Politieke besluitvorming

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 3152 woorden
  • 18 januari 2014
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Maatschappelijk probleem

  • Het probleem heeft gevolgen voor grote groepen in de samenleving
  • Het probleem kan alleen gemeenschappelijk worden opgelost waardoor de overheid zich ermee moet bezighouden
  • Het probleem heeft te maken met tegenstellingen(meningen)
  • Het probleem heeft maatschappelijke oorzaken

Invalshoeken van maatschappijleer

  • Politiek-juridische perspectief (in welke mate speelt opvoeding een rol bij..)
  • Sociaaleconomische perspectief (hoeveel kost het?)
  • Sociaal-culturele perspectief (is het ook zo in andere landen?)
  • Vergelijkende perspectief [historish-geografisch] (hoe was het vroeger?)

1. Wat is politiek?

Politicologie is de wetenschap die politiek onderzoekt. Zij hebben geconcludeerd dat je het begrip politiek, in meerdere betekenissen tegenkomt:

  1. Politiek als ander woord voor beleid à maatregelen van ministers waarmee zij een bepaald probleem willen aanpakken.
  2. Politiek als staatsinrichting à het geheel van regels waarin is vastgelegd hoe een land wordt bestuurd
  3. Politiek als handelwijze à een strategie om een doel te bereiken
  4. Politiek als synoniem voor behendig sluw, slim.

Proces van politieke besluitvorming à politiek omschrijven als een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten (begint bij een probleem en eindigt met oplossing)

Politieke besluitvorming  is gericht op maatschappelijke problemen. Veel problemen over geld en anderen over de openbare orde.

Kenmerken van een politiek probleem:
* Er sprake is van een situatie die een grote groep mensen ongewenst vindt.
* De situatie is ontstaan door maatschappelijke ontwikkelingen
* Het probleem heeft te maken met tegengestelde belangen.
* Men wil  deze problemen (mede) door overheidsingrijpen veranderd zien.

Publieke agenda: Problemen die de aandacht krijgen van burgers en maatschappelijke groeperingen.

Politieke agenda: Die problemen kunnen door media-aandacht en/of bemoeienis van bepaalde groepen, een politiek probleem worden en op de politieke agenda komen.

Overheidsbeleid
Als gevolg van zo’n politiek probleem, is er overheidsbeleid nodig. Dat houdt in: alles wat de overheid doet à de genomen besluiten van én de getroffen maatregelen door de overheid.
Oftewel: een politiek bekrachtigd plan, waarin gekozen doelen en het inzetten van middelen in een bepaalde tijdsvolgorde zijn vastgesteld.

Collectieve belangen: De politiek buigt zich vooral over kwesties die voor de meeste mensen van belang zijn en zijzelf niet kunnen oplossen

Collectieve goederen: Goederen die van algemeen belang geacht worden, die moeilijk via de markt kunnen worden aangeboden, maar die in principe voor iedereen beschikbaar zijn. Voorbeelden zijn wegen scholen en parken.

Collectieve diensten: Het verdedigen van een land door het leger, of het organiseren van verkiezingen voor de Tweede Kamer.

Sociaal contract: Al onze overheidsvoorzieningen hangen samen met een sociaal contract: in ruil voor de diensten die de overheid levert, aanvaarden de burgers een beperking van hun (financiële) vrijheid à belasting met betrekking tot je inkomen.

Kerntaken van de overheid
1. Het garanderen van de openbare orde en veiligheid, zoals het zorgen voor voldoende agenten, rechters, maar ook celruimte
2. Het garanderen van mensenrechten
3. Het onderhouden van goede buitenlandse betrekkingen, denk aan de Europese Unie en de NAVO.
4. Het scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden, infrastructuur en een goed economisch klimaat
5. Het zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst en andere zaken op sociaal-cultureel gebied.
Nederlandse staat:
- De overheid beschikt over alleen heersende macht
- Er is sprake van een bevolking, waarover geregeerd wordt.
- Het grondgebied is internationaal erkend
- De overheid beschikt over het geweldsmonopolie

Macht: Het vermogen om het gedrag van anderen, eventueel tegen hun zin in, te beïnvloeden.

Politieke macht: Het vermogen de politieke besluitvorming te bepalen.

Geweldsmonopolie: Alleen de overheid mag geweld gebruiken.

Gezag: Mensen accepteren de macht of zeggenschap van anderen als legitiem.

Dictatuur: De politiek is in handen van één persoon of een kleine groep mensen, zo’n situatie leidt al gauw tot machtsmisbruik

2. Democratie en democratie

Rechtsstaat: Een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid.

Democratische rechtsstaat: Een staat waarin de macht door of namens het volk wordt uitgeoefend binnen de grenzen van de grondwet, zodat individuele grondrechten worden beschermd

1. Er is sprake van een grondwettelijke scheiding van de machten

  • de wetgevende macht: stelt wetten vast waaraan burgers zich moeten houden
  • de uitvoerende macht; zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook worden uitgevoerd
  • de rechtelijke macht: beoordeeld of wetten goed worden nageleefd

2. de politieke grondrechten worden geëerbiedigd

  • de klassieke grondrechten zijn de rechten die de vrijheid en gelijkheid van burgers moet garanderen
  • de sociale grondrechten verplichten de overheid te zorgen voor voldoende werkgelegenheid, sociale zekerheid ect.

3. Het bestuur van het land is gebaseerd op het legaliteitsbeginsel

  • De overheid mag alleen maatregelen nemen en handelend optreden binnen het kader van haar wettelijke vastgelegde bevoegdheden. Dat betekend dat er geen enkele bestuurlijke bevoegdheid bestaat zonder juridische grondslag

Politieke en vrijheidsrechten
art 4: kiesrecht
art 5: petitierecht
art 6: de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
art 7: de vrijheid van meningsuiting
art 8: het recht op betoging
art 9: de vrijheid van vergadering

Constitutionele monarchie: Een monarchie waarbij de macht van de vorst in de grondwet is vastgesteld.

Taken koning constitutioneel

  • lidmaatschap van de regering en voorzitterschap in de Raad van State                
  • plaatsen van een handtekening onder alle wetten
  • voorlezen van de troonrede op Prinsjesdag
  • benoeming van ministers en staatsecretarissen bij de vorming van een nieuw kabinet

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

Taken koning niet constitutioneel

  • overleggen met de minister-president over het kabinet over het kabinetsbeleid
  • ons land vertegenwoordigen bij staatsbezoeken
  • het ontvangen van buitenlandse staatshoofd

Onschendbaarheid: betekend letterlijk dat iemand ‘boven de wet’ staat en zich dus niets van de wet hoeft aan te trekken.

Directe democratie: Hiervan is sprake als alle leden van een samenleving direct, zonder tussenkomst van vertegenwoordigers, regeren volgens het principe ‘de meeste stemmen gelden’. Dit kan alleen in zeer kleine gemeenschappen. Indien besluitvorming plaatsvindt door gekozen vertegenwoordigers, spreken we van indirecte of representatieve democratie.

Parlementaire democratie:Wij stemmen niet zelf, maar kiezen een parlement dat namens ons stemt.

  • representatiedemocratie (het volk wordt vertegenwoordigd door een parlement dat door vrije en geheime verkiezingen wordt gekozen)
  • alle burgers zijn gelijk
  • ministers zijn verantwoording schuldig aan de gekozen volksvertegenwoordiging
  • het kabinet voert beleid op basis van het vertrouwen van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging.
  • de macht van de overheid wordt gelegitimeerd door de vrije en geheime verkiezingen
  • besluitvorming door regering en parlement vindt plaats bij meerderheid van stemmen.
  • het parlement houd t rekening met de rechten en belangen van minderheden
  • tweekamerstelsel

3. Verkiezingen en kiesstelsel

Kiesrecht: Iedere Nederlander heeft kiesrecht, sinds 1798 voor rijke mannen sinds 1917 voor alle mannen en in 1922 uiteindelijk ook de vrouwen. Tegenwoordig heeft iedereen ouder dan 18 jaar kiesrecht.

Actief kiesrecht: het recht om te kiezen

Passief kiesrecht: het recht om gekozen te worden

Evenredige vertegenwoordiging: alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over alle beschikbare zetels.

Kiesdeler: Bij die berekening gaat men uit van de kiesdeler, het aantal stemmen dat je nodigt hebt voor een zetel.

Voordeel: Iedere stem telt even zwaar mee bij de verdeling van de zetels

Nadeel: Er zijn veel kleine partijen met een of meer zetels, waardoor het debat soms onoverzichtelijk wordt.

Kiesdrempel: De Nederlandse politiek is erg verdeeld en er is nog nooit een partij met een absolute meerderheid geweest, daarom is er altijd sprake van coalitievorming. Om aan deze nadelen van het meerderenpartijen stelsel te doen hanteren sommigen landen een kiesdrempel, een minimum percentage stemmen nodig om in de volksvertegenwoordiging te komen.

Districtenstelsel/meerderheidsstelsel: Hierbij wordt het land opgedeeld in districten en gaat de winnaar van een district als afgevaardigde naar de volksvertegenwoordiging.

Voordelen:

- omdat de kandidaat familiair is met een district is er een sterkere band tussen kandidaat en kiezer.

- lijdt meestal tot een twee- of driepartijenstelsel met als gevolg meer duidelijkheid

Nadelen:
- de distributie van stemmen op een zodanige manier verloopt dat een partij de meeste stemmen heeft maar toch de minste zetels
- het dilemma van fractiediscipline, dit gaat ervan uit dat je hetzelfde stemt als je fractieleden maar aangezien je een district vertegenwoordigd kunnen de belangen van een dergelijk district haaks staan op die van jouw fractiegenoten

Representativiteit: De mate waarin standpunten en besluiten van gekozen vertegenwoordigers overeenkomen met de wens van de kiezers. Vaak blijkt dat volksvertegenwoordigers niet altijd besluiten nemen die in overeenstemming met de meerderheid van de stemmers zijn. Partijen vertegenwoordigen niet altijd de ideeën van hun kiezer. Vaak gebeurd dit als een partij in de regering komt en compromissen moet maken met andere partijen.

Knelpunten representatieve democratie
- Vanwege geringe communicatie tussen vertegenwoordiger en kiezer is er niet altijd duidelijk voor politici wat de kiezers willen. Partijen gaan hier verschillend mee om.
- Actieve kiezers hebben meer kans vertegenwoordigd te worden. Ze participeren actief in de politiek en oefenen zo vaak binnen een partij druk uit zodat hun stem meer gehoord wordt.
- Er is een groep kiezers die zich nooit vertegenwoordigd voelt. Vaak besluiten zij niet te stemmen omdat ze bijvoorbeeld de politiek niet begrijpen. Uit onvrede stemmen ze dan nog wel eens op een protestpartij, denk hierbij aan de LPF (Lijst Pim Fortuyn) en de PVV.
- Partijen vertegenwoordigen niet altijd de ideeën van hun kiezer. Vaak gebeurd dit als een partij in de regering komt en compromissen moet maken met andere partijen.

Verkiezingsprogramma: Hierin staan de belangrijkste plannen en ideeën van de partij.

Lijsttrekkers: Iemand die bovenaan de kandidatenlijst van een politieke partij staat.

Zwevende kiezers:Mensen die niet elke keer op dezelfde partij stemmen en eigenlijk ook nog niet weten op wie ze willen stemmen.

Coalitie/kabinet:

Compromis: Partijen moeten compromissen over punten die zij als ze eenmaal in de regering zitten willen doorvoeren sluiten.

Informateur: Kijken of bepaalde coalities politiek haalbaar zijn.

Regeerakkoord: Het document waarin het beleid van de regering voor de komende vier jaar staat.

Formateur: Die helpt met het kabinet vormen en het opstellen van het regeerakkoord.

Installatie: De laatste stap is dan het installeren van ministers en het aftreden van het vorige (demissionaire) kabinet.

Beëdiging: De koning, ministers en staatssecretaris nemen de zuiveringseed af.

Wat kan er mis gaan?
Om de vier jaar wordt er nieuwe verkiezingen gehouden, dit kan echter ook eerder al gebeuren, namelijk als het kabinet valt. Er kunnen verschillende dingen gebeuren:

  • een minister biedt vrijwillig zijn ontslag aan en krijgt een plaatsvervanger
  • het hele kabinet biedt zijn ontslag aan. In het geval van een dergelijke kabinetscrisis kunnen er twee dingen gebeuren:

- of er wordt een nieuw kabinet geformeerd uit de bestaande partijen
- of er worden nieuwe verkiezingen gehouden. In dit geval zal de regering tijdens de verkiezingen aanblijven als een demissionair kabinet, een kabinet zonder missie.

4. Besturen in Nederland

Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten

Kabinet: Bestaat uit de ministers en staatssecretarissen

Regering: Wordt gevormd door de koning en de ministers, officieel is de regering het dagelijks bestuur van Nederland.

Ministerraad: Daar worden beleidsvoornemens besproken in een gezamenlijke vergadering

Staatssecretaris: Zitten niet in de ministerraad. Voorbeeld: minister van infrastructuur en milieu richt zich op verkeer en de staatsecretaris op het milieu

Minister zonder portefeuille: Wanneer een minister geen eigen begroting heeft noemen we dat een minister zonder portefeuille. Voorbeeld: minister van buitenlandse handel valt onder ministerie van buitenlandse zaken

Programmaminister: Een minister die een ruimer beleidsveld of samenhangend beleidsprogramma uitvoert.

Drie hoofdtaken regering

1. Beleidsvoorbereidingen

  • Troonrede: Wordt voorgelezen door het staatshoofd. In de troonrede staan de hoofdlijnen van het te voeren beleid.
  • Miljoenennota: Wordt vastgesteld op basis van een aantal veronderstellingen. Voorbeeld: economische groei.
  • Algemene beschouwingen: Tijdens de algemenen beschouwingen wordt er gedebatteerd over de miljoenennota en worden er wetsvoorstellen ingediend.

2.  Medewetgeving

  • Wetsvoorstellen
  • Contraseign: handtekening van de minister (geeft de wet kracht)
  • Koninklijk besluit: zaken die de regering zonder toestemming van het parlement kan regelen.

3. Beleidsuitvoering

  • Uitvoeren
  • Maatregelen
  • Besluiten

Staten generaal/ Parlement: Tweede en eerste kamer

Hoofdtaken Tweede kamer: (mede)wetgeving en Controle

Medewetgevende taken

  • Stemrecht: goed/afkeuren
  • Recht van amendement: wetsvoorstel wijzigen
  • Recht van initiatief: wetsvoorstel indienen
  • Budgetrecht: jaarlijkse begrotingen aannemen of verwerpen

Controlerende taken

  • Vragenrecht: vragen stellen aan bewindslieden.
  • Recht van interpellatie: ter verantwoording roepen van bewindslieden over regeringsbeleid.
  • Recht van motie: schriftelijke uitspraak doen over het beleid van een minister.
  • Recht van enquête: zelfstandig een onderzoek in te stellen, wanneer ze onvoldoende info krijgen van de regering.
     

Taken eerste kamer: “laatste controle” van de wetten. Ze kunnen een wet aannemen of verwerpen.

Informele middelen Tweede Kamer leden

  • Lobbyen bij ministers: door persoonlijke contacten de minister te overtuigen.
  • Overleggen met ambtenaren en pressiegroepen voor het verwerven van steun.
  • Gebruik maken van massamedia.

Subsidiariteitsbeginsel/ gedecentraliseerde eenheidsstaat
Decentraal: wat kan à uitgaan vanaf 16 of 18 verdeeld per gemeente
Centraal: wat moet à alcohol schenken naar 18 in heel Nederland

Belangrijkste taken provincie op terreinen: Ruimtelijke ordening en milieu: woningen, landbouw, recreatie

Provinciale Staten: Gekozen vertegenwoordigers. Aantal leden is afhankelijk van het aantal inwoners van een provincie.

Gedeputeerde Staten: Vertegenwoordigers van provinciale staten vormen een coalitie die uiteindelijk het dagelijks bestuur regelt.

Commissaris van de Koningin: Voorzitter van Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten. Niet gekozen, maar benoemd.

Belangrijkste taken van de gemeente: Bijhouden van huwelijken, sterfgevallen etc. politie, brandweer, vuilnis etc. gehandicapten voorzieningen.

Gemeenteraad: Controleert het bestuur van de gemeente. Raadslieden hebben bevoegdheden zoals het vragen recht en recht om een motie van wantrouwen in te dienen.

College van B&W: Ze hebben uitvoerende en wetgevende macht. Ze zijn verantwoordelijk voor de begroting.

Wethouders: Worden na de gemeenteraadsverkiezingen gekozen door de leden van de gemeenteraad.

Burgemeester: Heeft als verantwoordelijkheid zorgen voor de openbare orde in de gemeente.

 

5. Politieke actoren

Rijksambtenaren: Dit zijn de ambtenaren die bij het ministerie en bij zelfstandige bestuursorganen werken. Hun taken zijn toezicht houden zoals accountants die op het ministerie gelstromen narekenen en controleren. Een andere taak is beleidsvoorbereiding.

Beleidsvoorbereidende ambtenaar: Deze ambtenaren hebben veel macht. Ze hebben een sterke functie. Ze zijn maar 4 jaar in dienst.

Waarom heeft een beleidsvoorbereidende ambtenaar soms veel macht?

Vooral de hoge ambtenaren die dicht bij een bewindspersoon staan kunnen veel invloed uitoefenen. Ze beschikken over specifieke kennis en ervaring op de vakgebieden van het ministerie. Dit hebben ze omdat ze meestal al lang in dienst zijn bij het departement. Vanwege hun macht worden ze ook wel de vierde macht genoemd.

Overheidsbureaucratie: Dit is de macht van de overheidskantoren, dus het overheidspersoneel. Alle ambtenaren samen vormen een goedlopend apparaat waarvan vaste regels en procedures gelden voor het voorbereiden en uitvoeren van besluiten.

Waarom is het belangrijk dat ambtenaren loyaal zijn aan hun minister

Omdat de persoonlijke en politieke voorkeuren van ambtenaren geen rol mogen spelen. Ze moeten dus loyaal zijn ongeacht de politieke voorkeur van de minister.

Verkokering: Wanneer ambtenaren allen vanuit hun eigen deskundigheid naar een beleidsterrein kijken. Het gevolg is dat er geen eenheid is bij een beleid. (denk aan drugsbeleid, blz. 63)

De belangrijkste adviesorganen: Voordat de ministers of de 2e Kamerleden een wetsvoorstel indienen kunnen ze advies vragen aan een adviesorgaan

1. Raad van State:
Hoogste adviescollege. Adviseert bij ALLE wetsvoorstellen, Koninklijke besluiten en voorstellen tot goedkeuring van internationale verdragen. Officieel is de voorzitter de koning, maar in de praktijk is de vicevoorzitter de voorzitter. Ze kijken naar:

-Efficiëntie van voorstel

- of ze niet botsen met andere wetsvoorstellen

Hun advies weegt zwaar mee, maar het kabinet kan negatief advies ook naast zich neerleggen. Leden worden benoemd door de regering. De raad van state oordeelt ook bij conflicten tussen bestuursorganen en tussen burgen en overheidsinstanties.

2. Sociaal Economische Raad: De SER adviseert de regering op sociaal en economische gebied. Ze brengen advies op verzoek van de regering maar ook op eigen advies. Leden worden benoemd door de regering.

3. Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid: Zij geven wetenschappelijke informatie over de ontwikkelingen die op langer termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. Leden worden benoemd door de regering.

3. Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid: Zij geven wetenschappelijke informatie over de ontwikkelingen die op langer termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. Leden worden benoemd door de regering.

4. Overige adviesorganen:

-Onderwijsraad

-Gezondheidsraad

-College voor zorgverzekeringen.

Geven alle drie gevraagd en ongevraagd advies.

5. Planbureaus:

-Centraal plan bureau. De regering laat ze de plannen doorrekenen. Ze rekenen o.a. de sociaaleconomische effecten van de miljoenennota uit.

-Sociaal Cultureel planbureau. Onderzoeken op het sociaal- Culturele gebied.

Mogelijkheden tot participatie

Je stem uitbrengen bij verkiezingen. Ook wel electorale participatie. Kan ook meer zijn dan alleen stemmen, denk hierbij aan verkiezingscampagne of verkiezing poster achter je raam plakken.

Pressiegroepen (belangen- en actiegroepen): Organisaties en groepen die bewust proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Hun doel is de politiek te beïnvloeden op één speciaal terrein of belang van één bepaalde groep.

Actiegroepen: Zij zetten zich in voor een korte tijd. Ze stoppen als het doel is bereikt of is mislukt.

Actieorganisaties: Zij zetten zich in voor een langere tijd. Ze stoppen niet als het doel wel of niet is bereikt. Ze gaan dan door met een volgende kwestie binnen dat onderwerp. Bijvoorbeeld green peace die actie blijft voeren.

Machtsmiddelen

1. Lobbyen. Organisaties met een bepaalde belangen proberen om op een informele manier via direct contact met politieke besluitvormers beleid in een voor hen gunstige richting te beïnvloeden.

2. Demonstraties organiseren. Zo breng je maatschappelijke kwesties onder de aandacht.

3. Publiciteitscampagne opzetten. Massamedia inzetten (sociale media).

4. ‘Eigen mensen’ een Sleutelpositie opbrengen. Als lid van een pressiegroep lid worden van een partij, zo kan je de standpunten van die pressiegroep bij de politiek onder de aandacht brengen.

5. Bezwaarschriften indienen. Zo kan je bijvoorbeeld het maken van een snelweg jaren uitstellen.

6. Burgerlijke ongehoorzaamheid. Door bewust de wet te overtreden wordt een maatschappelijk probleem aan de orde gesteld. (actievoerders binden zich vast aan het spoor)

Functies van politieke partijen

Houden zich bezig met de inrichting van de samenleving dus niet met één ding zoals een actiegroep doet.

  • Articulatiefunctie: Ze zetten hun wensen en eisen in een politieke agenda.
  • Communicatieve functie: De partijen nemen een standpunt in ten aanzien van verschillende kwesties en informeren daardoor de kiezers ook over hun beleid.
  • Aggregatiefunctie: Losse opvattingen worden met elkaar verbonden. Hierdoor worden de politieke deelvisies samengebracht tot een overzichtelijk geheel. Het samenbrengen van ideeën en standpunten tot één partijprogramma.
  • Participatiefunctie: Ze proberen burgers door middel van informatie geven en meningsvorming over te halen politiek actie te worden in het partij. (lid worden enz..)
  • Recruterings- en selectiefunctie: Ze dragen voor de functies in de politiek kandidaten voor.

Politieke functies van de media

  • Informatiefunctie: Inventariseren en verstrekken van informatie over allerlei politieke gebeurtenissen en besluiten.
  • Spreekbuisfunctie: Hierbij fungeert de media als doorgeefluik voor allerlei standpunten die in de samenleving te horen zijn.
  • Onderzoeksfunctie: Het dieper graven naar de achtergronden van maatschappelijke gebeurtenissen en problemen.
  • Controle- of waakhondfunctie: Hierbij gaat de media na wat er terecht is gekomen van de beloften toezeggingen van ministers en andere bestuurders.
  • Commentaar en opiniefunctie: politiek heeft in een democratie behoefte aan veel verschillende meningen. Dit zorgt voor discussie en betrekt meer mensen bij de politiek. Levert bijv. spanningen op tussen politica’s op tv.

Pluriformiteit: Er zijn verschillende kranten, tijdschriften, programma’s en websites. Allemaal met een eigen politieke, religieuze of sociaaleconomische achtergrond. Voor iedereen is er dus wat. Dit is allen in een democratie.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.