Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Massamedia

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2911 woorden
  • 25 januari 2016
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
8 keer beoordeeld

Maatschappijwetenschappen Massamedia

Hoofdstuk 1 Wat zijn Massamedia?

1.1Het communicatieproces

- Communicatie

Het proces waarbij een zender bedoeld/onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een ontvanger

Reactie wordt feedback genoemd

Referentiekader: het geheel van je persoonlijke waarden en normen, kennis en ervaringen waarmee je kijk op de werkelijkheid bepaald wordt

(Waarden: wat je belangrijk vindt

  Normen: de regel)

 

Verschillende interpretatie (verschil in betekenisgeving door verschillend referentiekader) tussen zender en ontvanger leiden tot communicatiestoornis (ruis)

Ruis: verstoring van het communicatieproces

 

Soorten communicatie

- Direct en indirect (via medium)

- Verbaal en non-verbaal

- Interpersoonlijk en massacommunicatie

  - interpersoonlijk: vanuit 1 persoon zender gericht op 1 of enkele personen

    zender is op de hoogte van kenmerken ontvangers en er is sprake van directe

    (non)verbale feedback.

(Direct: persoon

  Indirect: via een technisch hulpmiddel)

 

Massacommuniatie

  • Groot in aantal, heterogeen en grotendeels onbekend publiek
  • Verbaal en non verbaal
  • Meestal eenzijdig (maar steeds minder door internet en technologische ontwikkelingen
  • Zenden gebeurt door een complexe organisatie (meestal uit meerdere mensen)
  • Gebruik technische hulpmiddelen

 

1.2Massacommunicatie en massamedia

 

Massacommunicatie

  • heterogeen, onbekend publiek
  • openbaar en voor iedereen toegankelijk
  • het verzenden gaat meestal uit een omvangrijke organisatie
  • bij massacommunicatie wordt altijd gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen (de massamedia)
  • Meestal eenzijdig commentaar
  • Geen feedback (geen controle of de boodschap is aangekomen
  • Ontvanger bepaalt hoe hij een medium gebruikt

 

massamedia: alle middelen die massacommunicatie mogelijk maken              

 

 

 

 

Soorten media

  • Gedrukte media: de grens
  • Audiovisuelemedia: Radio en Tv omroepen
  • Digitale media: communicatie infrastructuur, internet blog, social media

 

Verschil in verschijningsvorm vervaagt pers en omroepen maken gebruik van internet en social media kranten hebben internetversie.

 

1.3De functies van massamedia

 

Functies van de samenleving

communicatie: massamedia zijn schakel tussen mensen

1.Informerend informatie vastleggen vermenigvuldigen en verspreiden van informatie (economie, politiek en maatschappelijk (middenveld) en mensen onderling

2.socialiserend (het vormen van het overdragen van normen)

3.Verbindend

1sociale functies (media leveren inhoud en middelen om met elkaar te communiceren)

2     expressie functies  je via (sociale) media uitdrukken

  1. amuserend/recreatief (infotainment en entertainment education)

5.economische functie (werkgelegenheid en adverteren) (bewustzijnindustrie)

 

Functies (nul meerwaarde) voor het individu

1.Informatieve en educatieve functie

2.Opiniërende functie

3.Amusements functie

4.Socialisatie functie

5.Sociale/verbindende functie (mee kunnen praten gevoel bij een groep horen)

6.expressie functie (mogelijkheid om je als individueel groep uit te drukken

7.economische functie

 

(Politiek) informatieve functie

communicatiefunctie (massamedia schakel tussen mensen en politiek)

a.Informatieve functie

1.Opiniërende functie meningen vermen beïnvloedden

2.Spreekbuis functie info geven namens groep maatschappelijke politieke wensen

3.Onderzoeksfunctie: onderzoek door media om problemen bloot te leggen

4.Controle of waakhond functie: openbaar maken tekortkomingen gezagdragers

5.Agenda functie media hebben invloed op politieke en maatschappelijke agenda

 

Hoofdstuk 2 Het medialandschap

 

2.1 de pers

Alle media brengen info op hun eigen manier

  • De doelgroep
  • De identiteit (eigen gezicht, de kleur gebaseerd op geloof, politieke voorkeur, interesse e.d.)

 

De pers

Dagbladen:  Dagelijks actueel

                        Concurrentie: online nieuwsbronnen (nu.nl)

 

Gericht op winst

Dagbladen (kranten)  - tijdschriften

Dagbladen: Regionaal – Landelijk         

                       Ochtend – Avond

                       Gratis – Abonnement

                       Populair (massa) – Kwaliteit

                       Identiteit: Algemeen – Richting

                                           Links – Rechts

2.2 Audiovisuele media: de omroepen

Duaal omroepbestel: publiek en commerciële omroepen        

 

Publieke omroepen op radio TV (de zenders NPO I,2 en 3) en internet.

  • Voldoen aan de mediawet
  • Gevarieerd aanbod (onafhankelijke nieuwsvoorziening, actualiteit, info, educatie, kunst, amusement)

 

1.Omroepverenigingen:

  • Ledenbonden omroepen, ook regionale zenders
  • Toegevoegde waarde: een eigen identiteit (ma’ culturele of godsdienstige stroming)
  • Genoeg leden
  • VARA, EO, NCRV, TROS, AVRO, BNN, MAX, PowNed
  1. Taakomroepen
  • NOS (Nieuws en Sport)
  • NTR (minderheden, kunst, cultuur en educatie)
  • STER (exploitatie van reclame)

3.Overige zendmachtigen

  • Levensbeschouwelijke, niet ledengebonden omroepen , zoals BOS, HUMAN, IKON, JO enz.)
  • Politieke partijen
  • Overheid

 

Commerciële zenders

  • Met eigen identiteit
  • Geen subsidie, dus geen inhoudelijke eisen.

 

Meer kijkers - meer reclame inkomsten, meer winst: kijkcijfers zijn dus belangrijk, dus veel…

Amusement!

(wel regels tegen sluikreclame en maximale hoeveelheid reclam)

 

 

2.3 Digitale massamedia

Het internet:  -      WWW

-Mobiele applicaties

-Crossmedia toepassingen

 

Sociale media (informatie die individuele gebruikers zelf kunnen uploaden en delen)

-Weblog

-Sociale – netwerksites

-Content communicaties

-Wiki’s

-Virtuele Werelden

 

Hoofdstuk 3 De rol van de overheid

3.1 Uitgangspunten van het mediabeleid

 

Vrijheid van meningsuiting artikel 7 grondwet

Artikel 10 EVRM recht informatie te vergeven en door te geven.

- Mening openbaar maken en verspreiden

- Beperkingen zijn (censuur) en wettelijke bepalingen

-Aanzetten tot haat, discriminatie

-Smaad en laster mogen niet

-Beledigend en opruiend ook niet

-En … gevaar voor openbare orde of staatsveiligheid mag ook niet

 

Kwalitatief hoogwaardige informatie voorziening.

 

Democratie: goede publieke informatievoorziening (publieke omroep)

 

Pluriformiteit van informatie (verscheidenheid)

-Interne  (medium biedt ruimte aan vers opvattingen)

-En externe pluriformiteit (er is een breed aanbod van media met elk een eigen kleur)

-Onafhankelijkheid

-Principe van de vrije markt

 

3.2 Het mediabeleid

1930: omroepwet > 1988 mediawet

 Netprofilering door Mediaraad (houdt toezicht op publieke omroep)

-NPO 1: breed

-NPO 2: verdiepend

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

-NPO 3: jonge kijkers

 

Mediwet

-Doel: kwaliteit met pluriformiteit

-Meeste regels voor publieke, enkele voor commerciele omroepen

 

Belangrijkste bepalingen mediawet

-Eigen identiteit publieke omroepen

-Voor alle doelgroepen (ook de kleine)

-Beginnen met 50.000 vergunning bij 300.000 leden

-Financiele bijdrage overheid

-Maximaal 6.5 % reclame (dus beperkt invloed commercie)

-Compleet aanbod

-Commerciele omroepen minder strenge regels (max 15% reclame)

 

Commicsaraat voor de media

Stimuleringsfonds voor de media

-Tijdelijke subsidie noord lijdende kranten (voor en tegnstanders)

-Modernisering perslandschap

 

3.3

Overheidsbemoeienis vs zelfregulerende macht

 

-Standpunten politieke partijen

Liberalen (vvd)

- minder subsidie publieke omroepen (waarom?)

-Socialisten

-  overheid reguleert

- grote rol publieke omroep

-Sociaal democraten

- regulerende overheid

- eigen verantwoordelijkheid

- socialiserende funtie media, gevaren voor de jeugd

 

        Hoofdstuk 4 Ontwikkelingen rondom massamedia

 Krant :  - drukpers

               - maatschappelijke ontwikkelingen is de democratisering, grotere vraag is lagere kosten

 TV:        - uitvinding van de tv

               - welvaart en vrije tijd nam toe dus lonend

 

Moderne massamedia

4.1 technologische innovatie

4.2 economische groei en internationalisering

4.3 uitbreiding van de informatiemaatschappij

 

4.1 informatieve technologie: het volkgebied waarbinnen computersystemen en digitale communicatietoepassingen worden ontworpen en gebouwd.

Digitalisering: niet –digitale of onaloge informatie wordt omgezet naar digitale data (sneller)

Informatietechnologie en massamedia: nieuwe soorten media op internet

-Convergentie: samenkomst van verschillende mediatypen op een apart kanaal/ apparaat

-Interactief gebruik

 

4.2 economische groei

 

Wereldwijde communicatie en internationale samenwerking

-Herverdeling van werk: digitale outsourcing

 

Massamedia en de internationale markt

-Media aanbod: geglobaliseerd

-Media conglomeraten

-Oligopolie en monopolie
 

4.3 Informatiemaatschappij: een technologische hoogontwikkelde samenleving waarbij communicatie en informatie overdracht de basis vormt van de meest economische activiteiten.

 

Kenmerken: - Constante informatiestroom

                - Niet gebonden aan 1 plaats

                - Vervaging van nationale grenzen

                - Snelle verandering van informatiemaatschappij

 

Hoofdstuk 4

Informatiemaatschappij: een technologische hoog ontwikkeling. Samenleving die met van       moderne informatie en communicatietechnieken een grote toename laat zien voor de infoproductie en van de productiviteit in zijn algemeenheid.

 

Relatie technologische ontwikkelingen en economische groei op de massamedia

Door technologische ontwikkeling (digitalisering)

-Meer en nieuw media satelliettelevisie, abonnee tv, internet, social media enz.

-Convergentie tussen traditionele media en ICT gedeelde infrastructuur.

-Voorbeeld digitale televisie

Economische groei zorgt voor

-Meer consumatie en meer vrije tijd > meer media gebruik

Internationalisering

-Internationale samenwerking (oligopolie en monopolie)

 

4.4

De 3 ontwikkelingen

4.1 technologische innovatie

4.2 economische groei en internationalisering

4.3 uitbreiding van de informatiemaatschappij

 

Hebben

-Sociaal culturele gevolgen

-Sociaaleconomische gevolgen

-Politiek – juridische gevolgen

 

Sociaal cultureel

-Diversificatie van het media aanbod

-Informalisering van de samenleving

-Grens tussen massacomunicatie en (inter) persoonlijke communicatie vervaagt

-Intensiving van de beleving en evaringen met media

-Internationalisering van het media aanbod

-Ontstaan van een globale cultuur

 

Sociaal economisch

-Toenemende internationale concurrentie

-Door ontstaan mediaconglomeraten risico voor vrije informatievoorziening

-Tweedelig in de samenleving

 

Politiek – Juridisch

-Meer mogelijkheden voor burgers om informatie te vinden van het overheidsbeleid

-Gevolgen voor de privacy

-Overtreders ingrijpbaar (internet)

 

Hoofdstuk 5 Hoe komen de media aan hun geld

De pers: - abonnementen

-Vrije verkoop

-Advertentie

 

Botsend belang: onafhankelijkheid v.s. winst > redactiestatuut

In redactiestatuut staat ook de identiteit van de winst.

 

Publieke omroepen

-Omroepgelden (overheidsbijdrage en STER gelden)

-Lidmaatschappen en abonnementen programmablad sponsering bladen

-Overige als merchandisering opbrengsten uit programmabladen

-Volgens mediawet geen winst dus beperkte mogelijkheden

 

Commerciële zenders

-Reclame

-Sponsorinkomsten

-Programmabladen (beperkt)

 

5.2commerciële ontwikkelingen

 meer concurrentie

-in het totale media- aanbod en binnen 1 media soort

 

gevolgen meer concurrentie

-marktgerichtheid en  commercialisering (kwaliteit minder belangrijk)

-markt (segmentering en stijging aantal productie doelgroepen media & netprofilering)

-personencentratie (monopolievorming)

 

marktsegmentering: opdelen, markt gaat zich opdelen in groepjes. Efficiënter gebruik van machines> meer winst.

 

5.3functioneren en kwaliteit van de media

 

verschraling (alleen amusement, vertrossing) en kwaliteitsverlies.

 

Vertrossing: er komt meer amusement hypes en frames.

 

Hoofdstuk 6

6.1 selectieproces in het nieuws

Nieuwscriteria (wanneer heeft een bericht nieuwswaarde?)

-Actueel

-Opvallend, onverwacht, verassend, schokkend

-Cultureel of grafisch dichtbij

-Bekend persoon

-Menselijke aspecten: drama, emotie, conflict

-Afwijkend (in negatieve zin) (niet als wat normaal is)

-Begrijpelijk

-Beeldmateriaal aanwezig

-Interessant voor de doelgroep

-Gerelateerd is aan (gekoppeld vorig nieuwbericht)

 

Ook praktische argumenten maatschappelijke bovenstaande inhoudelijke.

 

 

 

Selectiemomenten

Aanbieders (nieuwsbronnen) van berichten (select perceptie)

-Personen of instellingen

-Overheid

-Correspondenten (journalist) dienst van een krant

-Freelance journalisten (niet in dienst van een krant of kanaal)

-Persbureaus

- Nederlandse (ANP, GPD)

- Buitenlandse (Reuters e.a.)

       -      Persdienst

 

WOB: Wet openbaar bestuur

Overheid moeten op eigen initiatief belangrijke informatie bekendmaken

Daarom hebben wij een actieve overheid

 

Nieuws uit de 3e wereld

-Nieuws vanuit een westers perspectief

 

6.2 Kleuring en beeldvorming

Journalistieke normen

-Scheiden feiten en meningen

-Hoor en wederhoor toepassen

-Controleren van de feiten

-Meerdere informatiebronnen raadplegen

-Een juiste weergave van de feiten

 

Onbewuste keuring vanwege het werken vanuit eigen referentiekader

(selectieve perceptie) > ontvangers krijgen een geïnterpreteerd beeld

 

Bewuste kleuring: invloed identiteit van het medium

-Keuze van onderwerpen

-Volgorde

-Presentatie

-Eigen commentaar

-Woordgebruik

-Gastschrijvers

 

Manipulatie en indoctrinatie

-Manipulatie: opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten

-Indoctrinatie: Systematisch oparingen en opvattingen door meningen als feiten te presenteren.

 

Framing betekent bewuste manier waarop je dingen stuurt

 

Hoofdstuk 7

7.1 Cultuur

Cultuur: De leefwijze van een groep met alle waarden en normen en aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemee hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.

Cultuur: De leefwijze van een groep met alle waarden en normen en aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemee hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.

 

Cultuur is een relatief begrip.

 

 

Nature of nurture

-Biologisch erfelijk of sociaal milieu bepalend

 

Dominante cultuur en subcultuur

 

7.2 het socialisatieproces

Collectieve gedragspatronen: gedragingen door binnen een cultuur worden aangenomen (aangeleerde kenmerken)

 

Socialisatieproces: is het proces waardoor door middel van beinvloeding en aanpassing eorden normen en waarden van een cultuur overgedrafen aan een idividu.

 

Socialiserende instituties

Instellingen en organisaties warmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt

Primair                                                                                                               Secundair

Gezin                                                                                                                  School

                                                                                                                              Werk

                                                                                                                              Maatschappelijke groepen

                                                                                                                              Overheid

 

Sociale controle: de wijze waarop mensen andere mensen dwingen of stimuleren zich aan de genoemde normen te houden.

 

Formeel, informeel sancties

Formeel schrijf je op

Informeel schrijf je niet op

 

Internalisatie

7.3 cultuur en de massamedia

Media hebben een socialiserende functie en dragen bij aan de cultuuroverdracht.

Stereotype: gegeneraliseerd, versimpeld en vertekend beeld en mentaliteit van een groep

 

Gegeneraliseer: gealgemeniseerd

Vooroordeel: mening of houding die niet onvoldoende feiten of ervaringen is gebassed , vaak negatief.

 

Discriminatie: mensen anders behandelen op  grond van zijn gegevens die erop dat moment niet van belang zijn.

Ontzuiting, individualisering, multuculturalisering.

 

Individualisering is het proces waardoor mensen meer als indvidu in plaats van als groep in de samenleving komen te staan (bijvoorbeeld meer zelf keuzes maken)

 

Ontzuiting is het wegvallen van naast elkaar bestaande structuren in een samenleving die duidelijk getekend zijn door verschillende levensbeschouwelijke groepen binnen de samenleving.

 

Klassieke theorieen

 

Injectienaaldtheorie

(nu: stelselmatige beinvloeding door reclame en overheid)

 

 

Selectieve perceptie

-Selectieve keuze

-Selectieve waarneming of perceptie en interpretatie

-Referentiekader : het geheel van persoonlijke normen en waarden en kennis en ervaringen die samen je kijk op de werkelijkheid bepalen

 

-Selectief geheuhen

 

-Selectief geloven

Perceptie: waarnemen

Selectief: keuze

 

Moderne beinvoedingstheorieen

Cultivatie theorie (culturele en socialiserende betekenis)

-Televisiewerkelijkheid

-Zware kijker

 

Agendasettingtheorie

Bepaalt waar jij over praat, maar het verandert niet jou mening

-Weinig macht, want het verandert je mening niet

 

-Publieke agenda

 

-Politieke agenda

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.