Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Criminaliteit en rechtstaat

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1723 woorden
  • 3 februari 2017
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
3 keer beoordeeld

  • Waarde: een principe dat mensen belangrijk vinden om na te streven. In Nederland bv; vrijheid, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid.
  • Normen: Gedragsregels. Bv; je mag niet liegen. Er zijn ook religieuze normen; zoals zondagsrust en morele normen; zoals geen kleding kopen die gemaakt zijn kinderen.
  • Rechtsnormen; Normen die zo belangrijk zijn dat ze zijn vastgelegd in de wet. Bv; dat niemand zomaar jou vrijheid kan ontnemen.
  • Criminaliteit; elk door de overheid bij wet strafbaar gesteld gedrag/ alle misdrijven die in de wet staan omschreven. Deze staan in het Wetboek van Strafrecht, maar ook in de Opiumwet en de Wet van wapens en munitie.
  • Misdrijven; ernstige strafbare feiten zoals diefstal, fraude, mishandeling etc.
  • Overtredingen; minder ernstige strafbare feiten zoals door rood rijden

Het verschil tussen een misdrijf en overtreding is te zien in het strafproces en de strafmaat.

Overtredingen > kantonrechter

Lichte misdrijven > politierechter

Zware misdrijven > rechtbank

Misdrijven die tot een veroordeling hebben geleid worden geregistreerd op je strafblad.

  • Strafwaardig; gedrag dat volgens iemand of een grotere groep mensen strafbaar zou moeten zijn. Dit is pas strafbaar als het in het Wetboek staat.
  • Criminaliteit is een relatief en cultureel bepaald begrip. Per land of groep verschilt het wat men strafwaardig vindt.
  • Criminalisering; als er genoeg mensen zijn in de samenleving die iets strafwaardig vinden wordt het in het Wetboek opgenomen.

Dit vindt plaats omdat we met nieuwe strafwaardige gedragingen te maken krijgen, zoals hackers.

  • Decriminalisering; een strafbare gedraging wordt uit het strafrecht gehaald en is daardoor niet langer verboden. Godslastering is bijvoorbeeld uit het Wetboek gehaald.

Wat wel en niet strafbaar is hangt af van de maatschappelijke context en de ernst van de gevolgen.

  • De redenen dat criminaliteit wordt gezien als een maatschappelijk of sociaal probleem zijn:
  • Criminaliteit heeft ongewenste gevolgen voor grote groepen in de samenleving
  • Gevolgen van criminaliteit zijn in te delen in materiële schade; schade aan het pand, en in immateriële schade; gevoel van onveiligheid
  • Er bestaat een verband tussen het bestaan van criminaliteit en andere maatschappelijke ontwikkelingen;
  • Minder gezag van de overheid
  • Minder sociale controle
  • Toegenomen welvaart; er valt meer te halen
  • Werkeloosheid
  • Minder pak- & strafkans
  • Bij aanpak van criminaliteit spelen tegengestelde belangen
  • Veiligheidsparadox; Het verschijnsel dat hoe meer veiligheid we hebben, hoe erger we daar inbreuk daarop ervaren.
  • Veiligheidsutopie; onhaalbare verlangen naar maximale vrijheid en veiligheid. Preventief fouilleren zorgt voor meer pakkans, maar tast privacy aan.

 

  • Criminaliteit vraagt om een gemeenschappelijke oplossing
  • Buurtwachten
  • Maatschappelijke instellingen bieden hulp aan slachtoffers van bv. Discriminatie
  • Criminaliteit is ook een politiek probleem. Het zorgen voor veiligheid is een van de basisfuncties van de overheid. Het zorgt voor een bedreiging van de rechtsorde en staat hoog op de politieke agenda.
  • Er zijn verschillende soorten delicten zoals; geweldsdelicten, vermogensdelicten, verkeersdelicten, milieudelicten, seksuele delicten etc.
  • De overheid maakt ook onderscheid in:
  • Veelvoorkomende criminaliteit zoals; fietsendiefstal, vernieling, winkeldiefstal
  • Zware criminaliteit; moord, inbraak etc.
  • Jeugdcriminaliteit
  • Terrorisme
  • Georganiseerde criminaliteit
  • De media heeft veel invloed op het beeld van criminaliteit. Je hoort veel meer in het nieuws over moorden, terwijl winkeldiefstal veel vaker voorkomt. Framing; Door deze eenzijdige berichtgeving ontstaat er een stereotiep en generaliserend beeld.
  • Referentiekader; Het referentiekader is het geheel van je persoonlijke waarden, normen, standpunten, kennis en ervaringen, dat van invloed is op de subjectieve waarneming van gebeurtenissen en verschijnselen.
  • Kwantitatieve onderzoeksmethode; gegevens verzamelen die uitdrukt worden is cijfers
  • Kwalitatief onderzoeksmethode; Wordt gebruikt als er meer diepgaande info nodig is. Er worden bv. Interviews gedaan.
  • Geregistreerde criminaliteit; misdrijven die door mensen bij de politie zijn aangegeven of door politie zelf zijn ontdekt. Deze politiestatistieken geven maar een beperkt beeld omdat mensen geen aangifte doen, of omdat ze onzichtbaar zijn, zoals belastingontduiking. Bij rechtbankstatistieken worden alle misdrijven die bij de rechtbank eindigen geregistreerd. Ook deze zijn niet betrouwbaar omdat maar een klein deel van de misdrijven bij de rechtbank komt, door bv. te weinig bewijs.

Cijfers zijn ook vaak niet betrouwbaar door:

  • selectieve opsporing; bv. hoe meer alcoholcontroles, hoe meer mensen er gepakt worden.
  • Door nieuwe wetten groeit het aantal delicten
  • Subjectieve beoordeling; bv. wat de ene rechter als mishandeling beschouwd, vind de ander poging tot doodslag
  • Niet-geregistreerde criminaliteit; Om dit in beeld te brengen gebruiken ze slachtofferenquêtes. Hierdoor komen er meer misdrijven in beeld omdat niet iedereen aangifte doet. Door dader enquêtes kom je het meest te weten maar ook deze zijn niet altijd betrouwbaar door;
  • Niet alle categorieën worden ondervraagd
  • Het is een subjectieve meting
  • Het zijn steekproeven
  • Mannen zijn vaak crimineler dan vrouwen. Bijvoorbeeld door opvoeding, testosteron of de ongelijke machtsverdeling tussen man en vrouw.

 

 

  • Vaak plegen adolescenten delicten. Dit komt waarschijnlijk door;
  • Weinig besef van geldende normen en waarden
  • Gebrekkige sociale vaardigheden
  • Weinig perspectief op werk en carrière
  • Vaak blijkt dat mensen met een lagere maatschappelijke positie vaker betrokken zijn bij inbraak en diefstal. Vermogensdelicten komen vaker voor bij mensen uit de midden en hogere klasse.
  • Vaak worden er in grote steden meer delicten gepleegd vanwege meer kansarme jongeren, minder sociale controle en meer gelegenheid voor crimineel gedrag.
  • In de theoretisch criminologie heb je 2 soorten benaderingen;
  • Microniveau; hier wordt gekeken naar het individu
  • Neurologische factoren; lagere hartslag, hogere testosteronspiegel
  • Sociaalpsychologische factoren; opvoeding, school, woonsituatie en leeftijdsgenoten
  • Macroniveau; hier wordt gekeken naar de structurele en culture kenmerken
  • Maatschappelijke ongelijkheid kan leiden tot een gevoel van sociale onrechtvaardigheid/desintegratie; mensen voel zich niet verbonden met anderen in de samenleving.
  • Er kan ook sprake zijn van conflicten tussen de dominante cultuur en de subcultuur. Mensen hebben dan het gevoel buiten de samenleving te staan
  • Er zijn verschillende theorieën over criminaliteit;
  • De sociobiologie en de aangeleerd-gedragstheorie (aangeleerd of aangeboren)
  • De gelegenheidstheorie
  • De mens kiest steeds voor zichzelf de meest gunstige optie. Hij kiest dus voor de gelegenheid. Hier kun je je als niet-crimineel je het beste voor beschermen d.m.v. preventie.
  • Anomietheorie;
  • Mensen willen zo hoog mogelijk op de sociale ladder komen en zoveel mogelijk welvaart bereiken. Ze voelen zich ongelijk.
  • Theorie van delinquente subcultuur
  • Deze mensen voelen zich ook ongelijkwaardig maar zetten zich af van de dominante cultuur. Bv. voetbalhooligans
  • Etiketteringstheorie
  • Er wordt al een etiket op deze mensen geplakt, dus zijn geneigd zich dan maar zo te gaan gedragen.
  • Bindingstheorie
  • Iedereen is tot het slechte geneigd, maar heeft bindingen die ze niet op het spel willen zetten zoals relaties of werk. Mensen die dit niet hebben zijn sneller geneigd tot criminaliteit.
  • Sociale controletheorie
  • Het ontbreken van sancties stimuleert crimineel gedrag. Niet alleen van de politie maar ook van ouders
  • Differentiële-associatietheorie
  • Er bestaat een verband tussen sociale klasse en de beoordeling van crimineel gedrag. En wie bepaald crimineel gedrag niet echt afkeurt, zal ook sneller dit gedrag overnemen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

  • Vaak plegen adolescenten delicten. Dit komt waarschijnlijk door;
  • Weinig besef van geldende normen en waarden
  • Gebrekkige sociale vaardigheden
  • Weinig perspectief op werk en carrière
  • Vaak blijkt dat mensen met een lagere maatschappelijke positie vaker betrokken zijn bij inbraak en diefstal. Vermogensdelicten komen vaker voor bij mensen uit de midden en hogere klasse.
  • Vaak worden er in grote steden meer delicten gepleegd vanwege meer kansarme jongeren, minder sociale controle en meer gelegenheid voor crimineel gedrag.
  • In de theoretisch criminologie heb je 2 soorten benaderingen;
  • Microniveau; hier wordt gekeken naar het individu
  • Neurologische factoren; lagere hartslag, hogere testosteronspiegel
  • Sociaalpsychologische factoren; opvoeding, school, woonsituatie en leeftijdsgenoten
  • Macroniveau; hier wordt gekeken naar de structurele en culture kenmerken
  • Maatschappelijke ongelijkheid kan leiden tot een gevoel van sociale onrechtvaardigheid/desintegratie; mensen voel zich niet verbonden met anderen in de samenleving.
  • Er kan ook sprake zijn van conflicten tussen de dominante cultuur en de subcultuur. Mensen hebben dan het gevoel buiten de samenleving te staan
  • Er zijn verschillende theorieën over criminaliteit;
  • De sociobiologie en de aangeleerd-gedragstheorie (aangeleerd of aangeboren)
  • De gelegenheidstheorie
  • De mens kiest steeds voor zichzelf de meest gunstige optie. Hij kiest dus voor de gelegenheid. Hier kun je je als niet-crimineel je het beste voor beschermen d.m.v. preventie.
  • Anomietheorie;
  • Mensen willen zo hoog mogelijk op de sociale ladder komen en zoveel mogelijk welvaart bereiken. Ze voelen zich ongelijk.
  • Theorie van delinquente subcultuur
  • Deze mensen voelen zich ook ongelijkwaardig maar zetten zich af van de dominante cultuur. Bv. voetbalhooligans
  • Etiketteringstheorie
  • Er wordt al een etiket op deze mensen geplakt, dus zijn geneigd zich dan maar zo te gaan gedragen.
  • Bindingstheorie
  • Iedereen is tot het slechte geneigd, maar heeft bindingen die ze niet op het spel willen zetten zoals relaties of werk. Mensen die dit niet hebben zijn sneller geneigd tot criminaliteit.
  • Sociale controletheorie
  • Het ontbreken van sancties stimuleert crimineel gedrag. Niet alleen van de politie maar ook van ouders
  • Differentiële-associatietheorie
  • Er bestaat een verband tussen sociale klasse en de beoordeling van crimineel gedrag. En wie bepaald crimineel gedrag niet echt afkeurt, zal ook sneller dit gedrag overnemen.

 

  • Wetsbron; een officieel document waarin een rechtsregel is vastgelegd. Denk aan internationale verdragen.
  • Rechtsregels; Moet iedereen zich aan houden. Dus niet hetzelfde als schoolregels. Ze hebben zowel voor de overheid als voor burgers een belangrijke functie;
  • Rechtszekerheid; ze garanderen jou rechten ten opzichte van anderen en de overheid
  • Onafhankelijke rechtspraak waarborgen; Zorgen voor gelijke behandeling
  • Conflicten vreedzaam oplossen; Zorgt ervoor dat mensen niet het eigen recht in handen nemen.
  • Jurisprudentie; het geheel aan rechterlijke uitspraken. Bij een uitspraak van een rechter zal een rechter kijken wat voor een vonnissen zijn uitgedeeld bij voorgaande vergelijkbare zaken. Jurisprudentie kan leiden tot nieuwe wetgeving als blijkt dat rechters een wet niet goed kunnen interpreteren.
  • Sociaal contract; een soort stille afspraak tussen burgers en overheid. Overheid van het recht handhaven, in ruil daarvoor belooft de overheid de burgerrechten niet te schenden
  • Grondbeginselen rechtstaat;
  • Trias politica;
  • Wetgevende macht stelt wetten vast, zoals maximum straffen
  • Uitvoerende macht spoort verdachten op en besluit tot vervolging
  • Rechterlijke macht oordeelt over schuld en bepaalt de straf
  • Grondrechten;
  • Recht op eerlijk proces
  • Recht op een advocaat
  • Zwijgrecht
  • Legaliteitsbeginsel;
  • Maximumstraf is wettelijk vastgelegd
  • Verjaringstermijn is wettelijk vastgelegd
  • Ne bis in idem-regel
  • Bij criminaliteitsbestrijding ontstaan gemakkelijk allerlei spanningen;
  • Wetten die onze vrijheid beperken; zoals de identificatieplicht
  • Dubbele taken van de politie. Ze moeten  strafbare feiten opsporen maar ook hulp verlenen. De een gaat ten koste van de ander
  • Dubbele taken van het OM
  • Spanning tussen politie en het OM. De politie spoort criminelen op, maar het OM laat ze vrij op grond van het opportuniteitsbeginsel (vervolging is niet van algemeen belang)
  • Spanning tussen wetgever en rechter. Een rechter kan een wet anders interpreteren dan de wetgever bedoeld.
  • Een ander dilemma is klassenjustitie; het sociale milieu heeft invloed op de opsporing, vervolging en berechting van een verdachte. Mensen uit een hoger milieu worden soms bevooroordeeld ten opzichte van mensen uit lagere sociale klassen. Verklaringen hiervoor zijn;
  • Mensen met een betere maatschappelijke positie kennen beter de weg naar een goede rechtsbijstand, weten beter wat hun rechten zijn en begrijpen juridische formuleringen beter.

 

  • Door vooroordelen en stereotypering kan een rechter bij een hoger opgeleide verdachte andere verwachtingen hebben dan een lager opgeleide. Bv. een rechter denkt dat een celstraf voor een lager opgeleide beter werkt dan een hoger opgeleide.
  • Kenmerken van het veiligheidsbeleid zijn;
  • Nadruk ligt op het voorkomen van criminaliteit
  • Bij zware criminaliteit en georganiseerde criminaliteit speelt het strafrecht een primaire rol. Bij veelvoorkomende criminaliteit is het strafrecht ondergeschikt gemaakt.
  • De overheid vind dat de verantwoordelijkheid van preventie niet alleen bij hen ligt, maar ook bij andere instanties zoals; jeugdzorg, maatschappelijk werk en scholen. Maar ook mensen het individu zelf. Denk aan zelf misdaad melden bij de politie of op internet
  • Repressief; strengere straffen, meet politie en meer bevoegdheden bij de overheid. Bij zware criminelen werkt preventie vaak niet. Onderdelen van het repressieve beleid zijn;
  • Opsporing; meer recherchewerk
  • Vervolging; zwaardere straffen
  • Gevangenisbeleid; minder bewegingsvrijheid
  • Nieuwe wetgeving
  • Preventief; aanpakken van maatschappelijke oorzaken en normvervaging. Dit gebeurd vaak op gemeentelijk niveau. Enkele voorbeelden hiervan zijn;
  • Meer sociale controle; camera’s, controleurs in trams
  • Voorlichting; hoe kun je je computer beveiligen tegen hackers
  • Zorgen voor een veilige omgeving; geen onverlichte fietspaden
  • Structurele maatregelen; investeren in werkgelegenheid, scholing, huisvesting etc.
  • De laatste jaren zien we op het gebied van veiligheidsbeleid een aantal ontwikkeling;
  • Uitbreiding van bevoegdheden; Als er formeel nog geen sprake is van verdacht zijn wordt er wel onderzoek naar diegene gedaan
  • Meer inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
  • Nieuwe maatregelen; zoals preventief fouilleren in bepaalde gebieden
  • Een groeiende internationale invloed; door het aanpassen van het softdrugsbeleid van onze buurlanden zijn coffeeshops op de grens in Nederland verboden.
  • Kroongetuige; een verdachte die een getuigenverklaring aflegt in ruil voor strafvermindering
  •  

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.