Inleiding recht

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas hbo | 3418 woorden
  • 16 februari 2012
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding recht

Functies van het rechtssysteem:
1. scheppen van sociale orde (verkeersregels)
2. conflictbeslechting (mensen niet zelf voor rechter laten spelen)
3. individuele ontplooiing en autonomie (vrijheid van meningsuiting, grondwet)
4. verdeling lusten en lasten (eerlijk verdelen)
5. kanaliseren van sociale veranderingen (maatschappij verandert, in banen leiden zodat het goed verloopt)

Rechtsregels: (informeren zodat de burgers regels kennen en naar gedragen)
- Verschaffen informatie over rechten en plichten -> wat mag wel en wat niet

• Op basis hiervan weten we hoe we ons moeten gedragen
• Sturen en bepalen ons leven. Denk bijvoorbeeld alleen al aan verkeersregels

Rechtsregels als:
1. positief recht: recht dat in een bepaalde gemeenschap door mensen is vastgesteld. (vastgelegd, opgeschreven)
2. gelding: verbindend voor de staat en de burgers. (het geldt gewoon)
3. effectiviteit: mate van gehoorzaamheid, toepassing en handhaving

Soorten rechtsregels:
1. gedragsnormen: wat mag wel/niet? (mag niet mishandelen)
2. sanctienormen: koppelt gedragsnorm aan een sanctie (wel mishandelensanctie)
3. bevoegdheidsverlenende normen: geven overheidsorganen bevoegdheden (alleen politie heeft bevoegdheid om te arresteren voor mishandeling)

Sociale regels: bepalen het gedrag van mensen, maar zijn geen rechtsregels
Voorbeelden:
1. groepsregels (sport/studentenverenigingen)
2. morele regels (opvattingen over fundamentele levensvragenopstaan voor ouderen)

3. beroepsregels (advocaten, artsen, mediators)

Verdeling van het recht:
• Nationaal recht - Internationaal recht
• Privaat recht ( burger-burger) - Publiek recht (burger-overheid, overheid-overheid)
• Objectief recht (geheel van regels, ‘law’ – subjectief recht (vermogen/aanspraak, ‘Right’
• Materieel recht (inhoudelijk, strafrecht) – Formeel recht ( veel regels, strafvordering)
• Dwingend recht (je moet) – Aanvullend recht (je kunt het doen)

Publieke rechten: strafrecht, bestuursrecht, staatsrecht
Privaatrechten: Faillissementswet

Formeel en Materieel recht:
• In het materiële recht zijn rechten, plichten en bevoegdheden terug te vinden. (gedragsnormen, sanctienormen, bevoegdheidsverlenende normen)
• Het formele recht bevat de regels waarmee kan worden gezorgd voor de naleving van de rechten, plichten en bevoegdheden -> het procesrecht

Kenmerken publiekrecht:

• Rechtsverhouding tussen overheidsorganen en burgers, en tussen overheidsorganen onderling
• De ene partij is ondergeschikt -> gezagsverhouding
• Dwingend recht, d.w.z. er mag niet van worden afgeweken
• Algemeen belang
• Rechter is actief

Kenmerken privaatrecht:
• Rechtsverhouding tussen burgers onderling
• Partijen zijn nevengeschikt -> geen gezagsverhouding
• Ook regels van aanvullend recht, d.w.z. er mag van worden afgeweken
• Rechter is lijdelijk

WIF & WIM
• Wet in Formele zin (WIF), art. 81 GW:
o Elk besluit
o Afkomstig van de regering en de staten generaal
• Wet in Materiële zin (WIM)
o Elk besluit
o Naar buiten werkend: tot eenieder gericht
o Algemene regels bevat
o Afkomstig van een daartoe bevoegd (wetgevend) orgaan

Formele rechtsbronnen:

• Internationaal: art. 38 Statuut IGH
o Verdragen
o Besluiten van internationale organisaties
o Gewoonterecht
o Algemene rechtsbeginselen
o Internationale jurisprudentie
o Doctrine
• Nationaal:
o Wet
o Jurisprudentie
o Ongeschreven recht: gewoonterecht en ongeschreven rechtsbeginselen

De wet is een besluit, dat algemene regels van een bevoegd overheidsorgaan bevat en naar buiten werkt (richten tot een ieder)
Verder moet een wet ook bekend zijn gemaakt.

Jurisprudentie:
• Gezaghebbende rechterlijke uitspraken die een (nieuwe) rechtsregel bevatten
• Concrete rechterlijke uitspraak gaat algemeen gelden. Daardoor kan het in soortgelijke gevallen toegepast worden.
• Bevoegdheid rechter:

o Verplicht uitspraak te doen: art. 13 WAB
• Rechter vult leemte in de wet aan:
o Open normen: R&B, artt. 3:12 jo 6:2 lid 2 BW
o Voorrangsregeling

Verschil wet en jurisprudentie
• Jurisprudentie hoeft niet bekend gemaakt te worden
• Jurisprudentie is afkomstig van een orgaan dat grondwettelijk niet bevoegd is
• Jurisprudentie in beginsel alleen van toepassing op concreet geval. Het effect van algemeenheid wordt bereikt door het als rechtsbron te zien

Een uitspraak van de Hoge Raad gaat voor uitspraak van het Hof, en het hof gaat voor de Rechtbank.

Jurisprudentie van de Hoge Raad wordt Formele wet.

De wet in Formele zin wordt uitgebracht door Staten Generaal en Regering

Wetten in Materiële zin: voor iedereen, algemene regels
Afkomstig van

• Minister
• 2e kamer
• Gemeente
• Provincie
• Waterschappen
• Regering

Ongeschreven recht:
• Gewoonterecht:
o Een gebruik/gewoonte
o Dat juridisch bindend wordt ervaren
o ‘zo hoort het, zo doen we het altijd’
• Ongeschreven rechtsbeginselen: nergens met veel woorden vastgelegd
o Gelijkheid
o Eerlijkheid
o Rechtvaardigheid
o Enz.

Internationale rechtsbron: verdragen
• Een verdrag is een overeenkomst tussen
o Nationale staten
o Nationale staten en internationale organisaties
o Internationale organisaties onderling
• Moet ook bekend worden gemaakt

• Art. 94 GW: hebben voorrang op nationale wetgeving

Internationale rechtsbronnen: overige
• Besluiten van internationale organisaties:
o Europese Gemeenschap: deze hebben rechtstreekse werking
o Andere besluiten alleen indien voldaan is aan art. 93 GW (bepalingen die eenieder kunnen verbinden)
• Internationale jurisprudentie:
o Uitspraken van het Hof van Justitie van de EG of het EHRM (Europese Hof voor de Rechten van de Mens)

Centrale overheid:
• Koning
o Privépersoon (in beginsel gelijk aan ieder burger)
o Staatshoofd
o Constitutionele koning: hoofd van de regering
• Regering (art. 42 GW)
o Constitutionele koning + 1 of meer ministers/staatssecretarissen
• Staten-Generaal
o Parlement: eerste en tweede kamer
• Kabinet: staatssecretarissen en ministers
o Geen staatsorgaan met afzonderlijke bevoegdheden
• Ministerraad: alle ministers ZONDER staatssecretarissen
• Parlement:

o Eerste kamer: controleert ministers
o Tweede kamer: controleert de ministers EN kan wetten maken

Het parlement:
• Eerste kamer:
o 75 leden
o Indirect gekozen
o Heroverwegende functie
o Aannemen/afkeuren wetsvoorstellen
o Recht van interpellatie, motie, vragen, parlementaire enquête, budget
o Geen recht van amendement, maar..
• Tweede kamer:
o 150 leden
o Direct gekozen
o Recht van initiatief en amendement
o Controlerende en medewetgevende taak
o Recht van interpellatie, motie, vragen, parlementaire enquête en budget

Raad van State
• Adviserende taak
• Rechtsprekende taak (afdeling bestuursrechtspraak)

Wetgeving:

• Wet in formele zin, art. 82 GW
o Herkomst van besluit
o Regering & Staten Generaal (art. 81 GW e.v.)
o Begint met ‘wij’ (Beatrix, bij de gratie Gods enz.)
• Wet in materiële zin, p. 100 e.v.:
o Inhoud van het besluit
o Naar buiten werkend (art. 88 en 89 lid 3 en 4 GW
o Algemene regels (onbepaald aantal personen/gevallen)
o Afkomstig van bevoegd orgaan

Namen en wetten:
• Regering/SG -> wet in formele zin
• Regering -> KB of AMvB (koninklijk besluit/algemene maatregel v. best.
• Minister -> ministeriele regeling
• Provincie -> provinciale verordening
• Gemeente -> gemeentelijke verordening/ APV
• Waterschap -> waterschapsverordening

Attributie en delegatie:
• Bevoegdheid tot wetgeving kan direct (attributie) of indirect (delegatie) worden verkregen door een WIF!!
• Attributie: nieuwe bevoegdheid wordt geschept door de formele wetgever en direct aan een ander orgaan toegekend. Formele wetgever kan zelf de bevoegdheid niet uitoefenen.

• Delegatie: bestaande bevoegdheid wordt aan een ander orgaan toegekend. Wel moet er een mogelijkheid tot delegatie aanwezig zijn

Delegatieterminologie in de Grondwet T
• Is delegatie mogelijk
o “bij of krachtens de wet” -> JA
o ‘regelen’, ‘regels’ of ‘regelingen’ ->JA
o ‘bij de wet’ -> NEE
o Staat er niets -> NEE

Terugtred wetgever: veel bevoegdheden worden gedelegeerd aan ‘lagere’ organen. De wetgever doet een stap terug en ‘treed’ terug -> gelede/getrapte normstelling

Hiërarchie van wetten:
• Hogere wet (formeel) gaat boven lagere wet (materieel)
o Verdragen
o Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
o Grondwet
o Wetten in formele zin
o AMvB en ministeriele regelingen
o Provinciale verordeningen en verordeningen van de SER
o Gemeenteverordeningen, waterschapsverordeningen en verordeningen van product en hoofdbedrijfschappen

• Bijzondere wet gaat voor algemene wet
• Jongere wet gaat voor oudere wet

Rechterlijke toetsing:
• Een lagere regeling kan door de rechter getoetst worden aan een hogere regeling. Gevolg: lagere regeling wordt onverbindend verklaard!
• Uitzonderingen:
o Wetten in formele zin en verdragen kunnen niet getoetst worden aan de grondwet
• Art. 120 GW en taak RvS en TK-EK
o Harmonisatiewet-arrest: WIF kan niet getoetst worden aan algemene rechtsbeginselen of het Statuut.

Verticale spreiding
• Decentralisatie
o Door de wetgever opdragen of overdragen van bevoegdheden aan organen van lagere openbare lichamen. (zelfstandig uitoefenen)
o Geen verantwoording af leggen
o Geen instructies
o Artt. 132,133,134 GW
• Delegatie & Attributie
• Deconcentratie
o Door de wetgever opdragen van bevoegdheden aan organen van lagere, ondergeschikte, openbare lichamen. (zelfstandig maar onder toezicht uitoefenen)
o Kan instructies krijgen van hogere organen

o Belastinginspecteur, hoofd van arbeidsinspectie en inspecteur van de volksgezondheid
• Alleen attributie

Decentralisatie
• Territoriale decentralisatie:
o Bevoegdheidsuitoefening is beperkt tot een bepaald gebied, Gemeente of Provincie (art. 124 lid 1 GW)
• Functionele decentralisatie:
o Bevoegdheidsuitoefening is toebedeeld met het oog op de behartiging van een bepaald doel of deelbelang, Nederlandse Orde van Advocaten (art. 28 Advocatenwet)
• Mengvorm: waterschappen (beperkt doel:waterkering en waterhuishouding en beperkt gebied)

Organen decentrale overheid:
Provincie, art. 123 GW
• Provinciale staten, art. 125 GW
o Wetgevende bevoegdheid
o Vertegenwoordigend lichaam
• Gedeputeerde Staten
o Dagelijks bestuur
• Commissaris van de koningin
o Voorzitter GS en PS
• Art. 49 GW: vertrouwensregel

Gemeente, art. 123 GW
• Gemeenteraad, art 135 GW
o Wetgevende bevoegdheid

o Vertegenwoordigend lichaam
• Burgemeesters & Wethouders
o Dagelijks bestuur
• Burgemeester
o Voorzitter van B&W en GR
• Art. 49 PW: vertrouwensregel

Rechterlijke organisatie
De wet wijst de gerechten aan (art. 116 lid 1 GW jo art. 2 RO)

• 19 Rechtbanken (art. 6, 20 en 48 RO
• 5 Gerechtshoven (art. 6, 66, 69 RO
• 1 Hoge Raad (art. 75 RO)
• Afdeling bestuursrechtspraak van de RvS
o Adviserende functie&rechtspraak op terrein v. bestuursrecht (art. 26 RO
• Centrale Raad van Beroep (art. 10 Beroepswet)
o Zaken in hoger beroep over sociale zekerheid

Absolute en relatieve competentie:
Absolutie competentie: welke soort instantie is bevoegd?

• Rechtbank
• Gerechtshof
• Hoge Raad
• Enz.

Relatieve competentie: welke instantie (in welk gebied) is bevoegd?
• Amsterdam, Utrecht enz.

Strafzaken:
Absolutie competentie:
• Rechtbanken (art. 45 RO)
• Uitzonderingen:
o Overtredingen door kantonrechter
o Hoge Raad (art. 76 RO)
• Eerste en ENIGE instantie voor ambtsmisdrijven van SG, ministers en staatssecretarissen

Relatieve competentie (art. 2 Sv):
• Rechter wiens gebied het feit is gepleegd
• Rechter wiens gebied de verdachte woont/bevindt of laatste verblijfplaats had
• Bij gelijktijdige vervolgingen gaat eerst genoemde rechter voor!

Burgerlijke zaken:

Absolute competentie:
• Rechtbanken (art. 42 RO)
• Uitzonderingen:
o Vorderingen tot 5000 euro -> kantonrechter
o Geschillen omtrent arbeidsovereenkomsten, huur- koopovereenkomsten ONGEACHT de waarde -> kantonrechter

Relatieve competentie (art. 99 Rv):
• Rechter wiens rechtsgebied gedaagde woont
• Indien niet bekend -> rechtsgebied waar gedaagde werkelijk verblijft
o Uitzondering: geschil over onroerende zaak -> keuze tussen locatie onroerende zaak en woonplaats gedaagde

Bestuursrechtelijke zaken:
Absolute competentie:
• Rechtbank (art. 43 RO)
o Onderwijs- en milieuwetgeving -> afdeling bestuursrechtspraak RvS

Relatieve competentie (art. 8:7 Awb):
• Besluit van gedecentraliseerde overheid -> rechter wiens rechtsgebied de zetel van dat bestuursorgaan valt (zetelaanknoping)
• Besluit van centrale overheid -> rechter wiens rechtsgebied de indiener van het beroepschrift woonachtig is (woonplaatsaanknoping)

o Bij afwezigheid woonplaats geldt weer zetelaanknoping

Rechtsmiddelen (schema p. 97) T
• Gewone rechtsmiddelen
o Verzet: indien sprake was van een uitspraak bij verstek (partij niet aanwezig)
o Hoger beroep, art. 60 RO: opnieuw een uitspraak
o Beroep in cassatie: eenheid bewaking door HR!
o Bij burgerlijke en strafzaken in 1e aanleg: SCHORSING
• Buitengewone rechtsmiddelen
o Herroeping (civiele zaken): art. 382 Rv
o Derdenverzet (civiele zaken): art. 376 Rv
o Herziening (strafzaken) art. 457 Sv
o Cassatie in het belang der wet, art. 78 RO
o Geen schorsende werking

Het openbaar ministerie:
• Voornamelijk bezig met opsporing en vervolging
• Tenuitvoerlegging van straffen
• Monopoliepositie
• Kan zelf ook straffen uitdelen in bepaalde gevallen, bijv. politie

Organisatie OM § 6.2

• College van Procureurs-generaal
o 3-5 leden, voorzitter wordt door KB benoemd
o Vormt samen met ambtenaren het parket-generaal (art. 135 RO)
• Bij rechtbanken is er een arrondissementsparket. Hoofd ervan is de Hoofdofficier van Justitie (OvJ)
• Bij gerechtshoven is er een ressortsparket. Hoofd ervan is de hoofdadvocaat-generaal.
• Bij de Hoge Raad valt de leiding onder de Procureur-Generaal
o Geeft advies over rechtzaken
o Kan beroep in cassatie instellen
o Belast met vervolging van ambtsmisdrijven

Belangrijke uitgangspunten:
• Toegang tot de rechter (art. 6 EVRM)
• Onafhankelijkheid van de rechter (art. 117 lid 1 en lid 4 GW) en zie ook art. 6 EVRM en 14 IVBPR
• Onpartijdigheid van de rechter (art. 6 lid 2 EVRM en art. 14 IVBPR)
o Ook bij schijn van partijdigheid moet vermeden worden
• Wraken (art. 36 Rv jo 512 Sv en verschonen art. 517 Sv jo 40 Rv
• Openbare zittingen (art. 121 GW)

• Hoor en wederhoor (art. 6 EVRM)
• Hoger beroep en cassatie -> EENHEID en CONTROLE (art. 14 IVBPR)
• Motiveringsplicht (art. 121 GW) -> WILLEKEUR TEGENGAAN en BEGRIJPBAAR MAKEN

Bestuurshandelingen (p. 130)
• Feitelijke handelingen (aanleg straten) van overheid -> voor algemeen belang
• Rechtshandelingen: ontstaan of veranderen rechtsgevolgen
o Privaatrechtelijke rechtshandelingen (kopen van grond)
o Publiekrechtelijke rechtshandelingen
• Meerzijdig besluit (Wet Gemeenschappelijke regelingen
• Eenzijdig besluit
• Besluit van algemene strekking (B.A.S.)
• Beschikking

Bestuursorgaan, art. 1:1 Awb
• Art. 1:1 lid 1 Awb definitie bestuursorgaan:
o Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of een ander persoon/ college met enig openbaar gezag bekleed
o Bijv. minister, college B&W, belastinginspecteur
o Art. 1:1 lid 2 Awb uitzonderingen

• Bestuursbevoegdheid bestuursorgaan berust op de wet
• Bestuursorgaan moet zich houden aan de algemene beginstelen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b.)

Besluit en beschikking, art. 1:3 Awb
• Onder besluit wordt krachtens art. 1:3 lid 1 Awb verstaan:
o Schriftelijke beslissing van een
o Bestuursorgaan inhoudende een
o Publiekrechtelijke rechtshandeling
• Een beschikking is krachtens art. 1:3 lid 2 Awb:
o Een besluit dat niet van algemene strekking is
o Afwijzing van een aanvraag van een besluit

Belanghebbenden, art. 8:1 Awb, art. 1:2 Awb
• Beroep op de rechter alleen open voor belanghebbenden!
• Belang moet..
o Eigen belang zijn (wiens)
o Objectief vast te stellen zijn (feiten)
• Belanghebbende moet
o Rechtstreeks betrokken zijn bij het belang

Bestuursrechtelijke rechtsbescherming
1. voorprocedure (bezwaar of administratief beroep)

2. toegang tot de rechter

zonder voorprocedure staat de toegang tot de rechter (in beginsel) niet open, art. 7:1 Awb!

Voorprocedure & rechter
• een bestuursorgaan toetst in geval van de ‘voorprocedure’ op:
o doelmatigheid: is de beschikking beleidsmatig, economisch en financieel correct?
o Rechtmatigheid: is de beschikking conform de wettelijke bepalingen verstrekt en zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet geschonden?
o Toetsing ex Nunc (zoals het nu is)
• De rechter toetst in geval van een rechterlijke procedure op:
o Rechtmatigheid: is de beschikking conform de wettelijke bepalingen verstrekt en zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet geschonden?
o Toetsing ex Tunc (zoals het was)

Beroep op de bestuursrechter:
• Als de belanghebbende het niet eens is met de bezwaarschriftprocedure is of administratief beroep procedure, dan stelt hij beroep in bij een bestuursrechter, art. 8:1 Awb e.v.
• Geen beroep mogelijk tegen o.a.

o Algemeen verbindende voorschrift (soort wet)
o Beleidsregel (gericht op bestuursorgaan)

Zie art. 8:2 Awb voor meer uitzonderingen

Stappenplan bestuursrechter:
1. belanghebbende stelt beroep bij de rechter
2. bevoegdheid en ongvankelijkheidstoets
a. appellabel besluit: geen voorprocedure
b. te laat ingesteld
c. geen griffiegeld betaald
3. bestuursorgaan stuurt binnen 4 weken de stukken en verweerschriften op
4. indien van toepassing: derde belanghebbende wordt toegelaten
5. indien van toepassing: nog een ronde repliek en dupliek
6. indien nodig: rechter gaat op eigen initiatief onderzoek instellen, art. 8:44 t/m 8:51 Awb
7. onderzoek ter terechtzitting en pleidooi
8. uitspraak rechter: gegrond of ongegrond

Hoger beroep:

• algemene regel -> AbRvS
• sociale zekerheid & ambtenarenrecht -> CRvB
• belastingzaken -> gerechtshof

Nationale ombudsman
• behandelt klachten over het feitelijk optreden door bestuursorganen OF daar werkzame ambtenaren
• onderzoekt of het optreden al dan niet behoorlijk is gewest
• ombudsman kan ook op eigen initiatief onderzoek doen
• brengt jaarlijks verslag uit aan tweede kamer

• daarnaast kennen bestuursorganen eigen klachtregelingen

o hoofdstuk 9 Awb geeft regeling over klachtbehandeling door bestuursorganen

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b.)
• gebod van onpartijdigheid (art. 2:4 Awb
• zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb)
• verbod van detournement de pouvoir (art. 3 :3 Awb)
• zorgvuldige belangenafweging en evenredigheidsbeginsel (art. 3 :4 Awb)
• motiveringsbeginsel (Art. 3:46 Awb)

• rechtszekerheidsbeginsel, ongeschreven
• vertrouwensbeginsel, ongeschreven
• gelijkheidsbeginsel, ongeschreven
Formeel en materieel strafrecht
• Materieel strafrecht
o Welke gedragingen zijn strafbaar?
o Welke sancties zijn er?
o Welke voorwaarden moeten worden ingevuld?
• Formeel strafrecht (regels voor gebruik van materieel strafrecht)
o Wie mag wat doen tijdens een onderzoek naar strafbaar feit?
o Wie neemt beslissingen
o Wie legt de beslissingen ten uitvoer?

Bronnen van het straf(proces)recht
• Wetten in formele zin
o WvSv, WvSr, Opiumwet, WED, WVW etc.
• Verdragen en internationale jurisprudentie
o Art. 5 en 6 EVRM
o Art. 9 en 14 IVBPR
o Jurisprudentie Europese Hof voor de Rechten van de Mens

• Nationale jurisprudentie
o De auditu-arrest HR 20 december 1926, NJ 1927, 85 (van horen zeggen)
o Ongeschreven rechtsbeginselen
• Vertrouwensbeginsel, verbod van detournement de pouvoir, proportionaliteit en subsidiariteit

Strafrecht
• Strafrecht = sanctierecht
o Straffen/maatregelen: ultimum remedium karakter
o Strafrecht als ordeningsrecht, bijv. Wet Economische Delicten
• Strafrechtelijk legaliteitsbeginsel
o Art. 1 WvSr: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling

Legaliteitsbeginsel
• Lex scripta: een optreden moet zijn grondslag vinden in een wet in materiële zin
• Lex certa: geen vage teksten of bepalingen. De burger moet weten waar hij/zij aan toe is
• Verbod van analogie (vergelijking). Theologie interpretatie is wel toegestaan

• Verbod op terugwerkende kracht

Voorwaarden voor strafbaarheid
1. menselijke gedraging
a. een dier of ding kan geen strafbaar feit plegen
b. er moet een zekere wil achter de gedragen zitten
c. gedraging van natuurlijk persoon of rechtspersoon
2. die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving
3. die wederrechtelijk is
4. en aan schuld te wijten

Opzet (dolus)
• Vb. in wet: ‘opzet’, ‘opzettelijk’, ‘oogmerk’
• Willens en wetens de overige bestanddelen vervullen
o Probleem: moeilijk om in hoofd verdachte te kijken
o Oplossing: voorwaardelijke opzet
• Voorwaardelijke opzet: de in jurisprudentie ontwikkelde uitbreiding van het opzet. HR: ‘zich willens en wetens blootstellen aan de geenszins denkbeeldige kans’

Schuld (sculpa)

• Vb. in de wet: ‘schuld’, ‘onachtzaamheid’, ‘redelijkerwijs moeten vermoeden’, ‘nodige voorzichtigheid’
• Geen willens en wetens maar had beter moeten weten/handelen
• Garantstellung: de bijzondere verantwoordelijkheid van mensen met bepaalde kwaliteiten of functies

Bewuste en onbewuste schuld
• Bewuste schuld: wel bewustzijn van gevaar, maar ziet het niet gebeurden
o Je werkt op het dak met stenen en komt een slechte tegen. Je gooit het naar beneden, want ‘ach er zal toch niemand langslopen’
• Onbewuste schuld: geen bewustzijn van gevaar, terwijl het er wel had moeten zijn
o Je werkt op het dak met stenen en er glijdt er een uit je handen, via jde goot naar beneden op het hoofd vd buurman
• Opzet: willens en wetens
o Je werkt op het dak en mikt een steen naar beneden op hoofd van je docent.

Fasen in strafprocesrecht:
• Voorbereidend onderzoek:
o Verzamelen bewijs
o Opsporing: onderzoek naar aanleiding van een redelijk vermoeden
o Vervolging: inschakeling van een rechter
• Dagvaarding, gerechtelijk vooronderzoek

• Eindonderzoek (terechtzitting)
o Bewijs door rechter onderzocht
o Luisteren naar verdachte
o Uitspraak
o Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

Functies van strafprocesrecht
• Instrumentele functie
o Wie mag welke dwangmiddelen (aanhouding, fouilleren enz.) toepassen onder welke voorwaarden
o Toepassen van ingrijpende maatregelen en straffen
• Waarborgfunctie:
o Bieden van bescherming tegen al te ver gaande inbreuken
o Geeft de verdachte rechten en bevoegdheden

Subjecten van internationaal recht
De 3 subjecten zijn:
1. staten
2. internationale organisaties
3. ondernemingen, bevrijdingsbewegingen en de Heilige Stoel

De criteria voor een staat zijn:

1. een territoir
2. bewoond door een bevolking
3. die onderworpen is aan effectief gezag
Niet nodig is erkend te zijn door andere staten

Internationale organisaties
• Non-gouvernementele organisaties zijn in het leven geroepen door: particulieren of particuliere instellingen uit verschillende landen
o Voorbeelden: Amnesty International, Greenpeace, Artsen zonder Grenzen
• Gouvernementele organisaties zijn in het leven geroepen door: staten
o Voorbeelden:

Verdragen:
Voorwaarden voor een verdrag zijn:
1. internationale overeenkomst
2. gesloten en beheerst door volkenrecht
3. in 2 of meer samenhangende akten

Bilaterale verdragen zijn: tussen 2 staten
Multilaterale verdragen zijn: met meer dan 2 staten
Regionale verdragen zijn: bestemd voor bepaalde ‘regio’ van de wereld.
Mondiale verdragen zijn: wereldwijde strekking.


Monistische leer:
Gaat er van uit dat het internationale en nationale recht één systeem vormen. Aanhangers gaan er van uit dat het internationale recht van hogere rang is dan nationaal recht.

Dualistische leer:
Houdt in dat het internationale recht en het nationale recht twee gescheiden rechtssferen zijn.

Nederland gaat uit van een monistische leer. Dit komt tot uitdrukking in artikel 93 GW.

Internationale geschilbeslechting:
• onderhandelingen: partijen trachten er gezamenlijk uit te komen
• feitenonderzoek: een derde wordt ingeschakeld om de feiten boven water te krijgen
• bemiddeling: derde partij is actief betrokken en doet voorstellen voor het vinden van een oplossing
• conciliatie: houdt in dat de partijen aan een onafhankelijke commissie van onderzoek vragen op basis van de door haar vastgestelde feiten een niet-bindend voorstel te doen voor de beslechting van het geschil
• arbitrage: gaat wel om een bindende beslissing. Die wordt genomen door arbitragetribunaal.

IGH (internationaal gerechtshof)

• 15 verschillende rechters gekozen voor 9 jaar
• Voor geschilbeslechting is erkenning van de staat nodig. Dat kan door middel van:
1. compromis
2. compromissoire clausule
3. facultatieve clausule
4. gedrag van een staat.

Concurring opinions:
Zijn afkomstig van rechters die wel in stemmen met de conclusie van de meerderheid van het Hof, maar die op het punt van de argumentatie een afwijkende opvatting hebben

Dissenting opinions:
Zijn afkomstig van rechters die zowel ten aanzien van de conclusie als ten aanzien van de argumentatie een van de meerderheid van het hof afwijkend standpunt innemen.

Internationale organisaties (IO)
Voorwaarden IO zijn:
1. permanente, door staten bij een

2. verdrag opgerichte instituties
3. gericht op verwezenlijking van bepaalde doelstellingen

Intergouvernementaal & supranationaal
Intergouvernementaal: beogen samenwerking tussen staten. Deze kunnen niet tegen hun wil gebonden worden aan besluiten van de organisatie. Dit komt tot uitdrukking in de regel dat voor besluiten e instemming van alle lidstaten vereist is.
Supranationaal: lidstaten kunnen wel tegen hun wil gebonden worden aan besluiten van de organisatie. De staten hebben een deel van hun soevereiniteit overgedragen aan de organisatie. Bindende beslissingen bij meerderheid van stemmen of door organen waarin niet alle staten vertegenwoordigd zijn, zijn dus mogelijk.

Mondiaal & regionaal
Mondiaal: alle staten in de wereld kunnen in principe lid worden
Regionaal: bijv. Benelux. Staan open voor staten in een bepaalde geografische ‘regio’ van de wereld.

Algemeen & functioneel
Algemeen: ruim omschreven doelstellingen, zoals bijv. de Verenigde Naties
Functioneel: beperkte doelstellingen.

Verenigde Naties: 192 staten en 5 hoofdorganen (art. 7 Handvest) deze zijn:
1. Algemene Vergadering
2. Veiligheidsraad
3. Secretariaat
4. Internationaal Gerechtshof
5. Economische en Sociale Raad

De Raad van Europa, art. 3 en 4 Statuut van de Raad van Europa

Samenwerking op sociaal, cultureel en juridisch gebied. (intergouvernementeel)

47 staten en 3 hoofdorganen:
1. ?
2. ?
3. ?

Mensenrechten
Sociale mensenrechten zijn:
• Economische, sociale en culturele rechten
• Recht op sociale zekerheid(art. 22)
• Het recht op werk en behoorlijke arbeidsvoorwaarden ( art. 23 lid 1-3)
• De vrijheid van vakverenigingen
• Recht op vrije tijd
• Recht op behoorlijke levensstandaard
• Recht op onderwijs en vrijheid van onderwijs
• Recht op participatie in cultureel leven en deelhebben aan vooruitgang wetenschap
• Recht op intellectueel eigendom

Klassieke mensenrechten

• Accent ligt op waarborgen van vrijheidssfeer van de burger tegenover inbreuken daarop, vooral door de overheid.
• Recht op leven, vrijheid en veiligheid
• Verbod op slavernij
• Recht op gelijkheid enz.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.