Hoofdstuk 1 t/m 4: politieke besluitvorming

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2164 woorden
  • 16 juni 2013
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1 – Wat is politiek?

§1.1 Het begrip politiek

Mogelijke betekenissen politiek:

  • overheidsbeleid
  • staatsinrichting
  • handelswijze (dit bedrijf voert een … politiek)
  • behendig (politiek is een vies spelletje)

Politicologie = wetenschap die politiek onderzoekt

Proces van politieke besluitvorming: proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen vanuit de samenleving in bindende besluiten.

à gericht op oplossen van maatschappelijke problemen

Politiek probleem: een situatie die mensen ongewenst vinden en die ze (mede) door middel van overheidsingrijpen veranderd willen zien

Problemen die de aandacht krijgen van burgers en van maatschappelijke groeperingen vormen de publieke agenda. Als dit bij politici komt à politieke agenda

Easton: politiek omschreven als de gezaghebbende toedeling van waardevolle materiële en immateriële zaken voor een samenleving.

  • bij materiële zaken staat de verdeling van schaarse middelen centraal
  • bij immateriële zaken gaat het om de toedeling van waarden

Politieke besluiten kunnen alleen worden genomen als er voldoende steun is voorde besluiten of als het verzet tegen de besluiten niet sterk genoeg is om ze tegen te houden. De steun kan op een legitieme democratische manier ontstaan of worden afgedwongen.

-> aan de hand van Easton beschrijving kun je een verfijndere definitie van politiek vaststellen: politiek is het besluitvormingsproces over de vraag hoe schaarse middelen verdeeld moeten worden, waarbij de manier van besluiten nemen en de inhoud ervan ‘gezag moeten hebben’ en daarmee steun krijgen van een meerderheid van de bevolking.

§1.2 De overheid

Overheidsbeleid: het kiezen van een bepaalde oplossing voor een maatschappelijk probleem en het inzetten van financiële middelen om het beoogde politieke doel op een vastgesteld moment te bereiken.  -> wordt ook ‘politiek’ genoemd.

Politieke vraagstukken à collectieve belangen en collectieve goederen -> goederen waar de meeste mensen belang bij hebben omdat ze er gebruik van maken of kunnen maken.

Collectieve belangen hoeven niet door de overheid behartigd te worden, je kan ook particuliere organisaties inschakelen à basis voor collectieve voorzieningen is solidariteit

Kerntaken van de overheid

  • garanderen van openbare orde en veiligheid
  • onderhouden van goede buitenlandse betrekkingen
  • het scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden, infrastructuur en een voorspoedig economisch klimaat
  • het zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst en andere goederen op sociaal-cultureel gebied

Welke collectieve belangen de overheid behartigt àverandert

19e eeuw: beperkte rol

20e eeuw: uitbreiding taken

Na WO II: welzijn van burgers à ontwikkeling verzorgingsstaat

Ging te ver, kwam besef dat overheid moest terugtreden à ook hier zaten nadelen aan, dus nieuwe discussies over rol van de overheid

Hoofdstuk 2 – Rechtsstaat en democratie

§2.1 Macht en gezag

Kenmerken staat:

  • overheid beschikt over soevereine macht
  • er is sprake van een bevolking, waarover geregeerd wordt
  • het grondgebied is internationaal erkend
  • overheid beschikt over geweldsmonopolie

Macht = het vermogen om anderen je wil op te leggen, hiervoor moet je beschikken over machtsbronnen

Gezag als mensen de zeggenschap van andere als legitiem accepteren

In een dictatuur is de macht in handen van een persoon of een kleine groep mensen.

‘Power corrupts, absolute power corrupts absolutely’

Burgers à geven beslissingsrechtà politieke bestuurders à politieke macht

Politeke macht = het vermogen om direct invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten

§2.2 Nederland is een rechtsstaat

 Meeste landen gaan naar democratische rechtsstaat

Rechtsstaat = een staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn vastgelegd zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid

Democratische rechtsstaat:

  • grondrechten worden geëerbiedigd
  • er is sprake van grondwettelijke scheiding van de politieke macht
  • het legaliteitsbeginsel: het bestuur van ons land en alle bevoegdheden van personen en instellingen zijn vastgelegd in de grondwet
  • de mogelijkheden voor burgers om politiek te participeren zijn wettelijk vastgelegd
  • er is openbaarheid ban bestuur

Belangrijkste rechten van de burgers  à grondwet

  • klassieke grondrechten: vrijheid & gelijkheid. Overheid is hiertoe verplicht,
  • sociale grondrechten: bescherming zwakkeren in de samenleving. Overheid moet dit naar vermogen waarmaken

3 machten (Montesquieu):

  • wetgevend
  • uitvoerend
  • rechterlijk

à scheiding van de machten is in Nederland niet strikt doorgevoerd

à idee is dat 3 machten elkaar controleren: checks and balances

Legaliteitsbeginsel: je kan pas voor iets veroordeeld worden als het volgens de wet strafbaar is

§2.3 Constitutionele monarchie met parlementair stelsel

Positie van de koning staat in grondwet (=constitutie)

à Nederland = constitutionele monarchie met parlementair stelsel

Koning maakt deel uit van de regering, maar vooral ceremoniële functie. Koning is onschendbaar, ministeriële verantwoordelijkheid.

Soms discussie over monarchie à republikeinen

Directe democratie: burgers mogen stemmen over wetsvoorstellen

Kenmerken parlementaire democratie:

  • representatiedemocratie
  • alle burgers gelijkwaardig
  • Ministeriële verantwoordelijkheid aan gekozen volksvertegenwoordiging
  • Macht van de overheid à vrije, geheime en regelmatige verkiezingen
  • kabinet voert beleid op basis van vertrouwen meerderheid van de bevolking
  • besluitvorming door regering en parlement bij meerderheid van stemmen
  • rekening met minderheden
  • tweekamerstelsel, eerste kamer à laatste controle, wordt kamer van reflectie genoemd

 §2.4 Visies over politieke macht

Descriptieve opvattingen = beschrijvende

Normatieve opvattingen = beoordelende

 

Theorieën democratie:

klassieke democratietheorie (Rousseau):

Algemeen belang -> wil van het volk.

Kritiek: geeft wil van het volk algemeen belang of eigenbelang weer?

representatiedemocratie:

Bevolking legt zeggenschap in handen van gekozen politieke vertegenwoordigers, die dan zelf hun besluiten nemen

pluralistisch democratiemodel:

Dit model erkent de diversiteit inde samenleving à verschillende groepen burgers die hun eigen belang vertegenwoordigen

elitetheorie:

Macht is ongelijk verdeeld. Er is sprake van een machtselite, die sleutelposities inneemt op sociaaleconomisch en politiek terrein.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Leraar worden

Alles wat je moet weten over leraar worden

polyarchietheorie:

= Verdere uitwerking pluralistisch model.

Letterlijk een heerschappij van velen

Politieke partij die grootste belangengroep vertegenwoordigt, vertegenwoordigt de politiek:dus partijen proberen simpelweg zoveel mogelijk kiezers te trekken.

Er zijn minimale vooraarden nodig om iets van de democratische belofte waar te maken. Gekozen regeerders enz.

Hoofdstuk 3 – Verkiezingen en kiesstelsels

§3.1 Het Nederlandse kiesstelsel

Na 1848 (Thorbecke): censuskiesrecht

Na 1917: algemeen kiesrecht voor mannen

Na 1922: algemeen kiesrecht voor mannen & vrouwen

Algemeen (=kiezen) en passief (=gekozen worden) kiesrecht

Niveaus besluitvorming: Europees, landelijk, provinciaal, gemeentelijk

Uitgesloten van kiesrecht:

  • mensen die door rechterlijke uitspraak zijn ontzet, bijvoorbeeld landverraders
  • mensen die door rechter onbekwaam zijn verklaard

3 voorwaarden partijen:

  • moet ingeschreven staan in elk kiesdistrict
  • moet in elk district 26 handtekeningen geven
  • moet per kiesdistrict 450 euro betalen, wordt terggeven als de partij 75% van de stemmen voor zetel behaalt.

In Nederland: evenredig kiesstelsel.

Kiesdeler = hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor een zetel

  • voordeel: iedere stem telt even zwaar
  • nadeel: veel kleine partijen à sommige landen hebben kiesdrempel

Districtenstelsel: land in gebieden verdeeld, kandidaat met meeste stemmen in gebied naar landelijk bestuur

Meerderheidsstelsel: kandidaat moet in district absolute meerderheid halen

Voordeel meerderheidsstelsel: beter contact met kiezers. Kandidaat moet van alles in district op de hoogte zijn en dus een generalist zijn. (Bij evenredige vertegenwoordiging fractiespecialist, die bepaald onderwerp voor zijn rekening neemt)

Nadeel meerderheidsstelsel: partij met meeste stemmen kan minste zetels krijgen

In Nederland stemmen meeste mensen op lijsttrekker en niet op andere kandidaten, terwijl je officieel wel als persoon wordt gekozen

§3.2 Representatie en representativiteit

Parlementaire democratie = representatie (vertegenwoordiging) è resulteert in ideale omstandigheden, in hoge mate van representativiteit

Ostrodoxi-paradox: rekenmodel waarmee je spanning tussen politici en kiezers duidelijk kan maken: partij wint, terwijl meer mensen het niet met hun standpunten eens zijn. Partij krijgt dus met weerstand en protesten te maken

Knelpunten bij representatieve democratie:

  • mensen zijn het niet met alle standpunten eens
  • veel mensen die niet stemmen
  • partijen richten zich op mensen met modaal of hoog inkomen, want die stemmen het meest
  • moeten altijd compromissen gesloten worden, beleid is dus niet geheel representatief

à gebrek aan representativiteit, steeds meer mensen gaan niet stemmen = vicieuze cirkel

§3.3 Parlementair en presidentieel stelsel

In presidentiële stelsel VS à president heeft functie staatshoofd en minister-president.

President stelt eigen ministers stelt eigen ministers aan, die alleen aan president verantwoording schuldig zijn.

Maar: niet-regeringspartijen proberen het de president zo moeilijk mogelijk te maken,

+ president kan niet op steun congres rekenen

Congres kan president niet afzetten, maar president heeft geen ontbindingsrecht om het congres te ontbinden. Wel heeft president vetorecht om wetten te blokkeren

§3.4 De verkiezingen en formatie

Meeste partijen à verkiezingsprogramma

Lijsttrekkers brengen belangrijkste standpunten naar voren à o.a. in lijsttrekkersdebat à lijsttrekkers proberen zich op zwevende kiezers te richten

Regering moet rekenen op steun tweede kamer à coalities om meerderheid zetels te behalen

Meestal is het onduidelijk wat de beste coalitie is, dus wordt een informateur benoemd à zoekt uit welke partijen gezamenlijk een beleid zouden kunnen voeren dat op voldoende tweede kamersteun kan rekenen

Hoofdlijnen te voeren beleid

Regeerakkoord met gemaakte afspraken = meestal compromis

à plannen worden ieder jaar aangekondigd in de troonrede en miljoenennota

Troonrede: hoofdlijnen te voeren beleid

Miljoenennota: exact aangegeven welke concrete voornemens er zijn op elk beleidsterrein en hoeveel geld daarvoor beschikbaar is

Als informateur is gelaagd à staatshoofd benoemt formateur = degene die daadwerkelijk een kabinet gaat vormen

Volgens wet à om 4 jaar verkiezingen, maar kan ook iets misgaan:

  • minister kan ontslag aanvragen
  • hele kabinet biedt ontslag aan = kabinetscrisis.

à 2 mogelijkheden: Benoeming nieuwe (in)formateur of nieuwe verkiezingen terwijl demissionair kabinet blijft

Hoofdstuk 4 – Het landsbestuur

Nederland + Antillen + Aruba = Koninkrijk der Nederlanden

§4.1 Regering

Regering = dagelijks bestuur van Nederland

Beleidsvoornemens worden besproken in de gezamenlijke vergadering van de ministers, de ministerraad. Voorzitter = minister-president

Voor bepaalde onderdelen van takenpakket van een minister à staatssecretaris

Alle ministers en staatssecretarissen à kabinet

Soms valt een minister onder een andere ministerie à minister zonder portefeuille, want heeft geen eigen begroting.

Soms worden programmaministers benoemd à geen eigen ministerie, wel begroting.

(Volgens wikipedia: Een programmaminister is een minister die een ruimer beleidsveld of samenhangend beleidsprogramma uitvoert.)

Taken regering: medewetgeving, voorbereiding overheidsbeleid, uitvoering overheidsbeleid.

Takenpakket regering:

  • besluiten over dagelijkse zaken
  • besluiten over zaken die zonder wetgeving en zonder goedkeuring parlement kunnen worden genomen
  • indienen wetsvoorstellen
  • nemen Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB), om raamwetten in te vullen. Wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
  • jaarlijkse bekendmaking beleidsplannen

§4.2 Parlement

Staten-Generaal = Eerste kamer + Tweede Kamer

Hoofdtaken tweede kamer:

Medewetgevende taak

  • stemmen over wetsvoorstellen
  • recht van amendement: recht om deel van wetsvoorstel te wijzigen
  • recht van initiatief: recht om zelf wetsvoorstellen in te dienen
  • budgetrecht: recht om jaarlijkse begroting aan te nemen of te verwerpen

Controlerende taak

  • vragenrecht: stellen van vragen aan bewindslieden.
  • recht van interpellatie: ter verantwoording roepen van bewindspersonen over het (voorgenomen) regeringsbeleid. Als meer Kamerfracties dit willen en hierover het woord willen voeren à spoeddebat
  • Recht van motie: in tweede kamer schriftelijke uitspraak doen over beleid van een minister. Motie van afkeuring als beleid wordt afgekeurd. Motie van wantrouwen als minister zelf negatief wordt beoordeeld.
  • recht van enquête: zelfstandig onderzoek instellen als tweede kamer vindt dat ze niet genoeg informatie krijgt

Leden van tweede kamer hebben ook informele middelen om hun twee taken te vervullen:

  • lobbyen bij ministers.
  • overleg met ambtenaren en pressiegroepen (voor verwerven van steun)
  • gebruikmaken van massamedia

Leden van tweede kamer hebben ook informele middelen om hun twee taken te vervullen:

  • lobbyen bij ministers.
  • overleg met ambtenaren en pressiegroepen (voor verwerven van steun)
  • gebruikmaken van massamedia

Eerste kamer heeft 75 leden. Eerste kamer toetst wetsvoorstellen aan staatsrechtelijke normen en normen van behoorlijke wetgeving.

  • heeft geen recht van amendement            
  • heeft ook geen recht van initiatief
  • heeft wel recht om schriftelijke vragen in te stellen
  • heeft ook recht om parlementaire enquête in te stellen

àmaakt hier weinig gebruik van, want primaat van besluitvormingsproces hoort bij tweede kamer te liggen.

Kan druk op bewindspersoon uitoefenen via eigen politieke partij.

§4.3 Provincie en gemeente

Subsidiariteitsbeginsel: decentraal wat kan, centraal wat moet. Rijksoverheid à grote lijnen, gedetailleerde invulling à lagere overheden.

Belangrijkste taken provincie: ruimtelijke ordening en milieu.

Verkiezingen voor provincie elke 4 jaar. De gekozen vertegenwoordigers à Provinciale Staten. Aantal leden is afhankelijk van aantal inwoners provincie.

 

Na verkiezingen à onderhandelen om coalitie voor dagelijks bestuur te vinden = Gedeputeerde Staten, voorzitter van Provinciale Staten én Gedeputeerde Staten = Commissaris van de Koningin (nu wss koning).

Gemeentebestuur is verantwoordelijk voor ordelijk verloop van het openbare leven in een gemeente. Laatste jaren krijgt gemeente steeds meer beleidstaken door decentralisatie.

Bestuur van de gemeente wordt gevormd door gemeenteraad. Dagelijks bestuur is in handen van het College van Burgemeester en Wethouders

§4.4 Dualisme en monisme

Volgens trias politica:

  • Parlement stelt wetten vast
  • Regering voert wetten uit
  • Parlement controleert uitvoering door de regering

Dit heet dualistisch stelsel = een regeringsstelsel waarbij er sprake is van een duidelijke scheiding tussen regering en volksvertegenwoordiging.

Tegenovergestelde is monisme: een regeringsstelsel waarbij de regering steunt op een meerderheid in de volksvertegenwoordiging en daarmee min of meer een eenheid vormt.

Formeel gesproken is er in Nederland dualisme. Maar in praktijk is er ook monisme: fractiediscipline, regeerakkoord enz.

  • Beperkte mogelijkheid voor coalitiefracties in Tweede Kamer om zelfstandig standpunten in te nemen door regeerakkoord
  • De houding om met hele fractie de partij te steunen à fractie- of partijdiscipline
  • bewindsliedenoverleg: politiek overleg tussen de ministers en staatssecretarissen van een partij met top van de Tweede-Kamerfractie van die partij. à besluitvorming wordt ‘voorgebakken’.
  • tussen 1980-2002 veel afspraken tussen kabinet en coalitiefracties in ‘Torentje’ = werkkamer van minister-president, wordt Torentjesoverleg genoemd.
  • àà deze vormen van monistisch overleg wordt ‘achterkamertjespolitiek’ genoemd. 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.