsformatie ziet er stapsgewijs zo uit:
1. Verkiezingen en een nieuwe Tweede Kamer.
2. Tweede Kamer stelt een verkenner aan, de verkenner komt met een voorstel van het formeren van een bepaalde coalitie en komt met de namen één of meerdere informateurs.
3. De Kamer benoemt één of meerdere informateurs en de Tweede Kamer formuleert een opdracht voor de informateur(s).
4. Informateurs bieden eindverslag aan aan de voorzitter van de Tweede Kamer en de leiders van de coalitiepartijen presenteren het regeerakkoord.
5. De Tweede Kamer stemt in met de informateur over wie de formateur wordt. De formateur overlegt met de coalitiepartners over de verdeling van de ministeries en de bemensing
van de ministerposten en staatssecretariaten.
6. De Koning ontslaat het oude kabinet en benoemt de nieuwe ministers.
*Definitie regeerakkoord: Akkoord tussen de fracties van bepaalde politieke partijen in de Tweede Kamer waarin ze zich bereid verklaren met elkaar een regering te vormen. In het regeerakkoord worden de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid voor de komende jaren vastgelegd.
5.6 Dualisme en monisme
*Dualisme: Een regeringsstelsel waarbij er sprake is van een zekere scheiding tussen regering en volksvertegenwoordiging. De regering regeert en de volksvertegenwoordiging controleert. De volksvertegenwoordiging en de regering zijn niet aan elkaar ondergeschikt.
*Monisme: Een regeringsstelsel waarbij de regering rechtstreeks steunt op een meerderheid in de volksvertegenwoordiging.
*In Nederland is het stelsel moeilijk te karakteriseren, ministers kunnen geen kamerlid zijn en de volksvertegenwoordiging heeft grondwettelijke rechten voor haar controlerende taak, dit doelt op een dualistisch stelsel. De regeerakkoorden en het in stand houden van de steun van de meerderheid van de Tweede Kamer voor een coalitieregering zijn echter kenmerken van een monistisch stelsel.
5.10 Enkele belangrijke adviesorganen en planbureaus en hun taak
*Raad van State: Advisering over alle wetsvoorstellen. Hoogste adviescollege in Nederland. Heeft ook een belangrijke taak in de administratieve rechtspraak: geschillen van bestuur.
*Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR): Advisering op basis van wetenschappelijke inzichten en onderzoeken op alle mogelijke beleidsterreinen.
*Sociaaleconomische Raad (SER): Adviseert regering en parlement over de hoofdlijnen van het te voeren sociaaleconomisch beleid.
*Op elk beleidsterrein zijn er specifieke adviesorganen, zoals de Onderwijsraad, Gezondheidsraad, etc.
*Centraal Planbureau(CPB): Bestudeert ontwikkelingen op sociaaleconomisch terrein en probeert deze te voorspellen.
*Sociaal en Cultureel Planbureau(SCP): Bestudeert de ontwikkelingen op sociaal-cultureel terrein met het oog op te maken verantwoorde keuze van beleidsdoeleinden door het kabinet.
*Het aantal adviesbureaus is sterk toegenomen doordat allerlei beleidsvoorbereidingen externe deskundigen raadplegen. Sommige beleidsambtenaren zijn overgelopen naar dergelijke bureaus, dit heeft kritiek opgeroepen:
-De overheid gebruikt externe adviseurs om controversiële beleidskeuzen te ondersteunen
-De overheid koopt te veel dure adviezen
-Hoge ambtenaren, adviesbureaus en belanghebbenden vormen netwerken die teveel invloed uitoefenen op de besluitvorming
5.11 Functies van politieke partijen in het besluitvormingsproces
*De traditionele functies van politieke partijen in het besluitvormingsproces zijn:
-Rekrutering- en selectiefunctie: Het rekruteren en voordragen van kandidaten voor politieke functies/ selectie van kandidaten met het oog op nieuwe verkiezingen.
-Articulatiefunctie: Het op de politieke agenda plaatsen van maatschappelijke eisen en wensen.
-Participatiefunctie: Het interesseren van staatsburgers voor deelname aan politieke besluitvormingsprocessen.
-Aggregatiefunctie(Integratiefunctie): Het tegen elkaar afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen.
-Communicatiefunctie: Als intermediair tussen overheid en burger/ partij en burgers/ kiezers en gekozenen.
*Het functieverlies van politieke partijen komt vooral tot uiting in de articulatie- en communicatiefunctie. Massamedia en belangen- en pressiegroepen vervullen deze functies steeds meer.
5.11 Functies van politieke partijen in het besluitvormingsproces
*De traditionele functies van politieke partijen in het besluitvormingsproces zijn:
-Rekrutering- en selectiefunctie: Het rekruteren en voordragen van kandidaten voor politieke functies/ selectie van kandidaten met het oog op nieuwe verkiezingen.
-Articulatiefunctie: Het op de politieke agenda plaatsen van maatschappelijke eisen en wensen.
-Participatiefunctie: Het interesseren van staatsburgers voor deelname aan politieke besluitvormingsprocessen.
-Aggregatiefunctie(Integratiefunctie): Het tegen elkaar afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen.
-Communicatiefunctie: Als intermediair tussen overheid en burger/ partij en burgers/ kiezers en gekozenen.
*Het functieverlies van politieke partijen komt vooral tot uiting in de articulatie- en communicatiefunctie. Massamedia en belangen- en pressiegroepen vervullen deze functies steeds meer.
5.12 Functioneren van massamedia in het proces van politieke besluitvorming
*In het proces va politieke besluitvorming vervullen de media verscheidende functies:
-Communicatiefunctie: De media vormt een steeds belangrijkere schakel tussen burger en politiek. De media helpt men om ideeën, gedachten en gevoelens uit te wisselen.
-Informatiefunctie: Door middel van de media kan informatie worden vastgelegd, verspreid en vermenigvuldigd worden.
-Socialisatiefunctie: Het vormen en overdragen van waarden en normen. De media speelt een rol in de communicatie en informatie overdracht bij mensen.
-Verbindende functie: Media kan men het gevoel geven om ergens bij te horen. Dit kan leiden tot sociale cohesie of polarisatie.
*De informatiefunctie bestaat uit meerdere sub-functies:
-Opiniërende functie: via media boodschappen kunnen meningen gevormd of beïnvloed worden.
-Spreekbuisfunctie: Informatie geven namens een bepaalde groepering of politieke partij.
-Onderzoeksfunctie: Journalisten kunnen onderzoek doen naar bepaalde politieke kwesties of maatschappelijke ontwikkelingen en de problemen blootleggen.
-Controle/waakhondfunctie: Het openbaar maken van eventuele tekortkomingen.
-Agendafunctie: Door de brede verspreiding van informatie kunnen media invloed hebben op de onderwerpen van de maatschappelijke/ politieke agenda.
5.14 Groepen en instellingen in de maatschappij die een belangrijke rol spelen in het proces van politieke besluitvorming
*Belangengroep: Groep individuen die gezamenlijk optreden om een gemeenschappelijk belang te behartigen. Richten zich vaak slechts op één belang. Belangrijk intermediair tussen burgers en overheid.
*Pressiegroep: Groep die het overheidsbeleid probeert te beïnvloeden zonder kandidaten te stellen voor verkiezingen, richten zich op één specifiek terrein, proberen d.m.v. lobbyen en publicaties in de media steun te verwerven voor hun standpunt bij het publiek. Belangrijk intermediair tussen burgers en overheid.
*Politieke partij: Houden zich bezig met de inrichting van de samenleving als geheel en moeten verschillende belangen met elkaar afwegen. Proberen via verkiezingen politieke macht te verwerven.
*Sommige pressiegroepen vormen zich later om tot politieke partijen. Dit zijn de ‘single-issue-partijen’. Denk aan Partij voor de Dieren.
6.1 – 6.6 Politieke cultuur en politieke stromingen
*Definitie politieke cultuur: opvattingen, normen, waarden, houdingen en verwachtingen die in een samenleving bestaan over politiek.
*De politieke cultuur van Nederland is voortdurend aan het veranderen. Deze veranderingen hebben betrekking tot de Nederlandse samenleving (bijv. de ontzuiling) en meer internationale factoren (bijv. migratie).
*Definitie ideologie: Samenhangend geheel van normatieve uitspraken over mens en maatschappij, waarmee een persoon of groepering politieke opvattingen bepaald en rechtvaardigt.
*Ideologieën vervullen meerdere functies voor hun aanhangers:
-Ze geven een verklaring voor de werkelijkheid.
-Ze geven een duidelijke oriëntatie voor politiek denken en handelen.
-Ze bieden intellectueel houvast.
-Ze dragen bij aan identiteit.
-Ze rechtvaardigen opvattingen en politiek handelen.
*Tegenwoordig laten mensen zich bij een politieke keuze zich steeds minder leiden door een ideologie. Men gaat niet meer na of hun visie over een bepaalde probleemstelling binnen een ideologie past.
*Er kunnen zes belangrijke ideologische tradities worden onderscheiden:
-Confessionalisme: Samenhangend met diversiteit aan geloven, religieuze waarden, harmonie en samenwerking, naastenliefde, solidariteit, gespreide verantwoordelijkheid bij de inrichting van de samenleving.
-Liberalisme: Individuele rechten, individuele vrijheden, rationalistisch liberalisme, individuele verantwoordelijkheid, voorstanders vrijemarkteconomie.
-Socialisme: Economische gelijkheid, kritiek op vrijemarkteconomie, gelijkwaardigheid, solidariteit, democratisering, actieve rol overheid, gericht op verbetering van de zwakkere.
-Ecologisme: Wederzijdse afhankelijkheid van mensen/ omgeving, bekritiseert de verstoring van de natuur en harmonie door de mens, ecologische waarden gaan boven economische waarden, milieuvriendelijk en duurzame producten.
-Feminisme: streven naar gelijkwaardigheid van man en vrouw, kritiek op ongerechtvaardigde sekseverschillen.
-Fascisme/ Rechtsextremisten: verwerping democratie, sterk leiderschap in een totalitaire staat, verheerlijking van geweld, rassenleer, nationalistisch.
*Definities politieke stroming: (1). Geheel van ideeën, opvattingen en wensen over de inrichting van de samenleving. (2). Een groep mensen die zich hebben verenigd rond bepaalde politieke ideeën.
*Hoofdstromingen in het Nederlands politiek landschap:
-Confessionalisme
-Liberalisme
-Socialisme
*Overige stromingen in het Nederlands politiek landschap:
-Pragmatisme: Partijen die zich niet ideologisch laten identificeren, streven naar praktisch haalbare oplossingen voor politieke vraagstukken.
-Populisme: Biedt een visie op slechts een deelaspect van de samenleving, zetten zich af tegen de culturele/ bestuurlijke elite, voor de wil van het volk, sterk leiderschap, vaderlandsliefde.
*Men kan politieke partijen/ standpunten/ uitspraken indelen aan de hand van de volgende begrippentegenstellingen:
-Conservatief-Progressief
-Links-Rechts
-Confessioneel-Niet confessioneel
-Ideologisch-Pragmatisch
-Nationalistisch-Internationalistisch.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden