Massamedia

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 6908 woorden
  • 21 juni 2012
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
9 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

1. Communicatie en massamedia

1.1 Communicatie

Communicatie kan bewust en onbewust plaatsvinden en beïnvloedt mensen. Bij communicatie spelen twee processen zich tegelijkertijd af: informatieoverdracht en beïnvloeden van de onderlinge relatie.

Informatie

De zender verstuurt de boodschap en de ontvanger ontvangt de boodschap. De boodschap is een hoeveelheid informatie zoals feiten, gedragingen, plannen, gedachten en gevoelens. Bij een reactie kan de ontvanger feedback geven. Communicatie is geslaagd als de ontvanger de boodschap ontvangt zoals deze bedoeld is.

Relatie

Communicatie beïnvloedt relaties tussen mensen en heeft vaak een doel (bepaalde resultaten of gewenste sociale verhoudingen).

Communicatie: een proces waarbij de zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een ontvanger en waarbij mensen de relaties die zij met elkaar hebben vorm en inhoud geven.

Het communicatieproces

Het proces bestaat uit 5 basiselementen: wie, wat, hoe, tegen wie, welk effect.

Zender: persoon of een groep waartegen je praat.

Boodschap: Een hoeveelheid gedachten die de zender naar de boodschapper stuurt. Vaak bestaat informatie uit meerdere elementen(tekst+afbeelding)  meerledige boodschap.

Middel: Boodschappen worden altijd overgebracht via een medium. Dit kan een technisch hulpmiddel zijn(webcam, tv, mobiel) maar ook met lichaamsdelen (non-verbale communicatie).

Boodschappen worden altijd in een bepaalde vorm verpakt. Dit heet encoderen: het omzetten van gedachten naar tekens of andere waarneembare uitingen.

Ontvanger: Boodschappen worden vrijwel nooit objectief of ongewijzigd overgenomen.

Decoderen: het uitpakken van de boodschap door de ontvanger, het terugvertalen van de boodschap naar de veronderstelde betekenis. De ontvanger vertaalt en interpreteert de betekenis.

Effect: De zender stuurt de boodschap bewust of onbewust met een bepaalde intentie. De ontvangen informatie beïnvloedt het gedrag, de ideeen en de opvattingen van de ontvanger, het communicatie-effect. De ontvanger geeft een reactie op de zender, de Feedback. De zender kan daar weer op reageren.

Communicatiestoornissen

Hoe de boodschap aankomt hangt af van je referentiekader: geheel van persoonlijke waarden, normen, standpunten, kennis en ervaring.

Deze referentiekaders kunnen ruis veroorzaken, het verstoren of misvormen van het communicatieproces. Als de boodschap anders geïnterpreteerd wordt dan bedoeld is dit een communicatiestoornis.

1.2 Soorten communicatie

Directe tegenover indirecte communicatie

Direct = persoonlijk contact tussen personen.

Indirecte communicatie = met een technisch hulpmiddel communiceren.

Eenzijdige tegenover meerzijdige communicatie

Eenzijdige communicatie = eenrichtingsverkeer (films, radio, tv)

Meerzijdige communicatie = een gesprek met afwisselend zender en ontvanger

Verbale tegenover non-verbale communicatie

Verbale communicatie = als er gesproken of geschreven wordt.

Non-verbale communicatie = communicatie zonder woorden (symboliek, gebaren, lichaamstaal)

Interpersoonlijke communicatie tegenover massacommunicatie

Interpersoonlijke communicatie = directe communicatie met vaak feedback

Massacommunicatie = eenzijdige communicatie gericht op een groot en/of onbekend publiek. Er is nauwelijks feedback en zender en ontvanger kunnen niet zomaar elkaars rol overnemen.

Massacommunicatie

- openbaarheid van de boodschap

De informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk

De relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk

Er is sprake van heterogeen en onbekend publiek

De communicatie is vaak eenzijdig

Er is geen directe feedback

De ontvanger bepaald hoe hij een medium gebruikt.

Door technologische ontwikkeling is er vaker interactiviteit mogelijk. Lezers en luisteraars kunnen tegenwoordig reageren door middel van sms en e-mail aan tv –en radioprogramma’s.

Op internet kan iedereen zowel zender als ontvanger zijn. Op internet vindt zowel eenzijdige massacommunicatie als interactieve communicatie plaats.

Massamedia

Massamedia speelt een grote rol in het dagelijks leven. Massamedia verwijst naar dragers van openbare boodschappen (radio, tv, internet).

Amusement. Een groot deel van de massamedia bestaat hieruit, wil mensen vermaken.

Nieuws. Informatie verstrekken vooral tv en kranten. Op internet tegenwoordig ook.

Reclame. Mensen wijzen op goede aanbiedingen en naamsbekendheid vergroten.

Meningsvorming. Talkshows, documentaires en discussies.

Kunst of cultuur. Toneelstukken, opera, concerten.

Educatie en onderwijs. Teleac en schooltelevisie.

2. Het medialandschap

2.1 Soorten massamedia

Hoofdindeling

Gedrukte massamedia (papier) en audiovisuele massamedia (geluid en bewegende beelden). Veel kranten en televisiezenders hebben tegenwoordig ook een internetversie. Internet wordt het digitaal massamedium genoemd omdat de informatie digitaal wordt opgeslagen.

Overeenkomsten en verschillen

Interactiviteit: groter op internet dan op tv.

Populariteit: Internet trekt meer mensen dan tv en radio

Bedrijfsvoering:

- Vrije ondernemingsgewijze productie: marktgericht, doel om te blijven bestaan en winst te maken

( kranten en tijdschriften)

- Ideële grondslag: niet gericht op het maken van nieuws. Vallen binnen een wettelijk kader gecreëerd door de overheid. Ze krijgen subsidie en mogen dus geen winst nastreven.

(Radio en tv die niet commercieel werkt).

Bij internet is de mix tussen zoekprogramma’s (zonder winst) en commerciële sites nog groter. Niet-commerciële internetsites willen vooral een breed publiek bereiken of zijn goede doelen/sportverenigingen.

2.2 De pers

Dagbladen (kranten)

- nieuwsfeiten met achtergrond informatie

- praktische gegevens zoals radio- en tv-programma en beursnoteringen

- hoge actualiteitswaarde (wordt meteen gelezen)  matige kwaliteit papier

- paginaopmaak bepaald het beeld dat de krant wil overbrengen

- Inhoudelijke verschillen hebben vooral te maken met de identiteit (geloof, politieke voorkeur)

- Tegenwoordig hebben veel kranten extra katernen als aanvulling op de basiskrant d.m.v. diverse bijlagen (lifestyle, economie, kunst, wetenschap, onderwijs, reizen en media)

Regionale en landelijke kranten

Regionale dagbladen = veel regio over de eigen regio, stad of dorp.

Landelijke kranten = ‘belangrijk’ nieuws uit heel het land. Deze kranten werken meestal samen in een redactioneel samenwerkingsverband (onderdeel landelijke uitgeverij).

Ochtend- en avondkranten

Gratis kranten en abonnementskranten

Abonnementskranten = minder sensationeel. Hoeven niet te concurreren omdat veel mensen de krant standaard voor een bepaalde periode lezen.

Gratis krant = inkomsten uit advertenties(veel advertenties), erg sensationeel, veel kleur.

Algemene kranten en richtingkranten

Algemene kranten zijn niet gebonden aan een levensbeschouwelijke richting. Richtingskranten moeten dit wel, maar door de ontkerkelijking is het moeilijk om voort te bestaan.

Linkse en rechtse kranten

Linkse kranten = maatschappelijke gelijkheid en steunen organisaties voor gelijkheid

Rechtse kranten = behoudend, steunen het gezag en hechten waarde aan tradities.

Populaire kranten en kwaliteitskranten

Populaire kranten richten zich op het grote publiek. Massakranten.

Kwaliteitskranten worden gelezen door het opgeleide deel van de Nederlanders. Kaderkranten.

Tijdschriften

- hoge kwaliteit papier want moet langer dan een dag mee kunnen gaan

- verdwijnen eens per week of eens per maandag

Jongerenbladen

Jongeren zijn een aparte doelgroep. Veel jeugdbladen verschijnen maandelijks of wekelijks.

Familieweekbladen

Traditionele vrouwenbladen (actuele trends, seks en relaties) worden tegenwoordig ook gelezen door mannen.

Lifestylebladen

Glossymagazine, richt zich op de moderne man of vrouw

Roddelbladen

Schrijven veel over het leven van bekende Nederlanders. Veel smaad en leugens.

Special-interestbladen

Gaan over één specifiek onderwerp (kampioen, Fiscaal advies)

Vakbladen

Bedoeld voor een bepaalde groep (Psychologie Magazine, Historisch Nieuwsblad)

Omroepweekbladen

Veel publieke omroepen hebben een eigen tijdschrift met overzicht van televisie- en radioprogramma’s.

Opiniebladen

Geven achtergrond informatie bij politieke, economische, culturele en socialekwesties zodat de lezer een eigen mening kan vormen.

2.3 De omroepen

Nederland heeft een duaal omroepstelsel, met publieke omroepen en commerciële zenders.

Publieke omroepen worden gefinancierd door advertentie-inkomsten.

Publieke omroepen

Het publieke omroepstelsel heeft een wettelijke basis in de mediawet en valt onder verantwoording van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

- Omroepen met leden

- Omroepen zonder leden

* geestelijke grondslag, hierom ontvangen ze zendtijd.

* educatieve omroepen. De programma’s zijn onafhankelijk van religie, ideologie en levensbeschouwing.

- Speciale omroepen zonder leden

* NOS. Programma met een algemeen dienstverlenend karakter. Actuele nationale en internationale gebeurtenissen. Speciale verantwoordelijkheid bij gebeurtenissen rondom koningshuis.

* NPS. Programma’s over talloze minderheden, jeugdprogramma’s en programma’s met achtergrondinformatie en beschouwingen over politieke en maatschappelijke problemen.

* De Ster (Stichting Ether Reclame) houdt zich bezig met de exploitatie van reclame. Zelfstandige organisatie in het omroepbestel door strikte scheiding tussen programma’s en reclame.

Commerciële zenders

- zo veel mogelijk reclamezendtijd verkopen

- hoe meer kijkers, hoe hoger de reclametarieven

- Kijkcijfers zijn belangrijk, niet de inhoud van de programma’s

- worden gecontroleerd op sluikreclame en een maximale zendtijd voor reclame

* RTL Nederland.

Commerciele Nederlandse tv-zenders.

* SBS-groep. SBS 6, NET 5 en Veronica.

* MTV Networks. Marktleider op gebied van muziek- en jongerenzenders.

3 Functies van de massamedia

3.1 Functies van het individu

- informatieve functie

Informatie

Educatie

Hulp bij het vormen van een mening

- Sociale functie

Meepraten met anderen

Eenzaamheid verdrijven

Gezelligheid

- Recreatieve functie

Afleiding

Ontspanning

Tijdverdrijf

Zinvolle tijdsbesteding

Beleven van spanning, sensatie en romantiek

3.2 Functies voor de samenleving

De media is voor belang voor de samenleving in het geheel.

- Informerende functie

* Educatieve functie (schooltelevisie, Teleac, natuurdocumentaires)

* Politiek en maatschappelijk gebied (politieoptreden, filebestrijding, wachtlijst gezondheidszorg)

- Socialiserende functie

Ieder massamedium is een socialiserend instituut. Socialisatie is het proces waarbij iemand anderen de waarden, normen en cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Dit proces vindt plaats vanaf de geboorte door ouders, vrienden, school en werk, socialiserende instituties. Ook de media heeft een bijdrage aan de socialisatie. Ze laten niet alleen de eigen cultuur zien maar ook de subcultuur, en aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag.

- Amuserende functie

Sinds de jaren ’50 is de vrije tijd toegenomen. Er is een bedrijfstak die zich bezighoudt met recreatie en ontspanning, de vrijetijdsindustrie. (kamperen, reizen, uitgaan, Soaps, talentenjacht)

- Bindende functie

De media heeft een bindende functie, ook wel sociale cohesie genoemd. Een voorbeeld hiervan is dat kijkers zich identificeren met personen uit bepaalde programma’s. Rond de personen ontstaan fans, en populariteit wordt vaak bepaald door media als tv en internet.

- Politiek informatieve functie

Kern van de functie is dat iedereen kan meepraten over politiek beleid en politieke problemen.

Burgers zijn politieke actoren en door actief te participeren kunnen ze een bijdrage leveren aan de politiek.

* Spreekbuisfunctie

Massamedia vormen voor politici een belangrijke bron van informatie over kwesties, meningen en standpunten. De media is een platform voor belangengroepen, deskundigen en anderen. Media zetten vaak zaken op de politieke agenda en politici gebruiken de media om zaken naar buiten te brengen.

* Agendafunctie

Journalisten kunnen misstanden aan de kaak stellen en ze zo op de politieke agenda zette.

* Opiniërende functie

De media spelen een grote rol bij het vormen van de publieke opinie, de mening van de meeste burgers over een bepaalde kwestie. Het is de taak van de media om van zaken waar nog geen publieke opinie over bestaat de voor- en tegenstanders tegenover elkaar te zetten zodat de kijker een mening kan vormen. Op TV is dit te zien in praatprogramma’s/discussieprogramma’s, op internet in chatsites en forums.

* Commentaarfunctie

Het recht op vrijheid van meningsuiting is een fundamentele waarde. Veel kranten geven dagelijks redactioneel commentaar en in kranten kunnen lezers vaak zelf een mening insturen. Op internet geven mensen hun commentaar op weblogs en op tv zijn vaak columnisten te zien.

* Controlefunctie

Het parlement heeft de taak de ministers te controleren. Ook de media controleren ministers, bedrijven en organisaties. Dit is ook wel de waakhondfunctie. Wanneer de media de handelswijze van een minister bekritiseert, leidt dit vaak tot kamervragen.

3.3 Kanttekeningen bij het functioneren van de media

Verschraling

Amusement trekt veel kijkers. Het proces waarbij amusement andere functies, zoals informatie, verdringt, noemen we verschraling. Dit wordt ook wel vertrossing genoemd, omdat de Tros amusement als eerste centraal stelde.

Minder kwaliteit

Media richt zich vooral op de grootste doelgroep, waardoor programma’s voor kleine doelgroepen verdwijnen. (moeilijke programma’s en programma’s over wetenschap en milieu) Ook programma’s gemaakt voor en door mensen uit etnische subculturen verdwijnen of verschuiven naar onaantrekkelijke tijden.

Integratie informatie en amusement

Politici doen in verkiezingstijd vaak mee aan spelletjesprogramma’s. Hier bereiken ze meer mensen dan in discussieprogramma’s. Dit gebeurd ook in Soaps, door bijvoorbeeld een anorexiapatient hulp te laten zoeken is de kans groot dat kijkers dit ook doen. Deze mix van informatie en amusement wordt infotainment genoemd. Het geven van informatie door amusementprogramma’s wordt ook wel entertainment-education genoemd.

Hypes en Frames

Door grote concurrentie storten journalisten zich vaak massaal op hetzelfde onderwerp. Zo ontstaat er een mediahype, nieuws dat zichzelf verstrekt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen.

De media spelen in deze situaties vaak een aanjagende rol, ze nemen elkaars informatie over. Dit heet ook wel het papagaaiencircuit.

Ook nemen de mediaframes toe: berichtgeving over een onderwerp, steeds vanuit hetzelfde perspectief. Zo ontstaat er een ‘verkeerd’ beeld dat zich steeds bevestigd. (Islam en criminaliteit)

Medialogica

Medialogica is waarin de manier van politiek bedrijven gestuurd wordt door de media. Media geven niet alleen informatie en commentaar, maar bepalen vaak de grenzen van het politieke en publieke debat. Ze fungeren in de driehoek (publiek-politiek-media) als decorbouwers.

Bij medialogica gaat het niet om inhoud, achtergrond en feiten maar vooral om emotie, schandalen en personalisering.

Medialogica heeft dus enkele knelpunten: hoge entertainmentswaarde, mediahypes en klein beeld van de werkelijkheid.

4 Massamedia en technologische ontwikkelingen

4.1 Technologische ontwikkelingen

De maatschappelijke context

Technologische ontwikkelingen vinden altijd plaats in een maatschappelijke context.

De krant: de uitvinding van de industriële drukpers zorgde dat kranten goedkoper gedrukt konden worden en ze voor een massapubliek geproduceerd werden. Deze ontwikkeling vond plaats in een tijd van toenemende democratie, waarbij de bevolking geïnteresseerd raakte in het nieuws over politieke discussies. Zonder deze behoefte was de ontwikkeling niet lonend geweest.

De televisie: de toenemende vrije tijd zorgde voor een toename van de behoefte aan amusement. Door de welvaart werd het aantrekkelijk een televisie te kopen.

De 3 ontwikkelingen rondom digitalisering

1. De technologische mogelijkheden, opkomst digitale techniek

2. Economische groei en internationalisering

3. Groeiende behoefte aan informatie

De ontwikkelingen versterken elkaar.

(Internationalisering - behoefte aan informatie - technologische ontwikkelingen)

4.2 Opkomst digitale techniek en nieuwe media

We spreken van nieuwe media als wordt voldaan aan 3 kenmerken:

- de informatie wordt digitaal opgeslagen

- interactieve mogelijkheden

- netwerken om informatie te verplaatsen

Digitalisering

Door digitalisering kunnen we dingen opslaan. Dankzij de toename van capaciteit van geheugenchips kunnen we veel informatie opslaan. Hier kunnen veel mensen gebruik van maken. Ook vergroot digitalisering de keuzevrijheid, men kan zelf bepalen wat ze willen lezen of zien.

Interactieve mogelijkheden

Media zijn interactief wanneer de ontvanger kan reageren. Door digitalisering verdwijnt het onderscheid tussen oude en nieuwe media, omdat tegenwoordig ook op tv en in kranten gereageerd kan worden. Ook hebben veel kranten en tv-zenders een eigen website. Digitale televisie en kranten bieden meer interactieve mogelijkheden (achtergrondinformatie, gespecialiseerde kanalen).

Netwerken

Als je goed wil communiceren, moet je dezelfde taal spreken. Er is tegenwoordig een wereldwijd netwerk waar iedereen op kan rondsurfen. Dit netwerk is de digitale snelweg.

Convergentie

Internet wordt ook wel een content-platform genoemd, een plaats waar je gebruik kunt maken van verschillende soorten media-inhoud: literatuur, films, nieuws, muziek, discussies enz.

Een communicatiewetenschapper definieert de nieuwe media als het samengaan (convergeren) van massamedia (content ofwel inhoud), communicatienetwerken en computertechnologie.

Internet heeft zeer uiteenlopende media-uitingen, toegankelijkheid omdat de communicatienetwerken iedereen verbinden en de digitale techniek die zorgt dat alles via 1 apparaat kan gebeuren.

4.3 Economische groei en internationalisering

Economische groei

Door economische groei is er een hoge welvaart in de westerse wereld. Er zijn veel consumptiegoederen. De vrijetijdsindustrie is flink toegenomen (reisorganisaties, attractieparken en mediabedrijven). Ook worden er steeds meer media-apparaten gekocht, zoals computers en mobiele telefoons.

Globalisering

Sinds de jaren ’60 is een wereldwijde herverdeling van arbeid. Dit hangt samen met de globalisering. De industriële bedrijven zijn vooral naar de lageloonlanden verplaatst, terwijl commerciële dienstverlening en hoogwaardige technologie in de Westerse wereld en het Verre Oosten zit. Door de internationalisering van de arbeidsmarkt is de wereldhandel, en daarmee de economische groei, toegenomen.

De aarde is plat

De globalisering van de wereldeconomie is nog lang niet voltooid. De mogelijkheden voor globalisering zijn groter door technologische ontwikkelingen. Veel software en computers zijn de afgelopen jaren goedkoper geworden. Door programma’s waar allerlei soorten werk in delen konden worden verstuurd werd de digitale outsourcing makkelijker, het uitbesteden van werkzaamheden.

4.4 Groeiende behoefte aan informatie

Er komt een einde aan de industriële samenleving en er ontstaat een informatiemaatschappij, een samenleving waar communicatie en informatieoverdracht de basis van de meeste economische activiteiten vormen.

De informatiesector is de belangrijkste motor van de economie geworden, want steeds meer mensen houden zich tegenwoordig bezig met communicatie en het verwerken, selecteren en doorgeven van informatie. Veel diensten richten zich op het overbrengen van informatie, waardoor informatie ook een soort product is geworden.

Kenmerken van de informatiemaatschappij

- enorme, constante stroom van informatie. Deze hoeveelheid informatie gaat ook erg snel.

- niet gebonden aan een bepaalde plaats

- de informatiemaatschappij is steeds in verandering. Nieuwe technieken en toepassingen volgen elkaar op.

- Informatienetwerken. (bedrijven raadplegen facebook bij sollicitatieprocedure)

- niet gebonden aan een fysieke drager. De informatie kan gekopieerd worden zonder aan kwaliteit te verliezen en het is moeilijker te controleren.

4.5 Gevolgen voor de media

Sociaal-culturele gevolgen

- Diversificatie van het media-aanbod.

De consument kan kiezen uit veel verschillende media.

- Informalisering van de samenleving.

De verhouding tussen mensen is minder formeel en de verhouding tussen zakelijk en privé is minder strikt.

- De grens tussen massacommunicatie en persoonlijke communicatie vervaagt.

Het onderscheid tussen bekend en onbekend publiek vervaagd, omdat computers je surfgedrag bijhouden.

- Intensivering van de beleving en ervaringen met media.

Vooral commerciële radio en tv voldoen aan spectaculaire programma’s en emotie-tv. Hierdoor huilt men mee met de hoofdpersoon.

- Internationalisering van het media-aanbod.

Door nieuws en tv komen we makkelijk in contact met andere culturen. De dominante Amerikaanse tv zorgt dat overal Amerikaanse series en nieuws te zien is. Deze veramerikanisering wordt ook wel het cultuurimperialisme genoemd, het geleidelijk opdringen van de eigen cultuur aan andere landen of volken.

- Ontstaan van een globale cultuur.

Internationale of globale contacten zijn op internet steeds gewoner. Door de vele filmpjes en artikelen ontstaat er een globale cultuur, los van een nationale dominante cultuur.

Sociaaleconomische gevolgen

- internationale concurrentie leidt tot het verdwijnen van staatsmonopolies.

- Internationalisering kan leiden tot oligopolistische en monopolistische bedrijven.

- het ontstaan van multinationals.

- Monopolies vormen een gevaar voor vrijheid van informatievoorziening.

- tweedeling in de samenleving. Een groep mensen die kan omgaan met de nieuwe media (jongeren) en een groep mensen die de ontwikkelingen niet kunnen volgen.(bejaarden)

Politiek-juridische gevolgen

- meer mogelijkheden voor burgers om informatie te winnen over politiek/overheid.

- zowel positieve als negatieve gevolgen voor de privacy. Je hoeft niet steeds je adres in te vullen, maar informatie kan ook in verkeerde handen vallen.

- Op internet zijn overtreders ongrijpbaar. Informatie kan anoniem geplaatst worden en de meeste informatie is vrij toegankelijk.

- De overheid geeft de nieuwe media geen commerciële steun.

5 Wat doet de overheid

5.1 Uitgangspunten van het mediabeleid

Het mediabeleid heeft 3 uitgangspunten:

- Vrijheid van meningsuiting

- Democratie

- Pluriformiteit

Vrijheid van meningsuiting

- Nederlandse grondwet: vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers.

- EVRM: vrijheid informatie te vergaren en door te geven

- Relatie tussen de overheid en burgers. (burgers onderling kunnen regels aanpassen)

Beperkingen:

Censuur = de overheid oefent controle uit op de informatievoorziening. (dictatuur)

Onvolledige informatie en geen kritiek op de overheid

In Nederland heeft de vrijheid van meningsuiting grenzen. Discriminatie en aanzetten tot haat verboden. Nederland richt zich vooral tegen het plegen van strafbare feiten en het aanzetten tot leugens en haat, en minder tegen obsceniteit en schending van goede smaak.

Door iemand openlijk te beledigen/beschuldigen kun je voor de rechter komen.

- rectificatie

- verdere verkoop verbieden

- publicatieverbod (gevaar veiligheid, porno)

Democratie

Het recht op informatieverstrekking is in onze democratie erg belangrijk.

1980 – WOB (wet openbaarheid bestuur). Deze verplicht de overheid tot informatie geven.

Ook kunnen journalisten informatie opvragen. (opiniërend + waakhond).

Door de wet kan de pers beter commentaar leveren.

Pluriformiteit

Pluriformiteit = verscheidenheid aan kranten, tijdschriften, omroepen en websites.

Belangrijk in democratie: burgers informatie vergelijken van verschillende media.

- monopolies verboden (= het alleenrecht), + 30% bevolking voorzien van informatie.

Principe van de vrije markt

- belangrijk voor de houding van de overheid t.o.v. media.

- iedereen mag een ‘medium’ beginnen

- omroepen moeten voldoen aan een aantal voorwaarden voor een uitzendvergunning

- niet iedereen heeft gelijke toegang tot de media = sociale ongelijkheid

5.2 Overheidsbemoeienis met de media

Publieke en commerciële omroepen

1930: voorwaarden voor zendmachtiging in Omroepwet

1988: Omroepwet vervangen door Mediawet, geldt ook voor commerciële zenders

Netprofilering

- samenwerking tussen televisienetten

- Kijkers publieke omroepen daalde door de commerciële omroepen

- Mediaraad (=toezicht publieke omroepen) besloot tot profilering.

* Nederland 1 – breed toegankelijke programma’s

* Nederland 2 – verdiepende programma’s

* Nederland 3 – gericht op jonge kijkers

Doel: kwalitatief aanbod dat kan concurreren met commerciële zenders

De mediawet

- kwalitatief hoogstaande programma’s garanderen met voldoende pluriformiteit

- NOS coördineert programmering + zendtijd publieke zenders

* Publieke omroep moet een eigen identiteit hebben

* Beginnende publieke omroep: 50.000 betalende leden.

Volledige uitzendvergunning: 300.000 leden

* Erkende omroepen krijgen een financiële bijdrage van de overheid

*Publieke zenders moeten een volledig programma aanbieden(kunst, nieuws, amusement)

* 12 minuten reclame in een uur, 6.5% van de zendtijd reclame (publiek)

* Commerciele zenders: 15% reclame, programma’s onderbreken met reclame, geen sluikreclame.

* Sponsoring is bij zowel publieke als commerciële omroepen toegestaan.

Commissariaat voor de Media

- zelfstandig bestuursorgaan

- bevindt zich tussen de overheid en publieke omroepen/commerciële zenders

- Toetst of de mediawet wordt opgevolgd (toezicht reclame+sponsorregels)

- Overtreding mediawet - boete

De pers

1974: Bedrijfsfonds voor de pers. Adviescollege - zelfstandig bestuursorgaan

Verscheidenheid van de pers in stand houden

Media kunnen in geval van nood een beroep doen op financiële bijdrage (STER-opbrengst)

Critici vinden dat het Bedrijfsfonds het vrijemarktprincipe aantast en leidt tot concurrentievervalsing.

Nieuwe media

Internetproviders en aanbieders van nieuws/informatie zijn in handen van vrije ondernemers. De overheid bemoeit zich hier beperkt mee: gelijke publieke toegang van de media.

Om internet voor iedereen bereikbaar te maken treft de overheid maatregelen

* Scholen krijgen geld om computers te kopen

* Informatiekunde is een verplicht vak

* Ambtenaren en leraren hebben bijscholing gekregen voor het halen van een digitaal rijbewijs.

* Werknemers konden via een bruto-nettoregeling een computer aanschaffen (toestemming belastingdienst)

* Kennisnet werd geïntroduceerd. (Deel van internet gericht op school/onderwijs).

5.3 Discussies over het omroepbestel

Standpunten politieke partijen

Liberalen

- tegen subsidiering van de overheid (overheid moet ruimte geven aan nieuwe initiatieven)

- vrije concurrentie staat garant voor goede afstemming van het product op de kijkers

- digitale revolutie biedt veel mogelijkheden voor het bedrijfsleven

- duaal omroepstelsel voor publieke en commerciële omroepen, met minder subsidie voor publieke.

Socialisten

- regulerend optreden van de overheid (kwaliteitscontrole, bewaking pluriformiteit)

- zonder regulering weinig kans voor minderheidsstandpunten en krijgt commercialisering te veel ruimte.

- computertechnologie moet de overheid voor iedereen toegankelijk maken

- voortzetting duale omroepstelsel met nadruk

- ruime subsidiering publieke omroepen noodzakelijk zodat ze niet afhankelijk worden van reclame

Christendemocraten

- regulerende overheid met eigen verantwoordelijkheid van de media

- duaal omroepstelsel met sterke publieke omroep

- zit tussen liberaal en socialist

Belangengroepen

- publieke omroepen willen pluriformiteit behouden. Commercialisering = oppervlakkig.

- Commerciële zenders vinden dat kijkers zelf moeten bepalen wat ze kijken. Programma’s met de meeste kijkers trekken de meeste adverteerders.

- Bedrijfsleven vindt dat commercialisering de keuzemogelijkheden vergroot. Door sponsering kunnen bedrijven betrokken raken bij de media en aandacht vragen voor producten.

- Mediaconsumenten willen minder reclame

- De overheid wil dat het omroepbestel bijdraagt aan de ontwikkeling.

Andere argumenten

- Door individualisering en ontzuiling hebben publieke omroepen geen achterban meer.

- De overheid treedt terug in de maatschappij. De mediamarkt kan ook geliberaliseerd worden.

- Omroepen richten zich op het grote publiek. Kleine doelgroepen minder aandacht, subsidie kan dit verhelpen.

- Door dubbele financiering van publieke omroepen(reclame+subsidie) oneerlijke concurrentie.

- Groeiend consumentisme. De kijkers willen meer amusement.

- Onbegrensd media-aanbod door nieuwe ontwikkelingen. Voldoende pluriformiteit.

- Door vergaande samenwerking publieke omroepen is de identiteit verdwenen.

- Maatschappelijke functies van publieke omroepen in gevaar door vraag naar amusement.

Commercieel, duaal of staatsomroep

Land zonder publieke omroep: commercieel bestel.

Financiering bij de overheid: staatsomroep. (vaak censuur/dictatuur)

Vrijheid van de staatsomroep ligt aan de politieke verhoudingen. In democratische rechtsstaten bemoeit de overheid zich nauwelijks met de omroep. Hierdoor bepalen de omroepen zelf het programma. In dictaturen bepaald de dictator de programmering.

De meeste landen hebben net als Nederland een duaal bestel.

6 Massamedia en commercie

6.1 Hoe komen de media aan hun geld?

Financiële middelen van de pers

Kranten verdienen aan abonnementen, vrije verkoop en advertenties.

Bijlagen moeten zorgen voor meer lezers en meer advertenties.

Botsende belangen

- krantenredacties willen onafhankelijke berichtgeving en een goed product.

- Aandeelhouders + directie willen winst (marktaandeel, efficiëntie en effectiviteit)

Om problemen hiertussen te voorkomen hebben kranten een redactiestatuut. (= taken en bevoegdheden van redactie en directie). Zo wordt de onafhankelijkheid gewaarborgd.

Financiële middelen radio en televisie

Publieke omroepen hebben inkomsten uit:

- omroepgelden (rijksbijdrage en een deel van de Ster-gelden)

- lidmaatschapsgelden

- inkomsten uit het programmablad

- sponsoring van de programma’s

- merchandising

Commerciële zenders hebben inkomsten uit:

- Reclame

- sponsorgelden

- Sinds kost ook programmabladen, maar deze inkomsten zijn niet groot

6.2 Commerciële ontwikkelingen

Meer concurrentie

- meer concurrentie in het totale media-aanbod (tv, radio, internet)

- toenemende concurrentie binnen een mediumsoort

* Kranten proberen er mooier uit te zien en lezers te trekken door websites

* Op TV worden goede presentatoren weggekaapt bij andere zenders

* Op internet proberen bedrijven hun sites bovenaan geplaatst te krijgen bij zoekmachines

* Grote concurrentie op de advertentiemarkt

Gevolgen van toegenomen concurrentie

- alle mediabedrijven jagen op een winstgevend deel van de informatiemarkt

- neerwaartse oplagespiraal: mensen ontslaan – minder kwaliteit – oplage daalt verder

* Grotere commercialisering

* Stijging aantal producten

* Persconcentratie bij dagbladen

* Marktsegmentering bij tijdschriften

* Doelgroepenmedia en netprofilering bij tv-zenders

* Mediaconcentratie door ontstaan van mediagiganten

Grotere commercialisering

- veel lezers, kijkers en adverteerders

- kwaliteit is minder belangrijk, het hoofddoel is winst

- minder moeilijke programma’s, meer amusement en reclame

- minder aandacht voor de kleine doelgroepen

Persconcentratie

- Zelfstandige hoofdredacties van kranten en uitgevers zijn teruggelopen

- Uitgevers geven tegenwoordig meer dan een krant uit

- Gevaar voor monopolievorming (= wanneer concern (bijna) volledige markt in handen heeft)

Hierdoor neemt de kwaliteit af en is er minder pluriformiteit.

Soorten persconcentratie

* Redactionele concentratie: redacties van kranten werken voor verschillende kranten

* Publieksconcentratie: het publiek verdeeld zich eenzijdig over de dagbladen

* Aanbiederconcentratie: de uitgever van dagbladen geeft meer kranten uit

Marktsegmentering bij de tijdschriften

- uitgevers doen er alles aan om een segment of doelgroep te beheersen

- veel kleine markten met gespecialiseerde informatie (economie, juridisch, kunst)

- door deze verfijning is het aantal tijdschriften gegroeid

- actief zijn op meerdere markten: spreiden van economisch risico.

- redactiecapaciteit bundelen. Een eigen redactie behouden kan ook.

Doelgroepenmedia en netprofilering

- programma’s met veel kijkers zijn aantrekkelijk voor de adverteerders

- commerciële omroepen stellen zenders en programma’s af op bepaalde doelgroepen

- publieke omroepen zijn voor inkomsten afhankelijk van reclamezendtijd door de Ster

- Publieke omroepen steeds commerciëler, netprofilering zorgt voor duidelijke doelgroepen

Mediaconcentratie

- mediabedrijven breiden activiteiten uit om concurrentie tegen te gaan

- samenwerkingsverbanden tussen exploitanten en informatieaanbieders (mediaconcentratie)

- internationale samenwerkingsverbanden

- Internationale multimediabedrijven kopen kleine nationale bedrijven - mediagiganten

- eenzijdige berichtgeving

- informatie wordt minder betrouwbaar

Mededingingswet

Mediaconcentratie is op te splitsen in diagonale concentratie, horizontale concentratie en verticale concentratie.

Diagonale concentratie: omvat verschillende producten (tv, film dagblad)

Horizontale concentratie: omvat hetzelfde product (een bedrijf geeft meerdere kranten uit)

Verticale concentratie: omvat een hele bedrijfskolom.

Pers- en mediaconcentraties zijn slecht voor de concurrentie en de consument.

- kwaliteitsverlies

- prijsopdrijving

Overheid probeert de consument hiertegen te beschermen

Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) houdt toezicht op naleving van deze wet.

Kwaliteit

Pessimisten:

- gevaar voor pluriformiteit en kwaliteit van de media (reclame, onbetrouwbaar, oppervlakkig)

Optimisten

- concurrentie dwingt tot het maken van betere programma’s. Beter afgestemd op behoeften van de publiek, ook al bepaald de commerciële kant vaak de doelgroep.

7 Massamedia en cultuur

7.1 Cultuur

Normen: specifieke regels in een groep of samenleving waarmee men hun eigen gedrag en het gedrag van anderen beoordeelt.

Waarden: principes die mensen belangrijk vinden om na te streven

Ieder mens maakt deel uit van een cultuur met talloze waarden en normen. Wanneer mensen lang met elkaar omgaan, ontstaat deze cultuur: de leefwijze van een groep met alle normen en waarden en ander aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en die ze als vanzelfsprekend beschouwen.

Cultuur is een relatief begrip. Het verschilt per groep en per plaats.

Nature of nurture?

Cultuur is een product van het contact tussen de mens. Natuur is aangeboren. Vraag: is het menselijk karakter nature of nurture (nature-nurturedebat).

Nature-aanhangers: biologische en erfelijke factoren. Emoties en drift zijn erfelijk bepaald.

Nurture-aanhangers: Het sociaal milieu bepaald het verschil in gedrag en karakter bepaald. Gevoel en emotie is aangeleerd en afhankelijk van het sociale milieu.

Combinatie: drift is aangeleerd. Afhankelijk van o.a. het milieu houdt iemand zich in of slaat.

Dominante cultuur

Dominante cultuur: cultuurkenmerken gedragen door een overheersende groep die vaak invloed heeft op de politiek/economie.

Nederlandse politieke cultuur: vrijheid van meningsuiting en bereidheid tot compromis.

Nederlandse cultuur: economie, waardering voor ondernemersschap.

Nederlands sociaal-cultureel: tolerantie en gelijkwaardigheid.

Subculturen

Naast de dominante cultuur bestaan er subculturen: een groep die normen, waarden en kenmerken heeft die verschillen van de dominante cultuur.

Voorbeelden:

Religieuze subculturen: jehova’s, streng gereformeerden

Jongerenculturen: punkers, emo’s

Bedrijfsculturen: Ikea informele cultuur(persoonlijk), bank formele cultuur(zakelijk)

Etnische subculturen: contact met de dominante cultuur, assimileren vaak.

Tegenculturen: antiglobalisten, milieuactivisten. Verzetten zich tegen de dominante cultuur.

7.2 Functies van cultuur

Cultuur vormt een gedragsregulerend kader. Het geeft mogelijkheden en beperkingen.

1. Cultuur geeft betekenis aan ons gedrag. Hierdoor kunnen we beter met elkaar communiceren.

2. Cultuur bepaald of ons gedrag aanvaardbaar is. Liegen is onaanvaardbaar gedrag (normafwijkend, deviant). In sommige landen wordt liegen minder zwaar opgenomen.

3. Cultuur biedt mogelijkheid tot identificatie. Mensen zien zich als deel van een groep.

Drie dimensies

- Ideële dimensie

Binnen elke cultuur wisselen mensen voortdurend ideeen en opvattingen uit.

* Ideeen die te maken hebben met een visie op de mens en samenleving (politiek, milieu)

* Religieuze ideeen (godsdienst, spiritueel)

* Maatschappelijke waarden (eerlijkheid, tolerantie, hulpvaardig)

- Normerende dimensie

Tot deze dimensie behoren alle regels, zowel geschreven als ongeschreven. Hierin staan de normen en waarden die aangeven wat goed en slecht is en wat je hoort te doen en wat niet. Vaak tegenstrijdig.

- Materiele dimensie

Waarden en normen van een cultuur komen vaak tot uiting in materiele vormen, zoals huizen, bedrijven, vormgeving van het product, kleding, kleuren, reclame en kunst. Hieraan is te zien wat mensen mooi, aanvaardbaar en esthetisch vinden.

7.3 Socialisatie

Elke cultuur kent collectieve gedragspatronen. Deze komen tot uiting op feestdagen(koninginnendag, Bevrijdingsdag) maar ook bij verjaardagen, verkiezingen, vakantie en het aanspreken van mensen. Socialisatie is het overdragen van cultuurelementen vanaf de geboorte.

Socialiserende instituties

Institutie: instellingen en organisaties waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt.

* Gezin. Ouders hebben een grote invloed op het latere gedrag en de leefwereld van het kind. Het gezinsleven vormt een allesbepalend kader. De laatste jaren ligt de aandacht op de leefwereld van het kind zelf.

* School. Overdracht van discipline. (op tijd komen, omgaan met anderen, aanvaarden gezag, straf krijgen). Op school vinden vaak de eerste conflicten plaats.

* Werk. Het leveren van een prestatie, samenwerken, tegenslagen incasseren. Er worden beroepsmatige capaciteiten gevormd door kennis, ervaring en karaktereigenschappen.

* Maatschappelijke groeperingen. Verenigingen en geloofsrichting. Men wordt sterk beïnvloedt door de normen en waarden en streeft deze vaak na.

* Overheid. De overheid is gedragsregulerend n.a.v. de wet. Overtreden wet = strafvervolging. De overheid stimuleert participatie van burgers (elkaar steunen, werken, gezond leven).

* Media. Media zoals tv, internet, films en kranten beïnvloeden het gedrag van de mensen.

Sociale controle

Ieder mens heeft te maken met sociale controle: de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Hierdoor verloopt de socialisatie voor de meerderheid correct en gedragen mensen zich niet onmaatschappelijk.

Formele sociale controle is gebaseerd op geschreven regels. Informele sociale controle is gebaseerd op ongeschreven regels (beleefdheidsvormen).

Sociale controle vindt plaats vaak in de vorm van sancties.

Internalisatie

Internalisatie: mensen die de culturele waarden en normen zich eigen hebben gemaakt. Door Internalisatie vertoon je gedrag dat past binnen de groep.

Je persoonlijke identiteit wordt gevormd door sociale ervaringen die je opdoet in je leven. Dit is deels product van het socialisatieproces. Het behoren tot een bepaalde cultuur is belangrijk voor de identiteit ‘ ik ben timmerman’ / ‘ ik ben Surinamer’.

7.4 Cultuur in de massamedia

Voordelen en stereotypen

Stereotype: sterk gegeneraliseerd, versimpelt en vertekend beeld van het gedrag en de mentaliteit van een specifieke groep. (blond = dom, NL = gierig)

Vooroordeel: mening of houding die niet of onvoldoende op feiten of ervaringen is gebaseerd.

- gebruikt om de complexe samenleving te versimpelen

- afzetten tegen andere mensen/culturen

Stereotypen en vooroordelen leidden vaak tot discriminatie: mensen van een bepaalde groep anders behandelen op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.

Rol van de media

In achtergrondartikelen in kranten en in discussieprogramma’s worden vooroordelen/stereotypes ter discussie gesteld. De media is niet in staat deze vooroordelen te doorbreken, maar versterkt ze soms juist. (Marokkanen altijd in verband brengen met drugshandel en werkloosheid)

Subculturen in de media

De media hebben een rol bij het vormen van een dominante cultuur maar kunnen ook bijdragen aan de identiteit van kleine groepen. Ze moeten een evenwichtig beeld geven van de verschillende culturen. Veel subculturen hebben eigen tijdschriften/radiozenders.

Ontzuiling en individualisering

Cultuur is niet statisch maar dynamisch: constant in beweging. In de loop van de tijd veranderen normen/waarden en gewoontes. (abortus, euthanasie)

Lange tijd werd onze cultuur gekenmerkt door maatschappelijke zuilen. Dankzij de democratie zijn we gaan individualiseren. Meer vrijheid om tot een standpunt te komen. (ontzuiling)

Multiculturalisering

Nederland is een multiculturele samenleving: mensen met verschillende culturele achtergronden leven naast elkaar.

Mensen moeten een manier vinden om met elkaar om te gaan. Etnische subculturen moeten een deel van de dominante cultuur overnemen (taal, omgangsvormen). De dominante cultuur moet ruimte bieden. Vaak zijn diepgewortelde normen en waarden het probleem bij de omgang.

Etnische minderheden voelen zich vaak ondervertegenwoordigd in de massamedia. Etnische groepen richtten zich vaak op massamedia in het buitenland. Volgens het huidige mediabeleid is het noodzakelijk dat etnische groepen aandacht krijgen in de media.

8 Nieuws en beeldvorming

8.1 Selectieproces van het nieuws

Nieuwswaarde: hoe belangrijk is het nieuwsfeit?

De nieuwswaarde hangt af van de inhoud. Deze moet:

* Actueel met belangrijke personen

* Schokkend, verrassend, opvallend en onverwacht of afwijkend zijn

* Cultureel/geografisch dichtbij en interessant voor de doelgroep

* Beeldmateriaal

Hoe meer criteria, hoe belangrijker het bericht.

Informatiebronnen

- aanbieders van berichten, de informatiebronnen. Beoordelen of iets interessant genoeg is. Dit heeft te maken met selectieve waarneming (selectieve perceptie) waarbij het referentiekader meespeelt.

Personen of instellingen

Deze groep stuurt persberichten op eigen initiatief. Als er nieuwswaarde in zit kan de krant besluiten een reportage te maken.

Overheid

Voorlichters van politici en ministeries geven informatie door. De overheid heeft actieve informatieplicht, ze moeten op eigen initiatief belangrijke informatie bekend maken.

Correspondenten: Belangrijke gebeurtenissen bellen ze door naar de redactie

Freelance journalisten: schrijven over gespecialiseerde onderwerpen.

Persbureaus

* ANP (Algemeen Nederlands Persbureau). Deze maken een selectie uit buitenlandse berichten die door internationale persbureaus aangeleverd worden. Deze worden bewerkt en vertaald. De redacteuren mogen niet hun mening laten blijken omdat ze werken voor tijdschriften die van elkaar kunnen afwijken.

* GPD (Geassocieerde pers diensten), verzorgt nationale en internationale berichtgeving voor regionale bladen.

* Haags persbureau is gespecialiseerd in juridische en politieke verslaggeving.

* De grote internationale persbureaus hebben over de hele wereld verslaggevers in dienst. Belangrijk is de verkoopbaarheid van een artikel.

Persdiensten

Kranten kunnen tegen betaling gebruikmaken van persdiensten van andere kranten.

(volkskrant gebruikt regelmatig persdienst van de New York Times)

Beeldmateriaal

Goed en recent beeldmateriaal is belangrijk bij een presentatie van een nieuwsfeit. Foto’s worden gekocht bij een groot persbureau die over een eigen fotoservice beschikken.

Nieuws uit de derde wereld

De gevolgen van nieuws zijn duidelijk wat betreft de derde wereld. Er worden vrijwel alleen berichten van westerse persbureaus gebruikt. De berichten zijn gemaakt vanuit een westerse optiek: weinig aandacht voor ontwikkelingsproces, veel voor oorlogen en rampen. De berichtgeving in de ontwikkelingslanden loopt ook vaak via de westerse wereld, waardoor de bevolking een westers beeld van de problematiek krijgt.

8.2 Beeldvorming

Bewuste kleuring: invloed van de identiteit, manipulatie, indoctrinatie

Onbewuste kleuring: onmogelijkheid van objectiviteit, framing

Invloed van de identiteit

- streven naar een duidelijk herkenbare identiteit, onderscheiden zich van anderen

- eigen gezicht/ eigen kleur

Dit zie je aan:

* Keuze van de onderwerpen

* De volgorde van de berichten

* Presentatie

* Eigen commentaar

* Woordgebruik

* Gastschrijvers

Manipulatie

- als het streven naar volledigheid/betrouwbaarheid wordt losgelaten krijgt het publiek een vertekend beeld van de realiteit. Kans op manipulatie: het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten en indoctrinatie, het systematisch opdringen van opvattingen door meningen als feiten te presenteren.

Manipulatie vindt vaak plaats in dictaturen. Het gebruik van geweld en de werkelijke gang van zaken zijn verboden om uit te zenden en de bevolking krijgt eenzijdige informatie.

Objectiviteit

Objectiviteit is een belangrijk kwaliteitscriterium, omdat door onjuiste informatie een krant zijn geloofwaardigheid verliest. Objectiviteit is nooit helemaal mogelijk,

* Subjectief referentiekader.

* Hoor en wederhoor. Soms komen niet alle partijen aan bod.

* Gekleurde en eenzijdige informatie.

* Vermengen van feiten en meningen

* Mediaframe

9 Macht van de media

9.1 Injectienaaldtheorie en selectieve perceptie

Injectienaaldtheorie

Tijdens WO1 werd veel propaganda gevoerd. Ook in de Sovjet-Unie werd gebruik gemaakt van manipulatie en indoctrinatie. Alles werd rooskleuriger voorgesteld dan het echt was.

De theorie die ervan uitgaat dat ontvangers informatie klakkeloos overnemen wordt de injectienaaldtheorie genoemd. De wetenschappers dachten dat de media een injectienaald was die de informatie inspoot bij de bevolking. Weinig wetenschappers gaan er tegenwoordig nog van uit dat de invloed van de media zo groot is dat iedereen dezelfde reactie vertoont. De druppelsgewijze beïnvloeding wordt wel toegepast (reclame + overheid).

Theorie van de selectieve perceptie

De invloed van de media is beperkt, het actief heeft een actievere rol dan we denken. Er zijn een aantal factoren die tussen de ontvanger en het medium instaan. Deze werken als filters/selectiemechanisme/beperken de vrije toegang van informatie van zender naar ontvanger.

* Selectieve aandacht

- alleen datgene lezen dat bij je denkbeelden en belangstelling past. Bij de eerste selectie van informatie spelen factoren als leeftijd, werk, hobby’s, lifestyle en politieke voorkeur een rol.

* Selectieve perceptie en interpretatie

- mensen kunnen zaken niet blanco waarnemen. Bij waarnemen zie/hoor je dingen die zinvol voor je zijn (selectieve perceptie). Informatie willen we laten aansluiten bij ons referentiekader. We zijn geneigd de inhoud te vervormen zodat het klopt met wat we al dachten. Informatie nemen we dus nooit objectief waar.

* Selectief geheugen

- mediagebruiker is selectief bij onthouden van informatie. We onthouden maar een klein deel van alle informatie, en informatie die niet bij ons referentiekader aansluit vergeten we sneller.

* Selectief geloven

- Afhankelijk van het medium zal de gebruiker geloof hechten aan de berichtgeving. Hoe commerciëler het medium, hoe groter de kans dat commercie een rol speelt bij de keuze van het nieuws. Commerciële media wil niet alleen informatie verstrekken maar ook aandacht trekken. Daarom vertrouwen veel consumenten meer op publieke omroepen en journalen dan nieuwsprogramma’s van RTL.

9.2 Recente beinvloedingstheorieen

Er zijn veel theorieën over de beïnvloeding van de media. Er zijn wetenschappers die zeggen dat de media veel invloed heeft, wetenschappers die benadrukken dat de ontvangers de macht in handen hebben en er zijn wetenschappers die een middenpositie innemen.

Cultivatietheorie

- George Gerbner

- theorie over de culturele en socialiserende betekenis van televisie

- Televisie is de verhalenverteller van de moderne tijd, normen en waarden worden overgenomen.

- veel tv: beeld werkelijkheid en televisiewerkelijkheid door elkaar.

Kritiek: voor mensen beginnen met kijken(geweld) kan hun beeld al zijn aangepast.

Agendasettingtheorie

- McCombs and Shaw

- weinig invloed op gedrag, bepalen wel de gespreksonderwerpen

- onderwerp op agenda als media hier veel over spreekt(publieke agenda)

- media bepaald deels de politieke agenda

- mensen vinden iets belangrijk als de media erover bericht, beïnvloed niet per se denkbeeld

Kritiek: wetenschappers kunnen niet aantonen dat de media publieke+politieke agenda bepalen. Er is een sterk verband, maar het kan ook zo zijn dat de werkelijkheid de media bepaald.

Framingtheorie

- McCombs en Bell

- mediaframe, wijze waarop onderwerp wordt geïnterpreteerd en gepresenteerd in de media

- proces waarin mediaframe tot stand komt = framebuilding

- mediaframe dat het denken van mensen beinvloedt = framesetting

kritiek: ontbreken van overige factoren die kunnen beïnvloeden. Er is niet bekend wie gevoelig zijn voor frames en of er demografische verschillen zijn.

Theorie van de zwijgspiraal

- Elisabeth Noelle Neumann

- mensen willen een standpunt innemen maar zijn bang dat hun standpunt anders is dan de massa

- men zal zich conformeren over de heersende opvatting (vaak te zien in media)

- mensen met een andere mening dan overheersend zullen snel zwijgen

- weinig gehoor afwijkende mening - steeds meer overheersende mening

Kritiek: men gaat er vanuit dat men geen afwijkende mening wil, niet bewezen. Ook gaat ze er vanuit dat gebruikers weinig mogelijkheid hebben tot zelf selecteren van media.

‘Uses and gratifications’-benadering (nut en beloning)

- Berelson

- krant voorziet in informatie en andere behoeftes(rust, dagelijks ritueel, sociale prestige)

- mens is actieve, doelgerichte consument

Kritiek: te weinig onderzoek naar de beloning. Veel mensen passiever dan wordt gesuggereerd.

Media-afhankelijkheidstheorie

- Ball-Rokeach en DeFleur – ‘media system dependency’

- mensen hebben informatie nodig voor algemene doelen(begrip, ontspanning, kennis)

- alle vormen van informatie-uitwisseling heeft macht over informatiehulpbronnen

- Media hebben behoefte aan hulpbronnen(goedkeuring, aandacht, reclame-inkomsten)

- wederzijdse afhankelijkheidsrelatie met het mediasysteem. Kritiek: afhankelijkheid suggereert passiviteit en macht. Men maakt niet altijd doelbewuste keuzes.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Educatie en onderwijs. Teleac en schooltelevisie.

2. Het medialandschap

2.1 Soorten massamedia

Hoofdindeling

Gedrukte massamedia (papier) en audiovisuele massamedia (geluid en bewegende beelden). Veel kranten en televisiezenders hebben tegenwoordig ook een internetversie. Internet wordt het digitaal massamedium genoemd omdat de informatie digitaal wordt opgeslagen.

Overeenkomsten en verschillen

Interactiviteit: groter op internet dan op tv.

Populariteit: Internet trekt meer mensen dan tv en radio

Bedrijfsvoering:

- Vrije ondernemingsgewijze productie: marktgericht, doel om te blijven bestaan en winst te maken

( kranten en tijdschriften)

- Ideële grondslag: niet gericht op het maken van nieuws. Vallen binnen een wettelijk kader gecreëerd door de overheid. Ze krijgen subsidie en mogen dus geen winst nastreven.

(Radio en tv die niet commercieel werkt).

Bij internet is de mix tussen zoekprogramma’s (zonder winst) en commerciële sites nog groter. Niet-commerciële internetsites willen vooral een breed publiek bereiken of zijn goede doelen/sportverenigingen.

2.2 De pers

Dagbladen (kranten)

- nieuwsfeiten met achtergrond informatie

- praktische gegevens zoals radio- en tv-programma en beursnoteringen

- hoge actualiteitswaarde (wordt meteen gelezen)  matige kwaliteit papier

- paginaopmaak bepaald het beeld dat de krant wil overbrengen

- Inhoudelijke verschillen hebben vooral te maken met de identiteit (geloof, politieke voorkeur)

- Tegenwoordig hebben veel kranten extra katernen als aanvulling op de basiskrant d.m.v. diverse bijlagen (lifestyle, economie, kunst, wetenschap, onderwijs, reizen en media)

Regionale en landelijke kranten

Regionale dagbladen = veel regio over de eigen regio, stad of dorp.

Landelijke kranten = ‘belangrijk’ nieuws uit heel het land. Deze kranten werken meestal samen in een redactioneel samenwerkingsverband (onderdeel landelijke uitgeverij).

Ochtend- en avondkranten

Gratis kranten en abonnementskranten

Abonnementskranten = minder sensationeel. Hoeven niet te concurreren omdat veel mensen de krant standaard voor een bepaalde periode lezen.

Gratis krant = inkomsten uit advertenties(veel advertenties), erg sensationeel, veel kleur.

Algemene kranten en richtingkranten

Algemene kranten zijn niet gebonden aan een levensbeschouwelijke richting. Richtingskranten moeten dit wel, maar door de ontkerkelijking is het moeilijk om voort te bestaan.

Linkse en rechtse kranten

Linkse kranten = maatschappelijke gelijkheid en steunen organisaties voor gelijkheid

Rechtse kranten = behoudend, steunen het gezag en hechten waarde aan tradities.

Populaire kranten en kwaliteitskranten

Populaire kranten richten zich op het grote publiek. Massakranten.

Kwaliteitskranten worden gelezen door het opgeleide deel van de Nederlanders. Kaderkranten.

Tijdschriften

- hoge kwaliteit papier want moet langer dan een dag mee kunnen gaan

- verdwijnen eens per week of eens per maandag

Jongerenbladen

Jongeren zijn een aparte doelgroep. Veel jeugdbladen verschijnen maandelijks of wekelijks.

Familieweekbladen

Traditionele vrouwenbladen (actuele trends, seks en relaties) worden tegenwoordig ook gelezen door mannen.

Lifestylebladen

Glossymagazine, richt zich op de moderne man of vrouw

Roddelbladen

Schrijven veel over het leven van bekende Nederlanders. Veel smaad en leugens.

Special-interestbladen

Gaan over één specifiek onderwerp (kampioen, Fiscaal advies)

Vakbladen

Bedoeld voor een bepaalde groep (Psychologie Magazine, Historisch Nieuwsblad)

Omroepweekbladen

Veel publieke omroepen hebben een eigen tijdschrift met overzicht van televisie- en radioprogramma’s.

Opiniebladen

Geven achtergrond informatie bij politieke, economische, culturele en socialekwesties zodat de lezer een eigen mening kan vormen.

2.3 De omroepen

Nederland heeft een duaal omroepstelsel, met publieke omroepen en commerciële zenders.

Publieke omroepen worden gefinancierd door advertentie-inkomsten.

Publieke omroepen

Het publieke omroepstelsel heeft een wettelijke basis in de mediawet en valt onder verantwoording van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

- Omroepen met leden

- Omroepen zonder leden

* geestelijke grondslag, hierom ontvangen ze zendtijd.

* educatieve omroepen. De programma’s zijn onafhankelijk van religie, ideologie en levensbeschouwing.

- Speciale omroepen zonder leden

* NOS. Programma met een algemeen dienstverlenend karakter. Actuele nationale en internationale gebeurtenissen. Speciale verantwoordelijkheid bij gebeurtenissen rondom koningshuis.

* NPS. Programma’s over talloze minderheden, jeugdprogramma’s en programma’s met achtergrondinformatie en beschouwingen over politieke en maatschappelijke problemen.

* De Ster (Stichting Ether Reclame) houdt zich bezig met de exploitatie van reclame. Zelfstandige organisatie in het omroepbestel door strikte scheiding tussen programma’s en reclame.

Commerciële zenders

- zo veel mogelijk reclamezendtijd verkopen

- hoe meer kijkers, hoe hoger de reclametarieven

- Kijkcijfers zijn belangrijk, niet de inhoud van de programma’s

- worden gecontroleerd op sluikreclame en een maximale zendtijd voor reclame

* RTL Nederland.

Commerciele Nederlandse tv-zenders.

* SBS-groep. SBS 6, NET 5 en Veronica.

* MTV Networks. Marktleider op gebied van muziek- en jongerenzenders.

3 Functies van de massamedia

3.1 Functies van het individu

- informatieve functie

Informatie

Educatie

Hulp bij het vormen van een mening

- Sociale functie

Meepraten met anderen

Eenzaamheid verdrijven

Gezelligheid

- Recreatieve functie

Afleiding

Ontspanning

Tijdverdrijf

Zinvolle tijdsbesteding

Beleven van spanning, sensatie en romantiek

3.2 Functies voor de samenleving

De media is voor belang voor de samenleving in het geheel.

- Informerende functie

* Educatieve functie (schooltelevisie, Teleac, natuurdocumentaires)

* Politiek en maatschappelijk gebied (politieoptreden, filebestrijding, wachtlijst gezondheidszorg)

- Socialiserende functie

Ieder massamedium is een socialiserend instituut. Socialisatie is het proces waarbij iemand anderen de waarden, normen en cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Dit proces vindt plaats vanaf de geboorte door ouders, vrienden, school en werk, socialiserende instituties. Ook de media heeft een bijdrage aan de socialisatie. Ze laten niet alleen de eigen cultuur zien maar ook de subcultuur, en aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag.

- Amuserende functie

Sinds de jaren ’50 is de vrije tijd toegenomen. Er is een bedrijfstak die zich bezighoudt met recreatie en ontspanning, de vrijetijdsindustrie. (kamperen, reizen, uitgaan, Soaps, talentenjacht)

- Bindende functie

De media heeft een bindende functie, ook wel sociale cohesie genoemd. Een voorbeeld hiervan is dat kijkers zich identificeren met personen uit bepaalde programma’s. Rond de personen ontstaan fans, en populariteit wordt vaak bepaald door media als tv en internet.

- Politiek informatieve functie

Kern van de functie is dat iedereen kan meepraten over politiek beleid en politieke problemen.

Burgers zijn politieke actoren en door actief te participeren kunnen ze een bijdrage leveren aan de politiek.

* Spreekbuisfunctie

Massamedia vormen voor politici een belangrijke bron van informatie over kwesties, meningen en standpunten. De media is een platform voor belangengroepen, deskundigen en anderen. Media zetten vaak zaken op de politieke agenda en politici gebruiken de media om zaken naar buiten te brengen.

* Agendafunctie

Journalisten kunnen misstanden aan de kaak stellen en ze zo op de politieke agenda zette.

* Opiniërende functie

De media spelen een grote rol bij het vormen van de publieke opinie, de mening van de meeste burgers over een bepaalde kwestie. Het is de taak van de media om van zaken waar nog geen publieke opinie over bestaat de voor- en tegenstanders tegenover elkaar te zetten zodat de kijker een mening kan vormen. Op TV is dit te zien in praatprogramma’s/discussieprogramma’s, op internet in chatsites en forums.

* Commentaarfunctie

Het recht op vrijheid van meningsuiting is een fundamentele waarde. Veel kranten geven dagelijks redactioneel commentaar en in kranten kunnen lezers vaak zelf een mening insturen. Op internet geven mensen hun commentaar op weblogs en op tv zijn vaak columnisten te zien.

* Controlefunctie

Het parlement heeft de taak de ministers te controleren. Ook de media controleren ministers, bedrijven en organisaties. Dit is ook wel de waakhondfunctie. Wanneer de media de handelswijze van een minister bekritiseert, leidt dit vaak tot kamervragen.

3.3 Kanttekeningen bij het functioneren van de media

Verschraling

Amusement trekt veel kijkers. Het proces waarbij amusement andere functies, zoals informatie, verdringt, noemen we verschraling. Dit wordt ook wel vertrossing genoemd, omdat de Tros amusement als eerste centraal stelde.

Minder kwaliteit

Media richt zich vooral op de grootste doelgroep, waardoor programma’s voor kleine doelgroepen verdwijnen. (moeilijke programma’s en programma’s over wetenschap en milieu) Ook programma’s gemaakt voor en door mensen uit etnische subculturen verdwijnen of verschuiven naar onaantrekkelijke tijden.

Integratie informatie en amusement

Politici doen in verkiezingstijd vaak mee aan spelletjesprogramma’s. Hier bereiken ze meer mensen dan in discussieprogramma’s. Dit gebeurd ook in Soaps, door bijvoorbeeld een anorexiapatient hulp te laten zoeken is de kans groot dat kijkers dit ook doen. Deze mix van informatie en amusement wordt infotainment genoemd. Het geven van informatie door amusementprogramma’s wordt ook wel entertainment-education genoemd.

Hypes en Frames

Door grote concurrentie storten journalisten zich vaak massaal op hetzelfde onderwerp. Zo ontstaat er een mediahype, nieuws dat zichzelf verstrekt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen.

De media spelen in deze situaties vaak een aanjagende rol, ze nemen elkaars informatie over. Dit heet ook wel het papagaaiencircuit.

Ook nemen de mediaframes toe: berichtgeving over een onderwerp, steeds vanuit hetzelfde perspectief. Zo ontstaat er een ‘verkeerd’ beeld dat zich steeds bevestigd. (Islam en criminaliteit)

Medialogica

Medialogica is waarin de manier van politiek bedrijven gestuurd wordt door de media. Media geven niet alleen informatie en commentaar, maar bepalen vaak de grenzen van het politieke en publieke debat. Ze fungeren in de driehoek (publiek-politiek-media) als decorbouwers.

Bij medialogica gaat het niet om inhoud, achtergrond en feiten maar vooral om emotie, schandalen en personalisering.

Medialogica heeft dus enkele knelpunten: hoge entertainmentswaarde, mediahypes en klein beeld van de werkelijkheid.

4 Massamedia en technologische ontwikkelingen

4.1 Technologische ontwikkelingen

De maatschappelijke context

Technologische ontwikkelingen vinden altijd plaats in een maatschappelijke context.

De krant: de uitvinding van de industriële drukpers zorgde dat kranten goedkoper gedrukt konden worden en ze voor een massapubliek geproduceerd werden. Deze ontwikkeling vond plaats in een tijd van toenemende democratie, waarbij de bevolking geïnteresseerd raakte in het nieuws over politieke discussies. Zonder deze behoefte was de ontwikkeling niet lonend geweest.

De televisie: de toenemende vrije tijd zorgde voor een toename van de behoefte aan amusement. Door de welvaart werd het aantrekkelijk een televisie te kopen.

De 3 ontwikkelingen rondom digitalisering

1. De technologische mogelijkheden, opkomst digitale techniek

2. Economische groei en internationalisering

3. Groeiende behoefte aan informatie

De ontwikkelingen versterken elkaar.

(Internationalisering - behoefte aan informatie - technologische ontwikkelingen)

4.2 Opkomst digitale techniek en nieuwe media

We spreken van nieuwe media als wordt voldaan aan 3 kenmerken:

- de informatie wordt digitaal opgeslagen

- interactieve mogelijkheden

- netwerken om informatie te verplaatsen

Digitalisering

Door digitalisering kunnen we dingen opslaan. Dankzij de toename van capaciteit van geheugenchips kunnen we veel informatie opslaan. Hier kunnen veel mensen gebruik van maken. Ook vergroot digitalisering de keuzevrijheid, men kan zelf bepalen wat ze willen lezen of zien.

Interactieve mogelijkheden

Media zijn interactief wanneer de ontvanger kan reageren. Door digitalisering verdwijnt het onderscheid tussen oude en nieuwe media, omdat tegenwoordig ook op tv en in kranten gereageerd kan worden. Ook hebben veel kranten en tv-zenders een eigen website. Digitale televisie en kranten bieden meer interactieve mogelijkheden (achtergrondinformatie, gespecialiseerde kanalen).

Netwerken

Als je goed wil communiceren, moet je dezelfde taal spreken. Er is tegenwoordig een wereldwijd netwerk waar iedereen op kan rondsurfen. Dit netwerk is de digitale snelweg.

Convergentie

Internet wordt ook wel een content-platform genoemd, een plaats waar je gebruik kunt maken van verschillende soorten media-inhoud: literatuur, films, nieuws, muziek, discussies enz.

Een communicatiewetenschapper definieert de nieuwe media als het samengaan (convergeren) van massamedia (content ofwel inhoud), communicatienetwerken en computertechnologie.

Internet heeft zeer uiteenlopende media-uitingen, toegankelijkheid omdat de communicatienetwerken iedereen verbinden en de digitale techniek die zorgt dat alles via 1 apparaat kan gebeuren.

4.3 Economische groei en internationalisering

Economische groei

Door economische groei is er een hoge welvaart in de westerse wereld. Er zijn veel consumptiegoederen. De vrijetijdsindustrie is flink toegenomen (reisorganisaties, attractieparken en mediabedrijven). Ook worden er steeds meer media-apparaten gekocht, zoals computers en mobiele telefoons.

Globalisering

Sinds de jaren ’60 is een wereldwijde herverdeling van arbeid. Dit hangt samen met de globalisering. De industriële bedrijven zijn vooral naar de lageloonlanden verplaatst, terwijl commerciële dienstverlening en hoogwaardige technologie in de Westerse wereld en het Verre Oosten zit. Door de internationalisering van de arbeidsmarkt is de wereldhandel, en daarmee de economische groei, toegenomen.

De aarde is plat

De globalisering van de wereldeconomie is nog lang niet voltooid. De mogelijkheden voor globalisering zijn groter door technologische ontwikkelingen. Veel software en computers zijn de afgelopen jaren goedkoper geworden. Door programma’s waar allerlei soorten werk in delen konden worden verstuurd werd de digitale outsourcing makkelijker, het uitbesteden van werkzaamheden.

4.4 Groeiende behoefte aan informatie

Er komt een einde aan de industriële samenleving en er ontstaat een informatiemaatschappij, een samenleving waar communicatie en informatieoverdracht de basis van de meeste economische activiteiten vormen.

De informatiesector is de belangrijkste motor van de economie geworden, want steeds meer mensen houden zich tegenwoordig bezig met communicatie en het verwerken, selecteren en doorgeven van informatie. Veel diensten richten zich op het overbrengen van informatie, waardoor informatie ook een soort product is geworden.

Kenmerken van de informatiemaatschappij

- enorme, constante stroom van informatie. Deze hoeveelheid informatie gaat ook erg snel.

- niet gebonden aan een bepaalde plaats

- de informatiemaatschappij is steeds in verandering. Nieuwe technieken en toepassingen volgen elkaar op.

- Informatienetwerken. (bedrijven raadplegen facebook bij sollicitatieprocedure)

- niet gebonden aan een fysieke drager. De informatie kan gekopieerd worden zonder aan kwaliteit te verliezen en het is moeilijker te controleren.

4.5 Gevolgen voor de media

Sociaal-culturele gevolgen

- Diversificatie van het media-aanbod.

De consument kan kiezen uit veel verschillende media.

- Informalisering van de samenleving.

De verhouding tussen mensen is minder formeel en de verhouding tussen zakelijk en privé is minder strikt.

- De grens tussen massacommunicatie en persoonlijke communicatie vervaagt.

Het onderscheid tussen bekend en onbekend publiek vervaagd, omdat computers je surfgedrag bijhouden.

- Intensivering van de beleving en ervaringen met media.

Vooral commerciële radio en tv voldoen aan spectaculaire programma’s en emotie-tv. Hierdoor huilt men mee met de hoofdpersoon.

- Internationalisering van het media-aanbod.

Door nieuws en tv komen we makkelijk in contact met andere culturen. De dominante Amerikaanse tv zorgt dat overal Amerikaanse series en nieuws te zien is. Deze veramerikanisering wordt ook wel het cultuurimperialisme genoemd, het geleidelijk opdringen van de eigen cultuur aan andere landen of volken.

- Ontstaan van een globale cultuur.

Internationale of globale contacten zijn op internet steeds gewoner. Door de vele filmpjes en artikelen ontstaat er een globale cultuur, los van een nationale dominante cultuur.

Sociaaleconomische gevolgen

- internationale concurrentie leidt tot het verdwijnen van staatsmonopolies.

- Internationalisering kan leiden tot oligopolistische en monopolistische bedrijven.

- het ontstaan van multinationals.

- Monopolies vormen een gevaar voor vrijheid van informatievoorziening.

- tweedeling in de samenleving. Een groep mensen die kan omgaan met de nieuwe media (jongeren) en een groep mensen die de ontwikkelingen niet kunnen volgen.(bejaarden)

Politiek-juridische gevolgen

- meer mogelijkheden voor burgers om informatie te winnen over politiek/overheid.

- zowel positieve als negatieve gevolgen voor de privacy. Je hoeft niet steeds je adres in te vullen, maar informatie kan ook in verkeerde handen vallen.

- Op internet zijn overtreders ongrijpbaar. Informatie kan anoniem geplaatst worden en de meeste informatie is vrij toegankelijk.

- De overheid geeft de nieuwe media geen commerciële steun.

5 Wat doet de overheid

5.1 Uitgangspunten van het mediabeleid

Het mediabeleid heeft 3 uitgangspunten:

- Vrijheid van meningsuiting

- Democratie

- Pluriformiteit

Vrijheid van meningsuiting

- Nederlandse grondwet: vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers.

- EVRM: vrijheid informatie te vergaren en door te geven

- Relatie tussen de overheid en burgers. (burgers onderling kunnen regels aanpassen)

Beperkingen:

Censuur = de overheid oefent controle uit op de informatievoorziening. (dictatuur)

Onvolledige informatie en geen kritiek op de overheid

In Nederland heeft de vrijheid van meningsuiting grenzen. Discriminatie en aanzetten tot haat verboden. Nederland richt zich vooral tegen het plegen van strafbare feiten en het aanzetten tot leugens en haat, en minder tegen obsceniteit en schending van goede smaak.

Door iemand openlijk te beledigen/beschuldigen kun je voor de rechter komen.

- rectificatie

- verdere verkoop verbieden

- publicatieverbod (gevaar veiligheid, porno)

Democratie

Het recht op informatieverstrekking is in onze democratie erg belangrijk.

1980 – WOB (wet openbaarheid bestuur). Deze verplicht de overheid tot informatie geven.

Ook kunnen journalisten informatie opvragen. (opiniërend + waakhond).

Door de wet kan de pers beter commentaar leveren.

Pluriformiteit

Pluriformiteit = verscheidenheid aan kranten, tijdschriften, omroepen en websites.

Belangrijk in democratie: burgers informatie vergelijken van verschillende media.

- monopolies verboden (= het alleenrecht), + 30% bevolking voorzien van informatie.

Principe van de vrije markt

- belangrijk voor de houding van de overheid t.o.v. media.

- iedereen mag een ‘medium’ beginnen

- omroepen moeten voldoen aan een aantal voorwaarden voor een uitzendvergunning

- niet iedereen heeft gelijke toegang tot de media = sociale ongelijkheid

5.2 Overheidsbemoeienis met de media

Publieke en commerciële omroepen

1930: voorwaarden voor zendmachtiging in Omroepwet

1988: Omroepwet vervangen door Mediawet, geldt ook voor commerciële zenders

Netprofilering

- samenwerking tussen televisienetten

- Kijkers publieke omroepen daalde door de commerciële omroepen

- Mediaraad (=toezicht publieke omroepen) besloot tot profilering.

* Nederland 1 – breed toegankelijke programma’s

* Nederland 2 – verdiepende programma’s

* Nederland 3 – gericht op jonge kijkers

Doel: kwalitatief aanbod dat kan concurreren met commerciële zenders

De mediawet

- kwalitatief hoogstaande programma’s garanderen met voldoende pluriformiteit

- NOS coördineert programmering + zendtijd publieke zenders

* Publieke omroep moet een eigen identiteit hebben

* Beginnende publieke omroep: 50.000 betalende leden.

Volledige uitzendvergunning: 300.000 leden

* Erkende omroepen krijgen een financiële bijdrage van de overheid

*Publieke zenders moeten een volledig programma aanbieden(kunst, nieuws, amusement)

* 12 minuten reclame in een uur, 6.5% van de zendtijd reclame (publiek)

* Commerciele zenders: 15% reclame, programma’s onderbreken met reclame, geen sluikreclame.

* Sponsoring is bij zowel publieke als commerciële omroepen toegestaan.

Commissariaat voor de Media

- zelfstandig bestuursorgaan

- bevindt zich tussen de overheid en publieke omroepen/commerciële zenders

- Toetst of de mediawet wordt opgevolgd (toezicht reclame+sponsorregels)

- Overtreding mediawet - boete

De pers

1974: Bedrijfsfonds voor de pers. Adviescollege - zelfstandig bestuursorgaan

Verscheidenheid van de pers in stand houden

Media kunnen in geval van nood een beroep doen op financiële bijdrage (STER-opbrengst)

Critici vinden dat het Bedrijfsfonds het vrijemarktprincipe aantast en leidt tot concurrentievervalsing.

Nieuwe media

Internetproviders en aanbieders van nieuws/informatie zijn in handen van vrije ondernemers. De overheid bemoeit zich hier beperkt mee: gelijke publieke toegang van de media.

Om internet voor iedereen bereikbaar te maken treft de overheid maatregelen

* Scholen krijgen geld om computers te kopen

* Informatiekunde is een verplicht vak

* Ambtenaren en leraren hebben bijscholing gekregen voor het halen van een digitaal rijbewijs.

* Werknemers konden via een bruto-nettoregeling een computer aanschaffen (toestemming belastingdienst)

* Kennisnet werd geïntroduceerd. (Deel van internet gericht op school/onderwijs).

5.3 Discussies over het omroepbestel

Standpunten politieke partijen

Liberalen

- tegen subsidiering van de overheid (overheid moet ruimte geven aan nieuwe initiatieven)

- vrije concurrentie staat garant voor goede afstemming van het product op de kijkers

- digitale revolutie biedt veel mogelijkheden voor het bedrijfsleven

- duaal omroepstelsel voor publieke en commerciële omroepen, met minder subsidie voor publieke.

Socialisten

- regulerend optreden van de overheid (kwaliteitscontrole, bewaking pluriformiteit)

- zonder regulering weinig kans voor minderheidsstandpunten en krijgt commercialisering te veel ruimte.

- computertechnologie moet de overheid voor iedereen toegankelijk maken

- voortzetting duale omroepstelsel met nadruk

- ruime subsidiering publieke omroepen noodzakelijk zodat ze niet afhankelijk worden van reclame

Christendemocraten

- regulerende overheid met eigen verantwoordelijkheid van de media

- duaal omroepstelsel met sterke publieke omroep

- zit tussen liberaal en socialist

Belangengroepen

- publieke omroepen willen pluriformiteit behouden. Commercialisering = oppervlakkig.

- Commerciële zenders vinden dat kijkers zelf moeten bepalen wat ze kijken. Programma’s met de meeste kijkers trekken de meeste adverteerders.

- Bedrijfsleven vindt dat commercialisering de keuzemogelijkheden vergroot. Door sponsering kunnen bedrijven betrokken raken bij de media en aandacht vragen voor producten.

- Mediaconsumenten willen minder reclame

- De overheid wil dat het omroepbestel bijdraagt aan de ontwikkeling.

Andere argumenten

- Door individualisering en ontzuiling hebben publieke omroepen geen achterban meer.

- De overheid treedt terug in de maatschappij. De mediamarkt kan ook geliberaliseerd worden.

- Omroepen richten zich op het grote publiek. Kleine doelgroepen minder aandacht, subsidie kan dit verhelpen.

- Door dubbele financiering van publieke omroepen(reclame+subsidie) oneerlijke concurrentie.

- Groeiend consumentisme. De kijkers willen meer amusement.

- Onbegrensd media-aanbod door nieuwe ontwikkelingen. Voldoende pluriformiteit.

- Door vergaande samenwerking publieke omroepen is de identiteit verdwenen.

- Maatschappelijke functies van publieke omroepen in gevaar door vraag naar amusement.

Commercieel, duaal of staatsomroep

Land zonder publieke omroep: commercieel bestel.

Financiering bij de overheid: staatsomroep. (vaak censuur/dictatuur)

Vrijheid van de staatsomroep ligt aan de politieke verhoudingen. In democratische rechtsstaten bemoeit de overheid zich nauwelijks met de omroep. Hierdoor bepalen de omroepen zelf het programma. In dictaturen bepaald de dictator de programmering.

De meeste landen hebben net als Nederland een duaal bestel.

6 Massamedia en commercie

6.1 Hoe komen de media aan hun geld?

Financiële middelen van de pers

Kranten verdienen aan abonnementen, vrije verkoop en advertenties.

Bijlagen moeten zorgen voor meer lezers en meer advertenties.

Botsende belangen

- krantenredacties willen onafhankelijke berichtgeving en een goed product.

- Aandeelhouders + directie willen winst (marktaandeel, efficiëntie en effectiviteit)

Om problemen hiertussen te voorkomen hebben kranten een redactiestatuut. (= taken en bevoegdheden van redactie en directie). Zo wordt de onafhankelijkheid gewaarborgd.

Financiële middelen radio en televisie

Publieke omroepen hebben inkomsten uit:

- omroepgelden (rijksbijdrage en een deel van de Ster-gelden)

- lidmaatschapsgelden

- inkomsten uit het programmablad

- sponsoring van de programma’s

- merchandising

Commerciële zenders hebben inkomsten uit:

- Reclame

- sponsorgelden

- Sinds kost ook programmabladen, maar deze inkomsten zijn niet groot

6.2 Commerciële ontwikkelingen

Meer concurrentie

- meer concurrentie in het totale media-aanbod (tv, radio, internet)

- toenemende concurrentie binnen een mediumsoort

* Kranten proberen er mooier uit te zien en lezers te trekken door websites

* Op TV worden goede presentatoren weggekaapt bij andere zenders

* Op internet proberen bedrijven hun sites bovenaan geplaatst te krijgen bij zoekmachines

* Grote concurrentie op de advertentiemarkt

Gevolgen van toegenomen concurrentie

- alle mediabedrijven jagen op een winstgevend deel van de informatiemarkt

- neerwaartse oplagespiraal: mensen ontslaan – minder kwaliteit – oplage daalt verder

* Grotere commercialisering

* Stijging aantal producten

* Persconcentratie bij dagbladen

* Marktsegmentering bij tijdschriften

* Doelgroepenmedia en netprofilering bij tv-zenders

* Mediaconcentratie door ontstaan van mediagiganten

Grotere commercialisering

- veel lezers, kijkers en adverteerders

- kwaliteit is minder belangrijk, het hoofddoel is winst

- minder moeilijke programma’s, meer amusement en reclame

- minder aandacht voor de kleine doelgroepen

Persconcentratie

- Zelfstandige hoofdredacties van kranten en uitgevers zijn teruggelopen

- Uitgevers geven tegenwoordig meer dan een krant uit

- Gevaar voor monopolievorming (= wanneer concern (bijna) volledige markt in handen heeft)

Hierdoor neemt de kwaliteit af en is er minder pluriformiteit.

Soorten persconcentratie

* Redactionele concentratie: redacties van kranten werken voor verschillende kranten

* Publieksconcentratie: het publiek verdeeld zich eenzijdig over de dagbladen

* Aanbiederconcentratie: de uitgever van dagbladen geeft meer kranten uit

Marktsegmentering bij de tijdschriften

- uitgevers doen er alles aan om een segment of doelgroep te beheersen

- veel kleine markten met gespecialiseerde informatie (economie, juridisch, kunst)

- door deze verfijning is het aantal tijdschriften gegroeid

- actief zijn op meerdere markten: spreiden van economisch risico.

- redactiecapaciteit bundelen. Een eigen redactie behouden kan ook.

Doelgroepenmedia en netprofilering

- programma’s met veel kijkers zijn aantrekkelijk voor de adverteerders

- commerciële omroepen stellen zenders en programma’s af op bepaalde doelgroepen

- publieke omroepen zijn voor inkomsten afhankelijk van reclamezendtijd door de Ster

- Publieke omroepen steeds commerciëler, netprofilering zorgt voor duidelijke doelgroepen

Mediaconcentratie

- mediabedrijven breiden activiteiten uit om concurrentie tegen te gaan

- samenwerkingsverbanden tussen exploitanten en informatieaanbieders (mediaconcentratie)

- internationale samenwerkingsverbanden

- Internationale multimediabedrijven kopen kleine nationale bedrijven - mediagiganten

- eenzijdige berichtgeving

- informatie wordt minder betrouwbaar

Mededingingswet

Mediaconcentratie is op te splitsen in diagonale concentratie, horizontale concentratie en verticale concentratie.

Diagonale concentratie: omvat verschillende producten (tv, film dagblad)

Horizontale concentratie: omvat hetzelfde product (een bedrijf geeft meerdere kranten uit)

Verticale concentratie: omvat een hele bedrijfskolom.

Pers- en mediaconcentraties zijn slecht voor de concurrentie en de consument.

- kwaliteitsverlies

- prijsopdrijving

Overheid probeert de consument hiertegen te beschermen

Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) houdt toezicht op naleving van deze wet.

Kwaliteit

Pessimisten:

- gevaar voor pluriformiteit en kwaliteit van de media (reclame, onbetrouwbaar, oppervlakkig)

Optimisten

- concurrentie dwingt tot het maken van betere programma’s. Beter afgestemd op behoeften van de publiek, ook al bepaald de commerciële kant vaak de doelgroep.

7 Massamedia en cultuur

7.1 Cultuur

Normen: specifieke regels in een groep of samenleving waarmee men hun eigen gedrag en het gedrag van anderen beoordeelt.

Waarden: principes die mensen belangrijk vinden om na te streven

Ieder mens maakt deel uit van een cultuur met talloze waarden en normen. Wanneer mensen lang met elkaar omgaan, ontstaat deze cultuur: de leefwijze van een groep met alle normen en waarden en ander aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en die ze als vanzelfsprekend beschouwen.

Cultuur is een relatief begrip. Het verschilt per groep en per plaats.

Nature of nurture?

Cultuur is een product van het contact tussen de mens. Natuur is aangeboren. Vraag: is het menselijk karakter nature of nurture (nature-nurturedebat).

Nature-aanhangers: biologische en erfelijke factoren. Emoties en drift zijn erfelijk bepaald.

Nurture-aanhangers: Het sociaal milieu bepaald het verschil in gedrag en karakter bepaald. Gevoel en emotie is aangeleerd en afhankelijk van het sociale milieu.

Combinatie: drift is aangeleerd. Afhankelijk van o.a. het milieu houdt iemand zich in of slaat.

Dominante cultuur

Dominante cultuur: cultuurkenmerken gedragen door een overheersende groep die vaak invloed heeft op de politiek/economie.

Nederlandse politieke cultuur: vrijheid van meningsuiting en bereidheid tot compromis.

Nederlandse cultuur: economie, waardering voor ondernemersschap.

Nederlands sociaal-cultureel: tolerantie en gelijkwaardigheid.

Subculturen

Naast de dominante cultuur bestaan er subculturen: een groep die normen, waarden en kenmerken heeft die verschillen van de dominante cultuur.

Voorbeelden:

Religieuze subculturen: jehova’s, streng gereformeerden

Jongerenculturen: punkers, emo’s

Bedrijfsculturen: Ikea informele cultuur(persoonlijk), bank formele cultuur(zakelijk)

Etnische subculturen: contact met de dominante cultuur, assimileren vaak.

Tegenculturen: antiglobalisten, milieuactivisten. Verzetten zich tegen de dominante cultuur.

7.2 Functies van cultuur

Cultuur vormt een gedragsregulerend kader. Het geeft mogelijkheden en beperkingen.

1. Cultuur geeft betekenis aan ons gedrag. Hierdoor kunnen we beter met elkaar communiceren.

2. Cultuur bepaald of ons gedrag aanvaardbaar is. Liegen is onaanvaardbaar gedrag (normafwijkend, deviant). In sommige landen wordt liegen minder zwaar opgenomen.

3. Cultuur biedt mogelijkheid tot identificatie. Mensen zien zich als deel van een groep.

Drie dimensies

- Ideële dimensie

Binnen elke cultuur wisselen mensen voortdurend ideeen en opvattingen uit.

* Ideeen die te maken hebben met een visie op de mens en samenleving (politiek, milieu)

* Religieuze ideeen (godsdienst, spiritueel)

* Maatschappelijke waarden (eerlijkheid, tolerantie, hulpvaardig)

- Normerende dimensie

Tot deze dimensie behoren alle regels, zowel geschreven als ongeschreven. Hierin staan de normen en waarden die aangeven wat goed en slecht is en wat je hoort te doen en wat niet. Vaak tegenstrijdig.

- Materiele dimensie

Waarden en normen van een cultuur komen vaak tot uiting in materiele vormen, zoals huizen, bedrijven, vormgeving van het product, kleding, kleuren, reclame en kunst. Hieraan is te zien wat mensen mooi, aanvaardbaar en esthetisch vinden.

7.3 Socialisatie

Elke cultuur kent collectieve gedragspatronen. Deze komen tot uiting op feestdagen(koninginnendag, Bevrijdingsdag) maar ook bij verjaardagen, verkiezingen, vakantie en het aanspreken van mensen. Socialisatie is het overdragen van cultuurelementen vanaf de geboorte.

Socialiserende instituties

Institutie: instellingen en organisaties waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt.

* Gezin. Ouders hebben een grote invloed op het latere gedrag en de leefwereld van het kind. Het gezinsleven vormt een allesbepalend kader. De laatste jaren ligt de aandacht op de leefwereld van het kind zelf.

* School. Overdracht van discipline. (op tijd komen, omgaan met anderen, aanvaarden gezag, straf krijgen). Op school vinden vaak de eerste conflicten plaats.

* Werk. Het leveren van een prestatie, samenwerken, tegenslagen incasseren. Er worden beroepsmatige capaciteiten gevormd door kennis, ervaring en karaktereigenschappen.

* Maatschappelijke groeperingen. Verenigingen en geloofsrichting. Men wordt sterk beïnvloedt door de normen en waarden en streeft deze vaak na.

* Overheid. De overheid is gedragsregulerend n.a.v. de wet. Overtreden wet = strafvervolging. De overheid stimuleert participatie van burgers (elkaar steunen, werken, gezond leven).

* Media. Media zoals tv, internet, films en kranten beïnvloeden het gedrag van de mensen.

Sociale controle

Ieder mens heeft te maken met sociale controle: de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Hierdoor verloopt de socialisatie voor de meerderheid correct en gedragen mensen zich niet onmaatschappelijk.

Formele sociale controle is gebaseerd op geschreven regels. Informele sociale controle is gebaseerd op ongeschreven regels (beleefdheidsvormen).

Sociale controle vindt plaats vaak in de vorm van sancties.

Internalisatie

Internalisatie: mensen die de culturele waarden en normen zich eigen hebben gemaakt. Door Internalisatie vertoon je gedrag dat past binnen de groep.

Je persoonlijke identiteit wordt gevormd door sociale ervaringen die je opdoet in je leven. Dit is deels product van het socialisatieproces. Het behoren tot een bepaalde cultuur is belangrijk voor de identiteit ‘ ik ben timmerman’ / ‘ ik ben Surinamer’.

7.4 Cultuur in de massamedia

Voordelen en stereotypen

Stereotype: sterk gegeneraliseerd, versimpelt en vertekend beeld van het gedrag en de mentaliteit van een specifieke groep. (blond = dom, NL = gierig)

Vooroordeel: mening of houding die niet of onvoldoende op feiten of ervaringen is gebaseerd.

- gebruikt om de complexe samenleving te versimpelen

- afzetten tegen andere mensen/culturen

Stereotypen en vooroordelen leidden vaak tot discriminatie: mensen van een bepaalde groep anders behandelen op grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.

Rol van de media

In achtergrondartikelen in kranten en in discussieprogramma’s worden vooroordelen/stereotypes ter discussie gesteld. De media is niet in staat deze vooroordelen te doorbreken, maar versterkt ze soms juist. (Marokkanen altijd in verband brengen met drugshandel en werkloosheid)

Subculturen in de media

De media hebben een rol bij het vormen van een dominante cultuur maar kunnen ook bijdragen aan de identiteit van kleine groepen. Ze moeten een evenwichtig beeld geven van de verschillende culturen. Veel subculturen hebben eigen tijdschriften/radiozenders.

Ontzuiling en individualisering

Cultuur is niet statisch maar dynamisch: constant in beweging. In de loop van de tijd veranderen normen/waarden en gewoontes. (abortus, euthanasie)

Lange tijd werd onze cultuur gekenmerkt door maatschappelijke zuilen. Dankzij de democratie zijn we gaan individualiseren. Meer vrijheid om tot een standpunt te komen. (ontzuiling)

Multiculturalisering

Nederland is een multiculturele samenleving: mensen met verschillende culturele achtergronden leven naast elkaar.

Mensen moeten een manier vinden om met elkaar om te gaan. Etnische subculturen moeten een deel van de dominante cultuur overnemen (taal, omgangsvormen). De dominante cultuur moet ruimte bieden. Vaak zijn diepgewortelde normen en waarden het probleem bij de omgang.

Etnische minderheden voelen zich vaak ondervertegenwoordigd in de massamedia. Etnische groepen richtten zich vaak op massamedia in het buitenland. Volgens het huidige mediabeleid is het noodzakelijk dat etnische groepen aandacht krijgen in de media.

8 Nieuws en beeldvorming

8.1 Selectieproces van het nieuws

Nieuwswaarde: hoe belangrijk is het nieuwsfeit?

De nieuwswaarde hangt af van de inhoud. Deze moet:

* Actueel met belangrijke personen

* Schokkend, verrassend, opvallend en onverwacht of afwijkend zijn

* Cultureel/geografisch dichtbij en interessant voor de doelgroep

* Beeldmateriaal

Hoe meer criteria, hoe belangrijker het bericht.

Informatiebronnen

- aanbieders van berichten, de informatiebronnen. Beoordelen of iets interessant genoeg is. Dit heeft te maken met selectieve waarneming (selectieve perceptie) waarbij het referentiekader meespeelt.

Personen of instellingen

Deze groep stuurt persberichten op eigen initiatief. Als er nieuwswaarde in zit kan de krant besluiten een reportage te maken.

Overheid

Voorlichters van politici en ministeries geven informatie door. De overheid heeft actieve informatieplicht, ze moeten op eigen initiatief belangrijke informatie bekend maken.

Correspondenten: Belangrijke gebeurtenissen bellen ze door naar de redactie

Freelance journalisten: schrijven over gespecialiseerde onderwerpen.

Persbureaus

* ANP (Algemeen Nederlands Persbureau). Deze maken een selectie uit buitenlandse berichten die door internationale persbureaus aangeleverd worden. Deze worden bewerkt en vertaald. De redacteuren mogen niet hun mening laten blijken omdat ze werken voor tijdschriften die van elkaar kunnen afwijken.

* GPD (Geassocieerde pers diensten), verzorgt nationale en internationale berichtgeving voor regionale bladen.

* Haags persbureau is gespecialiseerd in juridische en politieke verslaggeving.

* De grote internationale persbureaus hebben over de hele wereld verslaggevers in dienst. Belangrijk is de verkoopbaarheid van een artikel.

Persdiensten

Kranten kunnen tegen betaling gebruikmaken van persdiensten van andere kranten.

(volkskrant gebruikt regelmatig persdienst van de New York Times)

Beeldmateriaal

Goed en recent beeldmateriaal is belangrijk bij een presentatie van een nieuwsfeit. Foto’s worden gekocht bij een groot persbureau die over een eigen fotoservice beschikken.

Nieuws uit de derde wereld

De gevolgen van nieuws zijn duidelijk wat betreft de derde wereld. Er worden vrijwel alleen berichten van westerse persbureaus gebruikt. De berichten zijn gemaakt vanuit een westerse optiek: weinig aandacht voor ontwikkelingsproces, veel voor oorlogen en rampen. De berichtgeving in de ontwikkelingslanden loopt ook vaak via de westerse wereld, waardoor de bevolking een westers beeld van de problematiek krijgt.

8.2 Beeldvorming

Bewuste kleuring: invloed van de identiteit, manipulatie, indoctrinatie

Onbewuste kleuring: onmogelijkheid van objectiviteit, framing

Invloed van de identiteit

- streven naar een duidelijk herkenbare identiteit, onderscheiden zich van anderen

- eigen gezicht/ eigen kleur

Dit zie je aan:

* Keuze van de onderwerpen

* De volgorde van de berichten

* Presentatie

* Eigen commentaar

* Woordgebruik

* Gastschrijvers

Manipulatie

- als het streven naar volledigheid/betrouwbaarheid wordt losgelaten krijgt het publiek een vertekend beeld van de realiteit. Kans op manipulatie: het opzettelijk weglaten of verdraaien van feiten en indoctrinatie, het systematisch opdringen van opvattingen door meningen als feiten te presenteren.

Manipulatie vindt vaak plaats in dictaturen. Het gebruik van geweld en de werkelijke gang van zaken zijn verboden om uit te zenden en de bevolking krijgt eenzijdige informatie.

Objectiviteit

Objectiviteit is een belangrijk kwaliteitscriterium, omdat door onjuiste informatie een krant zijn geloofwaardigheid verliest. Objectiviteit is nooit helemaal mogelijk,

* Subjectief referentiekader.

* Hoor en wederhoor. Soms komen niet alle partijen aan bod.

* Gekleurde en eenzijdige informatie.

* Vermengen van feiten en meningen

* Mediaframe

9 Macht van de media

9.1 Injectienaaldtheorie en selectieve perceptie

Injectienaaldtheorie

Tijdens WO1 werd veel propaganda gevoerd. Ook in de Sovjet-Unie werd gebruik gemaakt van manipulatie en indoctrinatie. Alles werd rooskleuriger voorgesteld dan het echt was.

De theorie die ervan uitgaat dat ontvangers informatie klakkeloos overnemen wordt de injectienaaldtheorie genoemd. De wetenschappers dachten dat de media een injectienaald was die de informatie inspoot bij de bevolking. Weinig wetenschappers gaan er tegenwoordig nog van uit dat de invloed van de media zo groot is dat iedereen dezelfde reactie vertoont. De druppelsgewijze beïnvloeding wordt wel toegepast (reclame + overheid).

Theorie van de selectieve perceptie

De invloed van de media is beperkt, het actief heeft een actievere rol dan we denken. Er zijn een aantal factoren die tussen de ontvanger en het medium instaan. Deze werken als filters/selectiemechanisme/beperken de vrije toegang van informatie van zender naar ontvanger.

* Selectieve aandacht

- alleen datgene lezen dat bij je denkbeelden en belangstelling past. Bij de eerste selectie van informatie spelen factoren als leeftijd, werk, hobby’s, lifestyle en politieke voorkeur een rol.

* Selectieve perceptie en interpretatie

- mensen kunnen zaken niet blanco waarnemen. Bij waarnemen zie/hoor je dingen die zinvol voor je zijn (selectieve perceptie). Informatie willen we laten aansluiten bij ons referentiekader. We zijn geneigd de inhoud te vervormen zodat het klopt met wat we al dachten. Informatie nemen we dus nooit objectief waar.

* Selectief geheugen

- mediagebruiker is selectief bij onthouden van informatie. We onthouden maar een klein deel van alle informatie, en informatie die niet bij ons referentiekader aansluit vergeten we sneller.

* Selectief geloven

- Afhankelijk van het medium zal de gebruiker geloof hechten aan de berichtgeving. Hoe commerciëler het medium, hoe groter de kans dat commercie een rol speelt bij de keuze van het nieuws. Commerciële media wil niet alleen informatie verstrekken maar ook aandacht trekken. Daarom vertrouwen veel consumenten meer op publieke omroepen en journalen dan nieuwsprogramma’s van RTL.

9.2 Recente beinvloedingstheorieen

Er zijn veel theorieën over de beïnvloeding van de media. Er zijn wetenschappers die zeggen dat de media veel invloed heeft, wetenschappers die benadrukken dat de ontvangers de macht in handen hebben en er zijn wetenschappers die een middenpositie innemen.

Cultivatietheorie

- George Gerbner

- theorie over de culturele en socialiserende betekenis van televisie

- Televisie is de verhalenverteller van de moderne tijd, normen en waarden worden overgenomen.

- veel tv: beeld werkelijkheid en televisiewerkelijkheid door elkaar.

Kritiek: voor mensen beginnen met kijken(geweld) kan hun beeld al zijn aangepast.

Agendasettingtheorie

- McCombs and Shaw

- weinig invloed op gedrag, bepalen wel de gespreksonderwerpen

- onderwerp op agenda als media hier veel over spreekt(publieke agenda)

- media bepaald deels de politieke agenda

- mensen vinden iets belangrijk als de media erover bericht, beïnvloed niet per se denkbeeld

Kritiek: wetenschappers kunnen niet aantonen dat de media publieke+politieke agenda bepalen. Er is een sterk verband, maar het kan ook zo zijn dat de werkelijkheid de media bepaald.

Framingtheorie

- McCombs en Bell

- mediaframe, wijze waarop onderwerp wordt geïnterpreteerd en gepresenteerd in de media

- proces waarin mediaframe tot stand komt = framebuilding

- mediaframe dat het denken van mensen beinvloedt = framesetting

kritiek: ontbreken van overige factoren die kunnen beïnvloeden. Er is niet bekend wie gevoelig zijn voor frames en of er demografische verschillen zijn.

Theorie van de zwijgspiraal

- Elisabeth Noelle Neumann

- mensen willen een standpunt innemen maar zijn bang dat hun standpunt anders is dan de massa

- men zal zich conformeren over de heersende opvatting (vaak te zien in media)

- mensen met een andere mening dan overheersend zullen snel zwijgen

- weinig gehoor afwijkende mening - steeds meer overheersende mening

Kritiek: men gaat er vanuit dat men geen afwijkende mening wil, niet bewezen. Ook gaat ze er vanuit dat gebruikers weinig mogelijkheid hebben tot zelf selecteren van media.

‘Uses and gratifications’-benadering (nut en beloning)

- Berelson

- krant voorziet in informatie en andere behoeftes(rust, dagelijks ritueel, sociale prestige)

- mens is actieve, doelgerichte consument

Kritiek: te weinig onderzoek naar de beloning. Veel mensen passiever dan wordt gesuggereerd.

Media-afhankelijkheidstheorie

- Ball-Rokeach en DeFleur – ‘media system dependency’

- mensen hebben informatie nodig voor algemene doelen(begrip, ontspanning, kennis)

- alle vormen van informatie-uitwisseling heeft macht over informatiehulpbronnen

- Media hebben behoefte aan hulpbronnen(goedkeuring, aandacht, reclame-inkomsten)

- wederzijdse afhankelijkheidsrelatie met het mediasysteem. Kritiek: afhankelijkheid suggereert passiviteit en macht. Men maakt niet altijd doelbewuste keuzes.

REACTIES

B.

B.

perfecte sv thanks!

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.