Criminaliteit ook op politieke agenda;
- Grote maatschappelijke gevolgen
- Verschillen van mening over beste aanpak
- Criminaliteit ernstige bedreiging rechtsorde
- Handhaven van openbare orde en verschaffen veiligheid basisfuncties van de staat.
Doordat criminaliteit op politieke agenda staat is criminaliteit ook politiek probleem.
Gevolgen criminaliteit;
Materiële schade:
- Directe financiële schade aan burgers, bedrijven en overheid.
- Indirecte financiële schade, stijgen verzekeringspremies, winkels die schade doorberekenen aan klant.
- Kosten bestrijding criminaliteit, door burgers, bedrijven en overheid.
Veel kosten (zoals milieucriminaliteit) is pas over jaren te berekenen.
Immateriële schade (niet in geld uit te drukken);
- Gevoelens van onveiligheid
- Problemen door inbreuk op geestelijke en lichamelijke integriteit of op de persoonlijke levenssfeer
- Vermijdingsgedrag
- Psychosomatische problemen (angst, slaap- en concentratieproblemen)
- Aantasting rechtsgevoel van mensen
Wie proberen ook iets te doen aan criminaliteit:
- Particuliere initiatieven – woningbeveiliging en inzet burgerwachten
- Bedrijven – winkels en kantoren beveiligen met camera’s, metaaldetectiepoortjes en ijzeren rolluiken. Ook inzet particuliere bewakingsdiensten vergroot.
- Maatschappelijke instellingen en organisaties – belangen van daders en slachtoffers van criminaliteit behartigen. Belangrijkste organisaties:
- Coornhert Liga – streeft naar humanisering van het strafrecht en houdt zich onder andere bezig met belangen verdachten en (ex-)gedetineerden. Bijvoorbeeld het idee van taakstraffen deels afkomstig van deze organisatie.
- reclassering vorm van maatschappelijk werk van verdachten en (ex-)gedetineerden. Drie hoofdtaken:
1. Hulpverlening aan mensen die met justitie in aanraking zijn gekomen.
2. Onderzoek en voorlichting over de achtergronden van een verdachte ten behoeve van officier van justitie en rechter.
3. Voorbereiden en begeleiden uitvoering van taakstraffen.
In Nederland de rechten van slachtoffers vastgelegd in de wet. Ieder slachtoffer:
- Recht op informatie. Politie en justitie hebben plicht om slachtoffer te informeren over verloop aangifte en eventueel vrijgeven identiteit dader.
- Spreekrecht. Slachtoffer van ernstig misdrijf kan in slachtofferbrief duidelijk maken wat gevolgen voor hem of haar zijn. Wordt voorgelezen door officier van justitie. Soms ook spreekrecht tijdens rechtszaak.
- Recht op schadevergoeding.
Niet altijd kan schade worden verhaald op een veroordeelde. Als dit niet geval is kan slachtoffer beroep doen op Schadefonds Geweldsmisdrijven. Deze keert geld uit als het niet op andere manier wordt vergoed.
Slachtofferhulp – bied hulp als je slachtoffer een misdrijf.
Stichting Blijf-van-mijn-Lijf – biedt hulp aan slachtoffers huiselijk geweld. Hier wordt iemand opgevangen en beschermd en is er hulp bij vinden juridische bijstand.
Meldpunt discriminatie – houdt zich bezig naast klachtenbehandeling ook bezig met voorlichting en zelfstandig onderzoek. Sinds kort ook meldpunt via internet
Stichting Zinloos Geweld – komt op belangen slachtoffers van zinloos geweld. Belangenbehartiging en voorlichting.
Hoofdstuk 2: Hoe veilig is Nederland?
Onderzoeksmethoden om aard en omvang criminaliteit vast te stellen:
Kwantitatieve methoden – groot aantal gegevens verzamelt of grote groepen mensen ondervraagd.
Kwalitatief onderzoek – meer diepgaande informatie nodig is. Bijvoorbeeld meningen, ervaringen en behoeften bepaalde doelgroep.
Betrouwbaarheid – dat gegevens niet op toeval berusten. Onderzoek betrouwbaar als er goed gemeten wordt.
Validiteit – als onderzoek dat meet wat het moet weten.
Generaliseerbaarheid – heeft betrekking op de mate waarin een onderzoek als algemeen geldig kan worden beschouwd.
Politiestatistieken over misdaad zijn niet altijd even betrouwbaar. Geven geen beeld alle gepleegde misdrijven maar alleen geregistreerde criminaliteit.
Beperkt beeld:
- Niet alle mensen doen aangifte van misdrijven
- Sommige delicten worden niet ontdekt
- Zichtbare vormen criminaliteit makkelijker ter kennis politie dan minder zichtbare delicten.
Rechtbankstatistieken laten ook maar klein stukje werkelijke criminaliteit zien; lang niet alle strafzaken voor de rechter. Redenen;
- Deel opgeloste strafzaken geseponeerd
- In bepaalde zaken wordt een transactie aangeboden of wordt het op een andere manier opgelost.
Nog lastiger is om aan de hand van geregistreerde criminaliteitscijfers te bepalen of criminaliteit toeneemt of afneemt:
- Selectieve opsporing – als politie meer surveilleert wordt er ook meer ontdekt en geregistreerd.
- Toename regels en wetten brengt groei aantal delicten met zich mee.
- Registratie misdrijven niet altijd even nauwkeurig en systematisch. Registratie gekleurd door subjectieve beoordelingen.
Om een beeld te krijgen van niet-geregistreerde criminaliteit gebruikt men vaak slachtofferenquêtes
Bij slachtofferenquêtes vragen onderzoekers zoveel mogelijk mensen of zij in een bepaalde periode slachtoffer zijn geweest van veelvoorkomende misdrijven.
Voordeel; misdrijven waarvan mensen niet snel aangifte doen kunnen ook aan het licht komen.
Nadelen slachtofferenquêtes:
- Sommige groepen mensen niet ondervraagd; illegalen, toeristen en jongeren onder 15 jaar nauwelijks ondervraagd.
- Sommige delicten verzwegen
- Subjectieve meting; antwoorden sterk afhankelijk persoonlijke beleving ondervraagde.
- Alleen veelvoorkomende delicten
- Slachtofferloze criminaliteit
Bij daderenquêtes daders gevraagd of zij bepaalde misdrijven hebben gepleegd. Geeft in theorie meest complete beeld. Er bestaat echter wel een drempel om eerlijk te antwoorden vooral bij zware misdrijven. Ook zelfde nadelen als slachtofferenquêtes behalve laatste nadeel.
Kwalitatief onderzoek; nadruk op resultaten die niet in cijfers zijn uit te drukken. Kenmerkend voor deze onderzoekstechniek is een open vraagstelling.
Als je af zou gaan over wat je hoort vanuit de media over criminaliteit krijg je een heel ander beeld dan dat je kijkt naar misdaadstatistieken.
Referentiekader van burgers bij criminaliteit niet alleen bepaald door media, maar ook door bijvoorbeeld bijwonen rechtszittingen.
Door media ontstaat generaliserend en stereotiep beeld van criminaliteit; kenmerken hiervan:
- Criminaliteit vooral met geweld te maken
- Groot aandeel zware criminaliteit
Misdaadstatistieken niet altijd betrouwbaar maar wel redelijk geschikt om ontwikkelingen op lange termijn weer te geven.
Uit cijfers blijkt dat criminaliteit in Nederland is toegenomen. Oorzaken:
- Afnemend gezag van de overheid.
- Afnemende betekenis van het maatschappelijk middenveld (zoals scholen, kernen en verenigingen) door individualisering. Daardoor is er minder sociale controle.
- Vervaging van maatschappelijke normen en waarden, hangt samen met vorige punt.
- Sterk toegenomen welvaart. Leidt tot bijvoorbeeld meer diefstal omdat er meer te halen is.
- Afgenomen pak- en strafkans.
Pakkans – kans dat een strafbaar feit wordt opgemerkt
Strafkans – kans dat je iemand hiervoor kan straffen.
- Toegenomen werkloosheid
- Technologische ontwikkelingen (digitalisering en internet hebben tot nieuwe criminele mogelijkheden geleid).
- Internationalisering (meer mogelijkheden voor criminelen)
Ondanks toename criminaliteit over laatste vijftig jaar is totale geregistreerde criminaliteit gedaald. Zo zijn vermogensdelicten sterk gedaald door betere beveiliging en de pinpas.
Gevoel onveiligheid niet minder geworden. Geweldsmisdrijven toegenomen.
Meer geweld door:
- met betere beveiliging.
- Veranderingen in samenleving
- Politie is meer en anders gaan registreren
Nederland relatief veilig, in VS verhoudingsgewijs tien keer zoveel mensen om het leven door misdrijven.
Hoofdstuk 3: Oorzaken van criminaliteit
Vroeger werd crimineel gedrag geweten aan de duivel of aangeboren eigenschappen.
Tegenwoordig gaan wetenschappers ervan uit dat crimineel gedrag deels aangeleerd en deels aangeboren is. Enerzijds door genen anderzijds door sociale omstandigheden.
Uit misdaadstatistieken blijkt dat er een ongelijke spreiding is bij criminaliteit, verschil te maken met:
- Geslacht
- Leeftijd
- Maatschappelijke positie
- Etnische afkomst
- Locatie
Geslacht; criminaliteit vooral zaak mannen. Vrouwen sterk ondervertegenwoordigt en delicten die zij plegen minder ernstig. Kan komen door ongelijke machtsverdeling, verschil opvoeding en aangeboren verschil agressiviteit. Wel sprake toename.
Leeftijd; vooral in adolescentieperiode (16 t/m 23) pleegt men delicten. Van ondervraagde jongeren 80 tot 90 procent wel delict gepleegd. Gaat vooral om veelvoorkomende criminaliteit.
Voor oververtegenwoordiging jeugdige delinquentie:
- Opzoeken grenzen en overschrijden maatschappelijke normen hoort bij opgroeien.
- Veel jongeren geconfronteerd met tal sociale problemen.
- Algemeen aanvaard is opvatting dat segregatie de kans vergroot om met politie en justitie in aanraking te komen.
Maatschappelijke positie: vooral mensen met lagere maatschappelijke positie oververtegenwoordigd als het gaat om agressieve delicten, inbraak en diefstal. Ook mensen zonder baan vaker aangehouden voor strafbaar feit.
In hogere en middenklasse vooral vermogensdelicten als belastingontduiking en verduistering (witteboordencriminaliteit).
Etnische afkomst: allochtone groepen relatief oververtegenwoordigd in delicten als diefstal en drugscriminaliteit. Ondervertegenwoordigd in delicten als fraude en discriminatie.
Nuance:
- Onder harde kern jeugdcriminelen evenveel autochtonen als allochtonen
- Allochtonen vormen niet een groep. Marokkaanse en Antilliaanse jongens vaker met politie en justitie in aanraking dan andere etnische groepen. Ook oververtegenwoordiging tweede generatie allochtonen. Eerste generatie lagere criminaliteitsscore dan landelijk gemiddelde.
- Meeste allochtonen behoren tot lagere maatschappelijke klassen.
Locatie: duidelijke relatie tussen mate verstedelijking en criminaliteitscijfer. Reden:
- Meer kansarme jongeren
- Minder sociale controle
- Meer gelegenheid tot criminaliteit
Binnen criminologie onderscheid tussen beschrijvende criminologie en theoretische criminologie.
Beschrijvende criminologie – richt op aard, omvang, spreiding en ontwikkelingen crimineel gedrag en criminaliteit.
Theoretische criminaliteit – probeert crimineel gedrag verklaren. Daarbinnen drie soorten benaderingen:
- Microniveau: criminaliteit verklaren uit individuele situatie en motieven van mensen. Onderzoek richt zich hierbij op biologische en psychologische factoren. Waarom vertoont de een wel crimineel gedrag en de ander niet?
- Midden- of mesoniveau: criminaliteit benaderen vanuit individu tot relatie directe leefomgeving. Bij onderzoek nadruk sociaalpsychologische factoren
- Macroniveau: criminaliteit bekijken vanuit structurele en culturele kenmerken van samenlevingen als geheel. Bij onderzoek nadruk sociologische factoren.
Biologische en psychologische verklaringen:
Waarom vertoont de een wel crimineel gedrag en de ander niet?
Persistente delinquenten: daders die vaker crimineel gedrag vertonen en ook vaker ernstige delicten plegen zoals inbraak en overvallen.
Onderzoek daders splitst zich in 2 richtingen:
- Onderzoek naar biologische verschillen zoals genetische en neurofysiologische kenmerken. Bij dit onderzoek gebleken naar rol erfelijke factoren die rol spelen crimineel gedrag. Inmiddels gebleken dat kinderen met asociaal gedrag een lagere hartslag hebben. Ook verband tussen verhoogde testosteronspiegel en agressief gedrag.
- Onderzoek naar psychologische verschillen zoals cognitieve en functionele persoonlijkheidskenmerken. Zoals impulsiviteit, sensatiezucht, extravert gedrag en lage intelligentie. Veel delinquente jongeren psychiatrische en persoonlijkheidsstoornissen.
Uit onderzoek blijkt dat stoornissen risico op probleemgedrag vergroot. Maar geen causaal verband tussen aangeboren biologische en of psychologische kenmerken en crimineel gedrag.
ADHD; onder jongens die met kinderrechter in aanraking komen veel ADHD. Maar nog altijd meer kinderen met ADHD die niet in aanraking komen met politie en justitie dan wel. ADHD dus niet determineren (allesbepalend).
Sociaalpsychologische verklaringen: verklaringen crimineel gedrag uitsluitend gezocht in directe sociale omgeving van delinquenten. Als er problemen optreden in primaire en secundaire socialisatie is de kans groot dat iemand crimineel gedrag vertoont.
Primaire socialisatie:
- Gezin; voedingsboden latere functioneren van mensen.
- School: kinderen in aanraking nieuwe normen en omgaan andere kinderen en autoriteiten.
- Hoe ouder een kind, hoe groter de invloed leeftijdgenoten ‘peergroep’. Veel vormen jeugdcriminaliteit vindt in groepsverband plaats. Zo heersen in jongerengroepen normen die indruisen algemene gedragsregels en verdwijnt geleidelijk het schuldgevoel (neutralisatie- ontkenning eigen verantwoordelijkheid voor crimineel gedrag)
- Conflicten tussen de dominante cultuur en bepaalde subculturen binnen de Nederlandse samenleving kunnen leiden tot normafwijkend en ook crimineel gedrag.
- De kans dat kinderen die opgroeien in een achterstandswijk crimineel worden is veel groter dan bij kinderen uit meer welvarende buurten. In achterstandswijken vaak minder aandacht publieke domein. En gebrekkige sociale controle in deze buurten.
- Invloed van de kerk en verenigingsleven op jongeren wisselt sterk. Jongeren die actief zijn in verenigingsleven minder vaak in aanraking met justitie. Maar jongeren steeds minder lid verenigingen.
Sociologische verklaringen; stonden in hoofdstuk 2
- Minder maatschappelijk middenveld
- Veranderde normen en waarden
- Toegenomen welvaart
- Kleinere pak- en strafkans
- Meer alcohol en drugsgebruik
- Werkloosheid
- Minder sociale controle
Leiden niet automatisch tot crimineel gedrag maar hebben er wel invloed op. Alleen als maatschappelijke ongelijkheid leidt tot sociale desintegratie of sociale onrechtvaardigheid is kans crimineel gedrag groter.
Sociale desintegratie – mensen voelen zich niet langer verbonden met anderen in samenleving.
Sociale onrechtvaardigheid – als mensen onvoldoende maatschappelijk perspectief hebben.
Theorieën over criminaliteit (belangrijk voor SE & CE!):
Sociobiologische theorie: tak van biologie die zich bezighoudt met onderzoek naar evolutionaire oorsprong van sociaal gedrag bij dieren. Term voor het eerst gebruik door Edward Wilson, toen erg omstreden. Op zoek naar biologische verklaringen voor afwijkend gedrag. Door DNA mening sociobiologie genuanceerd.
Aangeleerd-gedragtheorie: Edwin Sutherland kwam tot conclusie na onderzoek in sloppenwijken dat crimineel gedrag wordt aangeleerd. Gezin, de buurt en vriendengroep daarvoor bepalend. Geeft geen antwoord op vraag waar criminaliteit begint.
Gelegenheidstheorie – gebaseerd op rationele keuzetheorie. Die oorspronkelijke economische theorie bedacht door Adam Smith. Volgens hem kiest individu altijd voor de meest gunstige optie. Ook criminelen doen dit volgens Marcus Felson die deze theorie vertaalde naar criminologie. Niveau van criminaliteit bepaald door aanwezigheid potentiële daders, aanwezigheid geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking.
Voordeel van deze theorie is dat mensen zich er beter door gaan beveiligen. Als je weet dat dader rationeel handelt, kun je je maatregelen nemen.
Anomietheorie – Amerikaanse socioloog Robert Merton zoekt verklaring criminaliteit in de maatschappelijke ongelijkheid. Komt tot uiting in kloof tussen levensdoelen en de beperkte middelen die beschikbaar zijn om die doelen op legitieme wijze te bereiken. Iedereen in westerse samenleving wil zo hoog mogelijk op maatschappelijke ladder komen, omdat erkende en wettige middelen ongelijk zijn verdeeld lukt dat niet iedereen.
Etiketteringstheorie – sociale afkeuring van een crimineel lijkt gevolg van zijn strafbare gedrag. Volgens Howard Becker is dat andersom. Volgens hem is de sociale afwijzing juist de oorzaak van crimineel gedrag. Bestraffing eerder meer dan minder afwijkend gedrag tot gevolg.
Bindings- of integratietheorie – Amerikaanse criminoloog Travis Hirschi stelde zich de vraag waarom de meeste mensen juist geen misdaden plegen. Volgens hem gedragen we ons nog redelijk netjes omdat we bindingen die we hebben niet zo maar op spel willen zetten. Mensen bij wie deze bindingen ontbreken zijn eerder geneigd te vervallen tot onmaatschappelijk en crimineel gedrag.
Directe omgeving; gezin, school en buurt
Maatschappelijk niveau; werkkring, algemeen respect.
Socialecontroletheorie: sampson en Laub hechten veel belang aan de dreiging die van sancties uitgaat. Zowel formele straffen als informele straffen. Vooral rol ouders doorslaggevend. Hoe minder informele sociale controle en hoe slechter relatie met ouders, des te meer kans op crimineel gedrag. Grote overeenkomst met bindingstheorie, alleen bij deze theorie meer nadruk gevolgen slechte bindingen (gebrekkige sociale controle). Bij andere theorie vormen slechte relaties of bindingen zelf verklaring.
Geen van de theorieën volledige verklaring, maar hierdoor kun je wel oorzaken en verklaringen bedenken over wie grotere kans loopt crimineel gedrag te vertonen.
Hoofdstuk 4: de rechtstaat
In een rechtsstaat draait het om wederzijds vertrouwen. Burger moet er op kunnen vertrouwen dat overheidsmacht niet wordt misbruikt, maar overheid moet kunnen rekenen op gehoorzaamheid en erkenning van haar gezag à sociaal contract.
Voor bestrijding criminaliteit heeft overheid macht nodig. Als mensen wet overtreden moet de overheid een sanctie kunnen opleggen. Daarom geweldsmonopolie voor overheid.
Rechtsstaat – hanteert regels voor burgers en voor de overheid.
Overheid twee taken: rechtshandhaving en rechtsbescherming.
Rechtshandhaving: de wet bepaald wat burgers allemaal wel en niet mogen
Rechtsbescherming: beschermt burgers tegen willekeurig optreden van de overheid. Rechtsbescherming tegen overheidsmacht ten doel om individuele vrijheid van burgers te garanderen.
Beginselen rechtsstaat:
- Politieke machtenscheiding: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht
- Overheid gebonden aan de wet en moet zich bij de uitvoering van haar taken houden aan wettelijke regels.
- Onafhankelijke rechter beslist in geschillen tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid
- Grond- of vrijheidsrechten van burgers in wet omschreven en gewaarborgd.
Beginselen rechtsstaat vastgelegd in grondwet en in internationale verdragen:
Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens EVRM
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens UVRM
In onze grondwet een aantal keren de zin: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet’. à Iedereen het recht om een vereniging te beginnen, maar een criminele organisatie wel verboden.
Machtenscheiding:
Wetgevende macht: regering er parlement.
Uitvoerende macht: regering en ambtenaren.
Criminaliteit: OM voor opsporing verantwoordelijk. Worden geholpen door politie en buitengewone opsporingsambtenaren (zoals spoorwegpolitie, milieupolitie, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst).
Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst hebben geen opsporingstaak. Mag onderzoek doen naar organisaties en personen die mogelijk gevaar vormen voor rechtsorde.
Minister van Justitie politiek verantwoordelijk werk van OM en deel politie. Burgermeester in eerste instantie verantwoordelijk als politie zich bezighoudt handhaven openbare orde of hulpverleningstaak. Minister Binnenlandse Zaken in tweede instantie.
Rechterlijke macht: belast met rechtspraak. Berechting door onpartijdige rechters die onafhankelijk zijn van regering en parlement.
Zorgen voor onafhankelijke rechters:
- Trias politica
- Rechter voor het leven benoemt. Regering geen invloed op benoemen rechter, wordt door onafhankelijke Selectiecommissie Rechterlijke Macht gedaan.
- Rechter kan niet worden ontslagen door regering of parlement. Daar beslist Hoge Raad over.
- Rechtspositie zoals o.a. salaris bij wet geregeld.
- Aantal rechters staat in elke rechtszaak van te voren vast.
Overheid gebonden aan wettelijke regels:
- Legaliteitsbeginsel: je kunt alleen worden gestraft als dit gedrag bij de wet strafbaar is.
- Maximumstraf: per delict wettelijk vastgesteld wat de maximumstraf is. In Nederland niet alleen gekeken naar de daad maar ook naar de dader.
- Ne bis in idem-regel: wanneer rechter in een zaak onherroepelijke uitspraak heeft gedaan, kan betrokkene niet voor hetzelfde strafbare feit een tweede keer worden vervolgd. Onherroepelijke uitspraak; geen hoger beroep of cassatieberoep mogelijk.
- Geen straf zonder schuld. Wet sluit mogelijkheid om te straffen uit als verdacht geen schuld heeft aan het delict. Bijvoorbeeld ontoerekeningsvatbaarheid.
- Verjaring, het recht om iemand te straffen kan verjaren.
Wetboek van Strafverordening: procedure van opsporing, vervolging en berechting wettelijk vastgelegd.
Enkele regels:
- Iedereen recht op een eerlijk proces door onafhankelijke en onpartijdige rechter
- Onschuldpresumptie: onschuldig tot het tegendeel bewezen is.
- Hele procedure van vooronderzoek tot terechtzitting gebonden aan wettelijke voorschriften.
- Dwangmaatregelen zoals vasthouden verdachte aan wettelijke grenzen en waarborgen gebonden.
- Iedereen recht op adequate verdediging; elke verdachte het recht om zich zo goed mogelijk te verdedigen. Mag hij zelf doen of door een zelfgekozen advocaat of toegewezen pro-Deoadvocaat. Verdachte heeft inzage in alle juridische stukken en bewijsmateriaal. Ook mag advocaat aan rechter toestemming vragen om getuigen te ondervragen. Tot slot heeft verdachte als deze niet goed Nederlands spreekt recht op tolk.
- Slachtoffer recht om in ernstige gevallen verhaal te doen. Als verdachte niet in staat is leest rechter een slachtofferbrief voor.
Dilemma rechtsstaat: botsende belangen rechtsbescherming en rechtshandhaving. Aan de ene kant wil men worden beschermd tegen criminaliteit en aan de andere kant willen we dat overheid vrijheid respecteert.
Spanningen:
Identificatieplicatieplicht –
Door grotere nadruk criminaliteitsbestrijding politie meer opsporingsbevoegdheden. Sommige methoden als infiltratie in strijd principe rechtsbescherming. Inmiddels recht getrokken met Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden.
Dubbele pet politie – als minister Justitie politie aanspoort om meer strafbare feiten op te sporen kan dit botsen met Ministerie van Binnenlandse Zaken en burgemeester om vooral openbare orde te handhaven.
Openbaar ministerie – aan de ene kant werk OM in opdracht minister van Justitie. Maar organisatorisch maakt het ook deel uit rechterlijke macht. Taak om strafbare feiten op te sporen, maar ook vrijheid om bepaalde zaken wel en niet voor de rechter te brengen. Wens minister van justitie om meer mensen voor de rechter te brengen botsen met officier van justitie die vrijspraak eist.
Ook tussen politie en OM onderling spanning. Als politie verdachte arresteert en OM deze vrijlaat op grond opportuniteitsbeginsel: vervolging niet in algemeen belang.
Vanuit oogpunt efficiëntie kan ook onafhankelijkheid rechter in gevaar komen. Door toenemende werkdruk kan rechter minder nauwkeurig zaak behandelen.
Spanning wetgeving en rechtspraak. Rekening houdend met veranderde maatschappelijke inzichten en opvattingen kan rechter een wet zodanig interpreteren dan het artikel wordt opgerekt.
Klassenjustitie – wanneer het sociale leefmilieu een rol speelt bij de opsporing, vervolging en berechting van verdachten.
Klassenjustitie in Nederland voorkomen doordat:
- Iedereen gelijk is voor de wet
- Iedereen recht heeft op een eerlijk proces.
Selectief optreden: politie kan voor een deel zelf bepalen wie ze aanhouden en bekeuren. Gaan hierbij bewust en onbewust selectief te werk. Mensen die in duurdere buurt wonen milder behandeld dan mensen uit lagere sociale klasse en etnische minderheidsgroepen.
Ook personen uit een lagere klasse aantoonbaar grotere kans om door officier van justitie vervolgd te worden dan personen uit hoger milieu.
Ook kregen mensen zwaardere straffen als zij uit een laag milieu kwamen, werkloos, recidivist of allochtoon waren.
Redenen verborgen klassenjustitie:
- Verdachten uit betere kringen door inkomen, opleiding, scholing en cultuur beter in staat hun belangen te behartigen.
- Officieren van justitie en rechters zelf vrijwel altijd afkomstig uit hogere of middenklasse en begrijpen mensen uit hetzelfde milieu eerder.
Selffulfilling prophecy: politie, OM en rechters verwachten bepaald crimineel gedrag bij bevolkingsgroepen en handelen daar vervolgens naar.
Hoofdstuk 2: Overheidsbeleid
Groeiende criminaliteit heeft veiligheid hoog op de politieke en publieke agenda geplaatst.
Daarom plaatst de overheid sinds aantal jaren criminaliteitsbestrijding binnen een integraal veiligheidsbeleid.
Centraal in dit beleid is het voorkomen en reduceren van criminaliteit en overlast.
Nieuw in huidig veiligheidsbeleid is tendens om burgers medeverantwoordelijk te maken voor en te betrekken bij preventie van criminaliteit en overlast.
Veiligheidsbeleid kent tweesporenbeleid. Gekeken welke preventieve mogelijkheden er zijn of waar het spoor van repressie moet worden gevold.
Preventie:
Preventieve maatregelen – kunnen worden genomen voor dat het delict heeft plaatsgevonden. Voorbeelden:
- Versterken (sociale) controle
- Voorlichting
- Aanpassing bebouwde omgeving
- Structurele maatregelen als scholing en werkgelegenheid.
Repressie:
Repressief optreden: het optreden als criminaliteit al heeft plaatsgevonden.
Om misdadigers effectief en efficiënt op te sporen, te vervolgen en te straffen.
Repressieve maatregelen kunnen een preventief effect hebben.
Soorten beleid:
Integrale veiligheidsbeleid onderscheiden we op een aantal beleidsterreinen:
- Opsporingsbeleid: politie en justitie beslissen welke vormen van misdaad de meeste aandacht van de politie krijgen en hoe deze delicten zullen worden opgespoord.
- Vervolgingsbeleid; het voor de rechter brengen van een verdachte. Welke delicten worden vervolgd en welke delicten worden op een andere manier afgehandeld.
- Gevangenisbeleid: door ontwerpen verschillende gevangenisregimes probeert men invloed uit te oefenen op de resocialisatiekansen van verschillende groepen gevangenen.
- Nieuwe wetgeving: om criminaliteit effectief te bestrijden is het soms nodig om nieuwe wetten te maken of bestaande wetten aan te scherpen.
- Preventief beleid: vooral gemeentelijk beleid richt zich meer op voorkomen delicten.
Ontwikkelingen op het gebied van veiligheid:
- Uitbreiding van bevoegdheden zoals vroegsporing. Vooral in strijd tegen georganiseerde criminaliteit en in strijd tegen terrorisme.
- Toegenomen inbreuk op persoonlijke levenssfeer. Nadelig effect van vroegsporing.
- Het in elkaar schuiven van criminaliteitsbeleid en de bestrijding van overlast. Voor beide zijn maatregelen buiten strafrecht ontwikkeld.
Naar aanleiding van adviezen heeft minister van Justitie de afgelopen jaren vele preventieve projecten financieel ondersteund. Meeste projecten drie peilers:
- Intensivering van het functionele toezicht.
- Versterking van de binding tussen daders en de samenleving
- Verbeteren en herinrichting van de gebouwde omgeving
Maatregelen winkeliers tegen winkeldiefstal:
- Technische maatregelen zoals plaatsen camera’s
- Het in dienst nemen meer winkel- en bewakingspersoneel
- Betere training en motivatie personeel
Maatregelen overheid:
- Stimuleren dat winkeliers stil alarm gebruiken, daarmee direct verbonden plaatselijke politie
Veelvoorkomende criminaliteit vaak gepleegd door jongeren. Overheid probeert dan ook te voorkomen dat zij afglijden naar echte criminelen door:
- Overtredingen en misdrijven jongeren te behandelen bij de kinderrechter
- Jongeren die voor de eerste keer in aanraking komen met de politie door te verwijzen naar Bureau Halt. Krijgen dan een taakstraf.
- Werkgelegenheidsprojecten moeten jongeren perspectief bieden, zodat zij beter gewapend zijn tegen verleiding snelle geld.
Een deel van de criminelen is zich beter gaan organiseren. Vooral bij handel en smokkel harddrugs. Erg moeilijk om leiders van deze criminele organisaties te arresteren, want zij houden zich niet bezig daadwerkelijke smokkel.
Om georganiseerde misdaad tegen te gaan hebben politie en justitie meer opsporingsbevoegdheden gekregen: inkijkoperaties, inzet infiltranten, mogelijkheden betalen informanten. Anonieme getuigen (zolang rechter-commissaris identiteit maar kent) en soms inzet kroongetuigen.
Sinds 9-11 en moord Theo van Gogh vormt terrorismebestrijding substantieel deel van het veiligheidsbeleid. Om terrorisme te bestrijden, wordt in eerste plaats radicalisering en rekrutering aangepakt.
Informatie ingewonnen door AIVD (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) en MIVD (Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst)
Eerste dienst valt onder minister van Binnenlandse Zaken, de tweede onder minister van Defensie. Gegevens die van belang kunnen zijn voor opsporing en vervolging strafbare feiten worden meegedeeld aan OM. Het OM geeft vervolgens de politie opdracht om mogelijk terroristen op te sporen of aan te houden.
Strafrechtelijk optreden mag alleen als er concrete vermoedens of aanwijzingen zijn van terroristische activiteiten.
Witteboordencriminaliteit:
Moeilijk te vervolgen aangezien controlemogelijkheden en de specialistische kennis van politie en justitie hiervoor gering zijn. Ook in wetgeving onvoldoende bepalingen om deze vorm doeltreffend te kunnen bestrijden.
Om situatie te verbeteren hebben banken wettelijk geregelde informatieplicht. Ook toewijzing sofinummer (tegenwoordig burgerservicenummer) heeft controle vergemakkelijkt. Tot slot Wet meldpunt ongebruikelijke transacties.
Politieke visies op criminaliteit.
Linkse partijen – benadrukken van oudsher de maatschappelijke oorzaken van criminaliteit. Partijen gaan verder in het nemen preventieve maatregelen en verbetering maatschappelijke omstandigheden van mensen.
Rechtse partijen – benadrukken verantwoordelijkheid van de individuele dader voor zijn gedrag. Handhaven van rechtsregels en het belang van waarden en normen.
SP: overgrote deel van de criminaliteit die lokaal plaatsvindt ook lokaal wordt aangepakt. Daarom pleiten ze voor sterke binding politie met gemeente waarin zij werken. Capaciteit politie en justitie vergroot om vooral georganiseerde criminaliteit aan te pakken.
PvdA: samenleving moet duidelijk grenzen stellen en misdaad bestraffen. Normen moeten duidelijk zijn en iedereen moet het ook eens zijn over waarde ervan. Pragmatische moralistische visie. Voor praktisch sociaal beleid zodat ook een dader perspectief heeft dat hij weer kan deelnemen in de maatschappij.
CDA: bedrukt belang van het gezin, school en maatschappelijk middelveld bij preventie. Deze sociale instituties moeten wijzen op waarden en normen en vooral respect voor anderen. Wil permanente maatschappelijke discussie over normen en waarden.
VVD: belang rechtsregels want hierdoor een zo groot mogelijke vrijheid voor burgers. Toezien op naleving wetten door opsporing en bestraffen overtreders kerntaak overheid. Tegen veronderstelde normverloedering en strengere straffen bij (veelvoorkomende)criminaliteit.
Hoofdstuk 6: Opsporen, vervolgen en berechten
De Nederlandse politie valt onder 2 ministeries:
Ministerie van Justitie – opsporingstaak
Ministerie van Binnenlandse Zaken – veiligheid, openbare orde en hulpverlening
Ook Koninklijke Marechaussee politionele taken, valt onder Ministerie van Defensie.
Belangrijkste taken politie:
- Handhaving openbare orde
- Hulpverlening
- Opsporing
Opsporingshandelingen kunnen alleen worden verricht als er een objectief, redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd of wordt voorbereid.
‘redelijk vermoeden van schuld’: op heterdaad betrapt of als er aangifte is gedaan (en er reële verdenkingen, bewijzen of getuigenverklaringen zijn).
In toenemende mate worden opsporingsmethoden ingezet om voorbereidingen van strafbare feiten op te sporen. Bij terroristische misdrijven opsporingsmethoden al mogelijk als er sprake is van een intentie om een aanslag te plegen of als er sprake is van samenspanning.
Wens van justitie en politie om zo vroeg mogelijk op te treden botst met grondwettelijke bescherming van persoonlijke vrijheid.
Bevoegdheden politie waarbij geen toestemming nodig is:
- Verdachte staande houden
- Een verdachte aanhouden, verzet hiertegen niet toegestaan.
- Fouilleren: zijn kleding en lichaam mag worden onderzocht als dit bijdraagt aan oplossing van een strafbaar feit.
- In beslag nemen van bewijsmateriaal
- Vrijheid benemen. Maximaal 6 uur waarbij tijd tussen 24.00 en 09.00 niet meetelt. Alleen foto’s en vingerafdrukken nemen om verdachte te kunnen identificeren. Als het gaat om misdrijven waar minimaal vier jaar op staat mag politie verdachte 3 dagen vasthouden met verlenging 3 dagen. Na inverzekering kan verdachte nog 104 dagen worden vastgehouden (voorlopige hechtenis). Voor de eerste 14 dagen hiervan toestemming nodig rechter-commissaris, voor overige dagen rechter.
Wel toestemming nodig:
- Huiszoeking
- Inzetten infiltranten: undercoveragenten die ongemerkt een misdaadorganisatie binnendringen om informatie te verzamelen.
- Uitvoeren inkijkoperaties: om te kijken of er strafbare feiten worden geplaatst of plaatsen bugs en taps.
- Gecontroleerde doorvoer: partij drugs of wapens pas op een later moment in beslag nemen.
- Betalen van informanten
- Preventief fouilleren: in sommige gevallen mag politie iedereen in bepaald gebied(veiligheidsrisicogebieden) fouilleren.
De centrale persoon in strafproces is de officier van justitie, geeft leiding aan opsporingsonderzoek. Als er voldoende bewijzen zijn kan officier van justitie zaak aan de rechter voorleggen: vervolgen. Officier van justitie dan openbaar aanklager, klaagt namens de samenleving de verdachte aan.
Als verdachte dan straf krijgt is officier van justitie hier voor verantwoordelijk.
Openbaar Ministerie: alle officieren van justitie bij elkaar, onderdeel van Ministerie van Justitie.
Bij gerechtshof heet openbaar aanklager advocaat-generaal.
Lang niet elk dossier leidt tot een rechtszaak. Officier heeft keuzemogelijkheid om:
- Te seponeren
- Transactievoorstel aan te bieden
- Te vervolgen en dus te dagvaarden
Redenen seponeren:
- Onvoldoende bewijs; technisch sepot
- Opportuniteitsbeginsel: vervolging niet in algemeen belang. Beleidssepot
- Gaat op een klein vergrijp of verdachte al genoeg gestraft: beleidssepot.
Als de officier voorwaarden verbindt aan seponeren is het voorwaardelijk sepot.
Transactie: de officier kan bij kleine overtredingen en lichte misdrijven als vernieling en winkeldiefstal ook een transactie aanbieden. Wordt ook wel schikking genoemd. Als verdachte dit weigert komt het alsnog voor de rechter.
OM mag zelf straf op leggen als maximumstraf niet hoger is dan 6 jaar:
- Taakstraf maximaal 180 uur
- Onttrekking aan verkeer
- Ontzegging rijbevoegdheid maximaal zes maanden
Keerzijde van Wet OMafdoening is dat officier van justitie op plaats rechter gaat zitten. Is in strijd Trias Politica.
Dagvaarden: officier stuurt het dossier naar de rechtbank en er volgt een rechtszaak.
Soorten rechters:
- Kantonrechter: ervaren rechter, moet kennis hebben burgerlijk recht en strafrecht. Vooral huur en arbeidsgeschillen of te hard rijden.
- Politierechter: lichtere en simpele misdrijfzaken. Politierechter mag een vrijheidsstraf van maximaal een jaar opleggen.
- Meervoudige kamer: bestaat uit drie rechters en behandeld ernstige en meer ingewikkelde misdrijven. Altijd pas na twee weken uitspraak.
- Kinderrechter: alle overtredingen en misdrijven gepleegd door jongeren tussen de twaalf en achttien jaar. Kinderrechtszaken niet openbaar en OM houdt rekening leeftijd verdachten.
Als een verdachte het niet eens is met de uitspraak van de rechter kan hij in hoger beroep. Dit kan bij een gerechtshof, in Nederland zijn er 5. Ook hier enkelvoudige (eerst ook behandeld bij enkelvoudige kamer of bij kantonrechter) en meervoudige kamer.
Bij hoger beroep altijd de gehele rechtszaak overgedaan.
Hoogste rechtscollege is de Hoge Raad in Den Haag. Spreekt recht met vijf of drie raadsheren. Als aanklager of verdachte het niet eens is met uitspraak gerechtshof moeten ze hier verschijnen. Hierbij geen nieuw onderzoek maar kijkt of
Recht goed is toegepast; cassatie. Als dit niet het geval is wordt het verwezen naar een ander gerechtshof waar het opnieuw wordt behandeld.
Uitspraken van de Hoge Raad hebben als jurisprudentie groot gewicht en lagere rechters houden er rekening mee. Cassatie en jurisprudentie zijn ervoor om te zorgen dat er in Nederland rechtseenheid en rechtszekerheid bestaat.
Behandeling van een strafzaak in principe openbaar. Het is belangrijk dat iedereen kennis kan nemen van wat er in de rechtszaal gebeurt.
Voor aanvang krijgt verdachte een oproep of dagvaarding.
Stappen rechtszaak:
- Opening: rechter controleert persoonsgegevens
- Aanklacht: officier van justitie leest de ten lastelegging voor.
- Onderzoek: rechter begint aan het eigenlijke onderzoek naar eventueel bewijs.
- Verhoor van verdachte: verdachte mag eerst zelf verklaring afgeven, daarna volgt ondervraging door Rechter, Officier van Justitie en ten slot door eigen advocaat. Verdachte niet onder ede, hoeft dus niet waarheid te vertellen.
- Requisitoir: officier van justitie probeert aan te tonen dat verdachte schuldig is en vraagt om bepaalde straf.
- Pleidooi: advocaat houdt pleidooi waarin hij verdachte verdedigt. Officier van justitie mag hier nog op antwoorden, waarna de advocaat daar nog op mag reageren.
- Laatste woord: verdachte kan spijt betuigen of onschuld benadrukken.
- Vonnis: nadat rechter het onderzoek heeft afgesloten en alle belangen tegen elkaar heeft afgewogen doet hij uitspraak. Kantonrechter en politierechter direct, meervoudige kamer na 14 dagen.
Procesmatige vragen:
- Is de dagvaarding geldig uitgereikt?
- Is de rechter bevoegd over de voorgelegde zaak te oordelen?
- Mag de officier van justitie de zaak (nog) vervolgen?
- Is er geen reden om de zaak te schorsen?
Inhoudelijke vragen:
- Is het ten laste gelegde feit geheel bewezen?
Ieder deel van het ten laste gelegde feit moet geheel bewezen zijn. Om te voorkomen dat een verdachte wordt vrijgesproken baseer de officier van justitie zijn eis veelal op meer dan een wetsartikel.
- Levert het bewezen feit een strafbaar feit op?
Is het gedrag in strijd met het recht. En is er niet sprake van een rechtvaardigheidsgrond.
- Is de dader strafbaar?
Het feit moet de schuld van de dader zijn. Geen sprake van schulduitsluitingsgrond als noodweerexces.
- Welke straf moet worden opgelegd?
Juryrechtspraak – rechtspraak waarin een groep gewone mensen, dus zonder juridische opleiding, oordeelt of een verdachte schuldig is of niet.
Voordeel: juryleden kunnen zich beter inleven in de toestand van de verdachte en het slachtoffer.
Nadelen: minder inzicht in het maatschappelijk belang op langere termijn van bepaalde veroordelingen. Ook zijn juryleden gemakkelijker te beïnvloeden. Uit onderzoek blijkt laatste mee te vallen, geld vooral in grote zaken.
Hoofdstuk 7: Criminaliteit en straf
In juridische termen beter om te spreken van strafrechtelijke sancties in plaats van straf.
Strafmaat – de hoogte van de straf.
Alle soorten straffen in de wet omschreven. Rechter mag niet zelf straffen bedenken, lijfstraffen verboden. Zwaarste straf in Nederland levenslang.
Soorten hoofdstraffen:
- Geldboete
- Vrijheidsstraf; heet bij misdrijven gevangenisstraf.
- Taakstraf; vroeger ook wel alternatieve straf. Kan een leerstraf zijn of werkstraf. Bij werkstraf onbetaalde arbeid ten algemene nutte. Bij een leerstraf moet iemand een cursus of training volgen.
Van elke hoofdstraf kan een deel voorwaardelijk worden opgelegd. Dader krijgt die straf niet als hij binnen een bepaalde proeftijd niet nogmaals een soortgelijk strafbaar feit begaat.
Ook kan de rechter bijzondere voorwaarden opleggen zoals behandeling in een afkickkliniek.
Een dader kan ook bijkomende straffen krijgen, meestal relatie met gepleegd delict. Zoals arts die uit zijn ambt wordt gezet of inname rijbewijs.
De rechter kan tot slot een maatregel opleggen. Hebben als doel om de dader te beschermen. Iemand wordt hiertoe veroordeeld als die persoon niet of verminderd toerekeningsvatbaar is.
Bekendste maatregel is de terbeschikkingstelling (TBS), dader wordt in een tbs-kliniek psychiatrisch behandeld tot hij is genezen. Wordt opgelegd voor 2 jaar, kan worden verlengd.
Ander voorbeeld Pluk ze-wet: van een veroordeelde geld of goederen die hij met zijn criminaliteit in bezit heeft gekregen terug krijgen.
Doel en functies van sancties:
- Vergelding: kwaad mag niet ongestraft blijven. Misdaad mag niet lonen en moet worden vergolden met straf.
- Preventie: afschrikkingeffect van lange vrijheidsstraf moet andere burgers ervan weerhouden een misdaad te plegen (generale preventie). Speciale preventie: voorkomen dat dader in toekomst in herhaling valt.
- Preventie: afschrikkingeffect van lange vrijheidsstraf moet andere burgers ervan weerhouden een misdaad te plegen (generale preventie). Speciale preventie: voorkomen dat dader in toekomst in herhaling valt.
- Resocialisatie: overheid probeert dader te verbeteren, zodat hij zich aanpast aan normen en waarden in de samenleving.
- Beveiliging van de samenleving: sommige criminelen gevaar voor de maatschappij zoals moordenaars met psychische problemen.
- Handhaving rechtsorde: door strafsysteem laat overheid zien dat het haar taak is om te straffen en niet die van burgers.
- Genoegdoening aan het slachtoffer: positie slachtoffers laatste jaren verbetert.
Omstandigheden die rechter bij strafoplegging meeneemt in zijn afwegingen:
- Kosten van verschillende sancties
- Mogelijk cellentekort
Reclassering: uitvoering straffen taak officier van justitie, hierbij geholpen door reclassering.
Drie organisaties: Leger des Heils, Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) en Reclassering Nederland. Eerste twee richten zich op bijzondere doelgroepen, laatste spant zich in voor maatschappelijke (her)inpassing van mensen.
Resocialisatie: veel gedetineerden nooit een diploma gehaald. Daarom mogelijkheid voor gevangenen om onder bepaalde voorwaarden een diploma te halen.
Tijdens de straf beperkt contact met de buitenwereld. Naarmate invrijheidsstelling nadert wordt contact groter. Tijdens laatste jaar mag gedetineerde meestal met verlof.
Bij uitvoering van zowel werk- als leerstraffen houd reclassering toezicht. Hieronder valt voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van onder meer:
- Dienstverleningsprojecten
- Dader-slachtofferleertrajecten
- Cursus Alcohol en Verkeer voor dronken rijders.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden