H1. §1. Milieu is een sociaal probleem, omdat de problemen een gevolg zijn van menselijk handelen en gevolgen hebben voor mensen. Milieu is ook een politiek probleem:
- De verschillende groepen mensen met tegengestelde belangen gingen om politieke besluitvorming vragen
- Het milieu is een collectief goed
- Het milieuprobleem is grensoverschrijdend en heeft internationaal overleg nodig
Het IPCC is een internationale groep van wetenschappers die proberen voorspellingen te doen over de klimaatveranderingen .
§2. Sinds dat de mensen bestaan is er sprake van milieuproblematiek. Van de prehistorie tot 1960 hadden mensen hier alleen geen besef van. Wel waren er tijdens de industriële revolutie hygiënisten; een stroming onder medici die veel belang hechtten aan de omgevingsfactoren bij het ontstaan van ziekten. Tussen 1960 en 1967 bestond pas besef in kleine kring, maar nog veel mensen vonden het groeidenken (voortdurende groei van techniek, nieuwe producten en werkgelegenheid -> meer welvaart) goed. Tussen 1967 en 1975 waren er pogingen het milieu op de politieke agenda te krijgen. In deze periode kwam ook de Club van Rome bij elkaar. De Club van Rome is een particuliere stichting die werd opgericht door Europese wetenschappers, om meer aandacht op de milieuproblemen te vestigen. Ze dachten na over hoe de milieuproblemen met elkaar in verband staan. Als gevolg hiervan ontstond er meer bewustzijn, ontstonden er actiegroepen tegen vervuiling en plaatsten politieke partijen het milieu op de politieke agenda. Tussen 1975 en 1985 werd het milieubeleid ontwikkeld. Ook kwam er een speciaal milieuministerie: het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer . Het VROM bekijkt de problemen in samenhang met andere problemen. Sinds 1985 is het milieuprobleem erkent als een mondiaal probleem. Duurzame ontwikkeling (het doorgaan van economische ontwikkelingen zonder dat ze ten koste gaan van mensen elders op de wereld of volgende generaties) moet het uitgaanspunt worden. Maar tussen 1995 en 2005 zakte de belangstelling voor milieu weer; alles draaide om de economie. Sinds 2006 is er vernieuwde belangstelling. Dit kwam mede door de film ‘An inconvenient truth’.
§3. Het milieu: natuurlijke én door de mens vormgegeven omgeving waarin hij leeft en waarmee hij in een wederkerigheidsrelatie staat. De milieuproblemen ontstaan doordat mensen op een schadelijke manier ingrijpen in de natuur. Dit gebeurt op drie manieren:
- Uitputting: het weghalen van bijvoorbeeld fossiele brandstoffen
- Aantasting: het veranderen van de omgeving waardoor ecosystemen veranderen
- Verontreiniging: het toevoegen van iets schadelijks aan de natuur
Ook kunnen we milieuproblemen onderscheiden in verschillende soorten:
- Verandering van het klimaat -> broeikaseffect
- Verzuring -> bossen sterven
- Vermesting -> ongeremde algengroei, watervoorziening en landbouw bedreigd
- Verspreiding -> giftige stoffen in drinkwater
- Verwijdering -> giftige stoffen in de lucht door verbranding
- Verstoring van het woon- en leefklimaat -> woongenot verslechtert
- Verdroging -> flora en fauna worden aangetast
- Verspilling -> grondstoffen raken op en afvalberg groeit
Bovendien doen de problemen zich voor op vijf verschillende niveau’s:
- Lokaal
- Regionaal
- Fluviaal
- Continentaal
- Mondiaal
§4. Een van de grootste redenen waarom we milieuproblemen hebben is afwenteling. We genieten van de voordelen van milieuverontreinigende goederen en diensten, maar we schuiven de nadelen door naar andere mensen of latere generaties. Er moet veel meer gebruik worden gemaakt van substitutie: vervanging van schaarse of schadelijke grondstoffen door alternatieve stoffen.
§5. Concrete en grote actuele milieuproblemen:
- Het dubbele gevaar van de opwarming van de aarde:
- Stijging van de temperatuur
- Toename huidkanker door gaten in de ozonlaag
- Verlies aan biologische diversiteit
- Verwoesting van bossen (ontbossing)
- Vervuiling van zeeën en oceanen
- Verspillen en verwoesten van zoetwaterbronnen
- Aantasting van de bodem
§6. De manier waarop de economie draait in een samenleving (de economische orde) in een land speelt ook een rol bij milieuproblemen. Een vrijemarkteconomie zorgt voor veel uitstoot van fabrieken. Producenten willen geen geld besteden aan het duurzamer produceren omdat ze hierdoor hun producten duurder moeten maken en dus minder winst kunnen draaien. Dit gaat tegen de belangen voor continuïteit, economische groei en winstmaximalisering in. Ook afwenteling is een belangrijke reden. Bovendien is de milieuproblematiek conjunctuurgevoelig. Dat wil zeggen dat als het slecht met de economie in het land gaat, er minder aandacht aan het milieu besteed wordt en andersom.
Maar de vrijemarkteconomie heeft ook een paar voordelen: (8.)
- Consumenten willen duurzame producten/verpakkingen -> producent maakt het
- Banken lenen minder snel aan bedrijven zonder milieubeleid
- Mensen doen aan groen beleggen: beleggen in bedrijven die milieuvriendelijk proberen te werken
Er ontstaat een prisonersdilemma tussen het eigenbelang en het milieubelang. Vaak kiezen mensen voor eigenbelang omdat de gevolgen voor milieubelang pas op lange termijn zichtbaar zijn.
§7. Milieuproblemen in Nederland worden veroorzaakt door:
- Vrijemarkteconomie
- Sociaaleconomisch beleid na de Tweede Wereldoorlog
- Demografische factoren (bevolkingsopbouw)
- Grote bevolkingsdichtheid
- Intensieve landbouw en veeteelt
- Geografische factoren (ligging)
- Ligging aan belangrijke rivieren
- Concentratie van industriële activiteiten op bepaalde plaatsen in het land
§8. De marktsector: alle commerciële bedrijvigheid. De collectieve sector: activiteiten van de overheid (betaald door belasting). De overheid zal niet al te strenge milieueisen stellen, omdat:
- Vormt een lastenverzwaring voor de marktsector -> slechtere concurrentiepositie t.o.v. het buitenland
- Er dan meer milieucriminaliteit zal plaatsvinden (opzettelijk veroorzaken van milieuproblemen in strijd met wettelijke regels)
H2. §1. Betrokken zijn bij het milieu kan op twee manieren:
- De mate waarop je je betrokken voelt bij het milieu. Geef je iets om de kwaliteit?
- De mate waarop je met het milieu te maken hebt.
§2. De manieren waarop werkgevers betrokken zijn bij de milieuproblemen:
- Als pressiegroep; de economische belangen van de werkgevers verdedigen om de concurrentiepositie de handhaven
- Als overlegpartner; overheid en werkgevers leggen milieudoelstellingen vast in een convenant: een vrijwillige afspraak
- Als beleidsmaker; de VNO/NCW maakt een eigen beleid binnen de kaders van de overheid. Hierbij wordt gelet op:
- Milieuhygiëne (recycling)
- Strategie
- Juridisch
De belangen van de werkgevers:
- Winst
- Behouden ondernemersvrijheid
- Voortbestaan van het bedrijf
§3. Gezamenlijke belangen tussen werknemers en werkgevers:
- Economische groei
- Voortbestaan van het bedrijf
- Een gezond milieu
Belangen van de werknemers:
- Behoud van werkgelegenheid
- Behoud van koopkracht
- Gezonde werkomstandigheden
§4. Boeren zorgen vaak voor milieuproblemen:
- Vermesting/eutrofiëring: het overschot aan mest sluipt door naar het grondwater waardoor er algengroei wordt gestimuleerd. Deze algen halen het zuurstof uit het water waardoor de vissen sterven.
- Stank
- Verontreiniging van bodem en water met bestrijdingsmiddelen (insecticiden)
§5. De consument is verantwoordelijk voor de wegwerpcultuur. Dit komt doordat reparaties vaak duurder zijn dan het opnieuw kopen van een product en doordat wegwerpproducten aantrekkelijker zijn, omdat grondstoffen goedkoper zijn dan arbeid.
§6. Milieuorganisaties zijn pressiegroepen (groepen die op basis van gemeenschappelijke belangen en/of uitgangspunten, waarden en idealen politieke invloed willen uitoefenen). Deze kun je onderverdelen in drie soorten:
Belangenorganisaties/belangengroepen; groepen die bepaalde belangen nastreven. De doelstellingen wijken weinig af van die van de overheid. Vaak professioneel georganiseerd. Voorbeelden:
- Natuurmonumenten; streven naar behoud van de natuur in Nederland
- Consumentenbond
- Vakbonden
- Werkgroep Kerk en Milieu van de Raad van Kerken
- Wereld Natuur Fonds; zetten zich internationaal in voor dieren, natuur en het milieu
- Actiegroepen; organisaties die zich gedurende een bepaalde tijd inzetten voor een bepaald belang/actiepunt. De doelstellingen wijken ver af van die van de overheid en ze kiezen vaak voor een radicale strategie. Bovendien zijn ze vaak niet professioneel georganiseerd. Voorbeelden:
- Stichting Milieudefensie; signaleert milieuproblemen, zoekt alternatieven en gaat over tot actie indien nodig
- Greenpeace; brengt wereldwijd milieuproblemen onder de aandacht en dwingen oplossingen af door het voeren van acties
- Sociale bewegingen; groepen die met elkaar een bepaalde doelstelling gemeenschappelijk hebben, maar een totaal verschillende strategie en organisatievorm. Bijvoorbeeld politieke partijen.
Milieuorganisaties hanteren een politieke strategie:
- Pressie en lobby; het benaderen van Kamerleden en politici op allerlei manieren om de besluitvorming te beïnvloeden
- Educatie; door voorlichting een mentaliteitsverandering proberen te creëren.
- IVN; organiseren wandeltochten door natuurgebieden. Veel op kinderen gericht
- Stichting Natuur en Milieu; werkt aan duurzame ontwikkeling op gebied van natuur, milieu en landschap. Richt zich met name op overheid, bedrijven en wetenschappelijke instellingen en organisaties
- Nadruk op natuurbehoud; zoveel mogelijk natuurgebieden opkopen om het landschap te beschermen
- Natuurmonumenten
H3. §1. Verschillende soorten overheden:
- Mondiale overheid: EU, VN
- Nationale overheid: de regering, bestaande uit verschillende ministeries (m.b.t. milieu):
- Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM)
- Verkeer en Waterstaat
- Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Economische zaken
- Ontwikkelingssamenwerking
- Provinciale en gemeentelijke overheid (lagere overheden)
§2. Vier mogelijkheden waar een milieubeleid zich op kan richten:
- Effectgericht; het verminderen van het effect van vervuilende processen
- Brongericht; milieuproblemen zijn vaak effectiever bij de bron te bestrijden of weg te nemen.
- Emissiegericht; de uitstoot van vervuilende stoffen verminderen
- Volumegericht; minder grondstoffen verbruiken en minder producten maken
- Structuurgericht; productie- en consumptieprocessen structureel veranderen
- Doelgroepengericht; richt zich specifiek op één doelgroep. Verinnerlijking staat hierbij centraal (van de doelgroepen wordt verwacht dat zij meer verantwoordelijkheid nemen voor het milieu. De overheid stimuleert ze hierin). Wordt ook ‘besturen op afstand’ genoemd.
- Gebiedsgericht; richt zich op een bepaald gebied, omdat het milieu hier erg belast wordt of juist nog heel schoon is. Veel milieuproblemen hebben te maken met gebiedsfunctie (bestemming die de overheid aan een gebied heeft gegeven). Dit zien we bijvoorbeeld met Schiphol.
§3. Voor 1988 had Nederland een sectorale aanpak wat betreft het milieubeleid. Dit betekent dat er een aantal milieuwetten waren voor diverse sectoren. Daarna werden de Indicatieve Meerjarenprogramma’s Milieubeheer (IMM) opgericht. We spreken nu van een geïntegreerde planning; de overheid beschouwde de problemen niet meer als geïsoleerd in hun eigen sector.
§4. Door het Brundtland-rapport sloeg de mening over milieu volledig om in Nederland. Duurzame ontwikkeling (sociale en economische groei zonder dat het ten koste gaat van toekomstige generaties) werd geïntroduceerd. Volgens het Brundtland-rapport zijn er drie grote oorzaken voor de oneerlijke verdeeldheid in de wereld:
- De problemen rondom het milieu
- De energieschaarste
- De onderontwikkeling
Om deze problemen op te lossen moesten we uitgaan van enkele belangrijke principes:
- Ecologische duurzaamheid:
- Mondiale kringlopen moeten in stand worden gehouden
- De bevolkingsgroei moet geremd worden (meer mensen -> meer grondstoffen -> meer vervuiling)
- Stofkringlopen sluiten door hergebruik, hernieuwbare hupbronnen gebruiken, emissies vermijden en niet-afbreekbare stoffen produceren
- Economische duurzaamheid:
- Economische efficiency (geen verspilling van grondstoffen en energie)
- Rechtvaardige verdeling van grondstoffen en welvaart
- Doorberekenen van milieukosten in economische groei (BNP) -> wat kost welvaart ons werkelijk?
- Energie besparen
- Bevorderen van de kwaliteit van producten en productieprocessen om grondstoffen te sparen en minder afval te krijgen
- Sociale en culturele duurzaamheid:
- Mensen vrijwaarden van geweld, onderdrukking en gebrek
- Gemeenschappen zelf laten bepalen op welke manier e de duurzame ontwikkeling willen doorvoeren
Ook verscheen het rapport ‘Zorgen voor Morgen’ van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Door dit rapport verscheen het eerste Nationaal Milieubeleidsplan (NMP). Hierin stond dat de milieukwaliteit niet achteruit mocht gaan (het stand-still-principe) en dat er daarna gestreefd moest worden naar verbetering. Een paar punten ui het plan:
- Bestrijden van milieuproblemen aan de bron
- Sluiten van stofkringlopen (meer recyclen)
- De vervuiler laten betalen
- Verinnerlijking
§5. Hoe kan de overheid het milieubeleid ontwikkelen en bijsturen?
- Algemene strategische plannen: plannen waarin de overheid het milieubeleid voor de komende jaren in grote lijnen ontwikkelt (de IMM’s en NMP’s)
- Juridische sturing: verplichtingen opleggen bij burgers, bedrijven en overheid.
Bijvoorbeeld een Normstelling (bepaalde grens die niet mag worden overtreden) of het verplichten tot het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.): een openbaar document waarin een organisatie uiteenzet wat de gevolgen voor het milieu zullen zijn van activiteit die zij willen gaan ontplooien
- Economische sturing: maatregelen waarbij ingegrepen wordt in de werking van de markt. Bijvoorbeeld ‘de vervuiler betaalt’
- Communicatieve sturing: voorlichting en onderzoek
§6. Decentralisatie: het afschuiven van taken van de landelijke overheid naar lagere overheden. Taken van de provincie:
- Provinciaal milieubeleidsplan opstellen: integraal plan voor toekomstige beleidsbeslissingen van de provincie, afgeleid van het NMP
- Streekplan ontwikkelen: hoe de provincie is ingericht
- Instellen van milieupolitie
- Toezien op kwaliteit van het oppervlaktewater
Taken van de gemeente:
- Gemeentelijk milieubeleidsplan opstellen (niet verplicht)
- Maken van en jaarlijks milieuprogramma
- Opstellen van een bestemmingsplan: hoe de gemeente is ingericht
- Uitvoeren van Wet Milieubeheer: milieuvergunningen afgeven
- Afval scheiden en ophalen
- Rioolstelsel aanleggen en onderhouden
§7. Een van de sociale grondrechten is het milieurecht: het recht dat ontwikkeld is om het milieu te beschermen. Dit houdt in dat schadelijke acties zoveel mogelijk beperkt moeten worden. Het milieurecht is vooral een bestuursrecht: de burgers kunnen de overheid niet dwingen iets aan het milieu te doen. Het milieubeleid: het weloverwogen streven om bepaalde doeleinden met betrekking tot het milieu te bereiken. De overheid dient zich bij het realiseren van het milieubeleid aan de regels van het milieurecht te houden. Je kunt het milieurecht opdelen in drie delen:
Milieuhygiënerecht: lucht, water en bodem beschermen tegen vervuiling
- De Wet Milieubeheer is een milieubasis- of milieukaderwet: een wet die algemene kaders aangeeft waarbinnen allerlei specifieke zaken geregeld moeten worden
- Milieubeschermingsrecht: het beschermen van flora en fauna
- Ruimtelijke ordenings- en inrichtingswet
- De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geeft de overheid verschillende instrumenten om bestemming van schaarse grond te beïnvloeden:
- Onteigening: verplicht afstaan van grond aan de overheid
- Vergunningsstelsel
- Planningen maken
- Grond exploiteren en uitgeven
- Politiedwang en strafrechtelijke sancties
- De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) geeft de overheid verschillende instrumenten om bestemming van schaarse grond te beïnvloeden:
De minister van VROM of de provincie kan sinds de nimby-wet ook inrichting geven aan een gebied: de nimby-vrijstelling. Voorheen kon alleen de gemeente dit.
H4. Toetredingseisen voor de EU (niet in boek):
- Politiek: het land moet stabiele instelling hebben die de democratie, rechtsorde en mensenrechten beschermen
- Economie: het land moet een functioneren markteconomie hebben en kunnen omgaan met de concurrentie en marktwerking binnen de EU
- Wetgeving: het land moet de bestaande EU-wetgeving overnemen, met name de grote doelstellingen van de politieke, economische en monetaire (geld)unie
- Het land moet bereid zijn de soevereiniteit (hoogste macht) op te geven
§1. Oorzaken van milieuverontreiniging in de planeconomie:
- Gebrekkige wetgeving en handhaving
- Structurele achterstand in productiepatroon en laag inkomen
- Slechte communicatie tussen oost en west, en zelfs tussen oost landen onderling
- Weinig informatie over de milieusituatie
Dit duurde in Oost-Europa tot aan de val van de Berlijnse muur in 1989.
§2. Oorzaken waarom er milieuproblemen in de Derde Wereld zijn:
- Armoede
- Intensief gebruik van het milieu
- Verstedelijking
- Economische afhankelijkheid van het westen
- Ontwikkelde landen halen hun grondstoffen uit onderontwikkelde landen
- Producten die in ontwikkelde landen niet geproduceerd mogen worden vanwege het productieproces, kunnen daar wel geproduceerd worden
- Politiek onvermogen van overheden om een milieubeleid te voeren dat ingaat tegen de belangen van gevestigde elites.
- De leefwijze van ontwikkelde landen -> hebben een te grote mondiale voetafdruk, geen Eerlijk Aarde-aandeel (1,8 hectare).
Om de ontwikkelingslanden een kans om te ontwikkelen aan te reiken, moeten er ede volgende dingen gebeuren:
- Het scheppen van eerlijke handelsvoorwaarden
- Een relatief grote energiebesparing in de geïndustrialiseerde landen
- Streven naar een vergrote welvaart in de Derde Wereld -> minder bevolkingsgroei
§3. Moeilijkheden bij het realiseren van duurzame ontwikkeling:
- Grootschalig karakter van de problemen
- Onomkeerbaarheid van de problemen (bos is weg en komt niet meer terug)
- Mondiaal karakter van de milieuproblemen
- Rijke landen willen geen stap terug doen in hun energieverbruik
- Geen wettelijke mondiale autoriteit
- Aanhoudende bevolkingsgroei
§4. Internationale uitgangspunten:
- De vervuiler betaalt
- Milieubescherming moet terug te vinden zijn in alle beleidsterreinen
- Geen schade veroorzaken aan het milieu van anderen
- Streven naar duurzame ontwikkeling
- Voorzorgsbeginsel: maatregelen nemen, ook als de schadelijke effecten nog niet volledig wetenschappelijk bewezen zijn
- Geen overproductie en overbelasting door afval
- Voor ontwikkelingslanden: bestrijden van armoede is het belangrijkst
Twee vormen van maatregelen:
- Richtlijnen: het resultaat en de tijd waarin staat vast, maar de manier waarop mag door elke lidstaat zelf bepaald worden. Komt vaker voor, zodat het naar eigen rechtsregels aangepast kan worden
- Verordeningen: algemene wet die meer bindend en rechtstreeks van toepassing is in de lidstaten
De EU heeft voor de handel emissierechten ingevoerd. Dit is besloten tijdens het Kyoto-verdrag. Er is een bepaalde quota voor de uitstoot van koolstofdioxide.
§5. De VN is in oktober 1945 opgericht door de Verenigde Staten, Groot Brittannië, Frankrijk, Sovjet-Unie en China met als doel (niet in boek):
- Voorkomen van oorlog
- Beschermen van mensenrechten
- Versterken van internationaal recht
- Stimuleren van betere levensomstandigheden in de wereld
De VN bestaat uit:
- Algemene Vergadering
- Ledenvergadering: 193 leden
- Komt één keer per jaar bijeen van september tot december
- Discussieplatform
- Veiligheidsraad
- Vrede en veiligheid
- Vijf vaste leden (met vetorecht)
- Tien roulerende leden: elk jaar worden er vijf nieuwe gekozen door de Algemene Vergadering.
Door de toenemende globalisering en het verband tussen de ontwikkelingssamenwerking, economische verhoudingen en het milieu is de VN zich ook gaan bemoeien met de milieuproblemen. Daarom worden er milieuconferenties gehouden:
- 1972: Stockholm (oprichting UNEP: permanent orgaan van de VN dat zich bezighoudt met milieu)
- 1992: Rio de Janeiro (klimaatverdragen getekend, bossenverklaring, financiën en samenstellen van klimaatverdrag)
- 1997: Kyoto (klimaatverdrag uit Rio afgemaakt: alle industrielanden moeten de uitstoot van broeikasgassen met 5% verminderd hebben in 2008-2012 i.v.t. 1990. VS tekende niet!! -> angst voor schade aan de economie)
- 2002: Johannesburg (introductie van partnerschapsinitiatieven: overeenkomsten tussen nationale regeringen, internationale instellingen, bedrijven, vakbonden, niet-gouvernementele organisaties en andere actoren om activiteiten op het gebied van duurzame ontwikkeling te ontplooien)
- 2007: Bali (klimaatakkoord opgesteld)
- 2011: Durban (verleningen Kyoto protocol?)
Binnen de VN bemoeien zich een tal van organisaties zich met milieuzaken:
- International Atomic Engery Agency (IAEA): stelt basisnormen voor radioactieve straling op, etc.
- Food and Argiculture Organization (FAO): houdt zich bezig met wereldvoedselvoorziening en doet onderzoek naar de gevolgen van watervervuiling
- De World Health Organization (WHO): ontwikkelt normen op gebied van drinkwaterbescherming en vervuiling
- Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO): adviseert over het harmoniseren van nationale milieumaatregelen en het voorbereiden op internationale overeenkomsten.
H5. §1. Factoren die een effectief milieubeleid tegenwerken:
- Politiek/bestuurlijk:
- De organisatie van de landelijke overheid
- Verkokering binnen de departementen -> geen samenhang in het beleid
- Beperkte sanctiemogelijkheden i.v.m. gebrekkige financiële, fysieke en wettelijke middelen
- Niet zo’n hoge sanctiebereidheid -> economische belangen belangrijker dan milieubelangen
- Tegenstelling tussen partijpolitiek belang -> rekening houden met opvattingen van de kiezers
- Geringe effectiviteit van de EU
- Tegengestelde economische belangen van diverse landen
- Traagheid door ingewikkelde procedures
- Weinig mogelijkheden tot controle en sanctie
- Het ontbreken van een legitieme mondiale autoriteit voor milieubeleid
- De organisatie van de landelijke overheid
- Sociaaleconomisch:
- Kosten en baten zijn vaak gescheiden
- Milieumaatregelen bedreigen de concurrentiepositie
- Tegengestelde belangen
- Te weinig inzicht in het rendement van milieumaatregelen vanuit de bedrijven
- Economische conjunctuur
- Grotere economische groei
- Multinationals/transnationale ondernemingen kunnen kiezen onder wel milieubeleid ze willen vallen
- Cultureel:
- Mensen luisteren niet altijd als de overheid zegt dat je vaker de trein moet pakken i.p.v. de auto
- Mensen geloven in de technologische vooruitgang -> economische groei is nodig
- Tegenstrijdige berichten over de ernst van het milieuprobleem zorgt voor verwarring -> het maatschappelijk draagvlak (steun van grote delen van de samenleving) neemt af voor milieumaatregelen
§2. Milieugedrag (al het menselijk handelen dat milieugevolgen heeft) kan pas optreden als aan drie voorwaarden is voldaan:
- Motivatie:
- Attitude: oordeel van de persoon zelf over het vertonen van het gedrag
- Sociale invloed: invloed van anderen uit de omgeving
- Eigen effectiveit: de inschatting die de persoon maakt van zijn mogelijkheden om een bepaald gedrag te vertonen
- Capaciteit: mensen moeten fysiek, mentaal en financieel in staat zijn zich milieuvriendelijk te gedragen
- Gelegenheid: externe omstandigheden moeten een verantwoord milieugedrag mogelijk maken
We kunnen het milieuvriendelijke gedrag op drie manieren stimuleren:
- Kennis en inzicht
- Conformeren (aanpassen) aan gedrag van anderen: ‘sociale norm’
- Conditionering: met behulp van belonen en straffen
§3. Uitgangspunten van politieke stromingen met betrekking tot het milieu?
- Confessionele stroming (CDA, CU en SGP)
- Gespreide verantwoordelijkheid -> maatschappelijk middenveld moet verantwoordelijkheid nemen
- Rentmeesterschap: “de aarde hebben we te leen gekregen van God en daarom moeten we de natuur en milieu beschermen, zodat de wereld veiliggesteld wordt voor toekomstige generaties”
- Organische maatschappij: “de maatschappij bestaat niet uit individuen, maar uit kleinere/grotere gemeenschappen die met elkaar verbonden zijn en die allen een eigen functie hebben”
- Socialisme (PvdA en SP)
- Nivellering: verkleinen van inkomensverschillen
- Actieve en intensieve rol van de overheid op sociaaleconomisch gebeid -> ‘maakbaarheid van de samenleving’
- Ecologische waarden belangrijker dan economische waarden
- Liberalisme (VVD en D66)
- VVD:
- Zo weinig mogelijk bemoeienis van de overheid -> oplossingen worden via het marktmechanisme gevonden
- Ecologische waarden en economische waarden moeten samengaan -> milieukosten doorberekend in marktprijzen en meer uitgaven voor verbetering van milieu
- D66:
- Soms lost het markmechanisme problemen op, soms moet de overheid ingrijpen
- Ecologische waarden zijn soms belangrijker dan economische waarden
- Duurzame ontwikkeling! Redden van het milieu moet op nummer één staan bij bedrijven en ander moet er ingegrepen worden
- VVD:
- Ecologische stroming (GroenLinks en Partij van de Dieren)
- Ecologische waarden zijn belangrijker dan economische waarden
- Kleinschalig, milieuvriendelijk en duurzaam produceren moet bereikt worden door gerichte beïnvloeding van de mensen
- Economie van het genoeg: tevreden zijn met wat je hebt
- Geen milieumaatregelen, maar het gebruik van milieuvervuilende producten minder aantrekkelijk maken
- Mentaliteitsverandering: economische groei niet meer als belangrijkste zien
De PVV en TON zijn het qua milieu het meest eens met de VVD: een vrijemarkteconomie is het uitgangspunt en de overheid mag indien nodig bijsturen.
H6. §1. We kunnen het mondiale milieu beïnvloeden omdat er zeer veel mensen leven en we krachtige technologieën hebben. Het broeikaseffect:
§2. Veranderingen die zich nu op de wereld voordoen:
- Het wegsmelten van gletsjers
- Stijging van de temperatuur: de hockeystick van Mann (2001): een sterke verandering van temperatuur vanaf 1900 ->
- Hevigere stormen en orkanen
- Grote overstromingen
- Verwoestijning
- Smelten van het ijs van de Noordpool en Antarctica
- Ontdooiing van permafrost (gedeelte van de bodem dat altijd bevroren is geweest) -> gebouwen storten in
- Seizoensritmeverandering
- Chemische veranderingen in de oceanen leiden tot ziektes
- Stijging van het zeewater -> minder woonoppervlakte
§3. De relatie tussen onze beschaving en het ecosysteem van de aarde is totaal veranderd door het bijkomen van drie factoren:
- Bevolkingsexplosie: doordat meer mensen eten moeten hebben ontstaat er een zwaardere druk op het milieu
- Wetenschappelijke en technologische revolutie: wij wijzigen onze omgeving inmiddels zoveel, dat dit ingrijpende gevolgen heeft voor het milieu en dit eigenlijk niet meer ‘normaal’ kan functioneren
- Fundamentele manier waarop mensen over de klimaatcrisis denken, vier stromingen:
- Mensen die er niet over nadenken
- Mensen die erover denken als de kloof tussen twee culturen
- Mensen die erin geloven dat we moeten kiezen tussen een gezonde economie en een gezond milieu
- Mensen die denken dat er niets meer aan te doen is
§4. Misvattingen over klimaatverandering:
- De wetenschap is verdeeld over het feit of de men de klimaatverandering op aarde veroorzaakt
- Er zijn heel veel factoren die het klimaat kunnen beïnvloeden. Waarom moeten we ons alleen zorgen maken over CO2?
- Het klimaat maakt een natuurlijke cyclus door -> klopt, maar dit gaat te ver over de grenzen van zo’n cyclus heen
- Het gat in de ozonlaag wordt veroorzaakt door de opwarming van de aarde
- De opwarming van de aarde leidt tot het einde van koude winters en laat planten sneller groeien -> klopt, maar te veel negatieve effecten
- Wetenschappers registeren bij warmte alleen het effect van steden omdat die een stuk warmer zijn Er wordt gebruikt gemaakt van het stedelijk hitte-eilandeffect: door de aanwezigheid van gebouwen en asfalt wordt het in steden warmer dan op het platteland, maar in parken (waar metingen gedaan worden) is dit verschil te verwaarlozen omdat die als een soort ‘hitte-eilandjes werken’; het is daar veel koeler
- De opwarming van de aarde is het gevolg van een meteorietaanslag in Siberië aan het begin van de twintigste eeuw
- De opwarming van de aarde is een fabel, want in sommige gebieden stijgt de temperatuur niet
- Het is al te laat om iets aan de klimaatverandering te doen
§5. Wat kan de mens aan klimaatverandering doen?
- Energie besparen in huis (energiezuinige verlichting, energiezuinige apparaten, goede isolatie, minder stand-by apparaten, doe een energiescan, stap over op groene energie, etc)
- Minder energie gebruiken bij mobiliteit (carpoolen, trein, het ‘nieuwe rijden’, zuinige auto kopen, hybride auto, alternatieve brandstoffen, telewerken vanuit huis, minder vliegen, etc)
- Consumeer minder en bewaar meer (recyclen, geen wegwerpproducten, verspil geen papier, composteer, eet minder vlees, koop producten dichtbij, etc)
- Overtuig andere mensen van een gedragsverandering
§6. Nederland krijgt komende eeuw te maken met:
- Hogere temperaturen
- Hevigere neerslag
- Verdere stijging van de zeespiegel
Dit stelt het KNMI aan de hand van vier klimaatscenario’s. Deze scenario’s geven een range waarbinnen in de toekomst het klimaat zich hoogstwaarschijnlijk zal bewegen.
§7. Effecten van klimaatveranderingen in Nederland:
- Positief:
- Langere groeiseizoenen -> hogere opbrengsten
- Langer warm -> meer toerisme
- Negatief:
- Mislukken van oogsten door extreme weersomstandigheden
- Drogere zomers -> problemen voor binnenvaart en voorziening van water
- Kwaliteit zwamwater achteruit door blauwalgen
- Zeespiegelstijging -> delen van het land onder water
§8. Maatregelen om klimaatverandering te verminderen:
- Mitigatie (het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen) vindt op verschillende niveaus plaats (mondiaal, Europees en Nederland)
- Adaptatie (het aanpassen aan de gevolgen van klimaatveranderingen) zal altijd moeten plaatsvinden, want het klimaat zal altijd een beetje veranderen. Er zijn dan wel middelen voor nodig: geld om de kust op te hogen, etc. Veel systemen kunnen zelfstandig (autonoom) verstoringen in hun omgeving opvangen: ‘robuustheid’ van een systeem:
- Diersoorten en mensen zijn mobiel: ze gaan opzoek naar een nieuwe leefomgeving als de oude niet meer voldoet
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden