Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 Maatschappelijke problemen
We spreken van een maatschappelijk probleem als;
1. Het probleem gevolgen heeft voor grote groepen in de samenleving
2. Het probleem alleen gemeenschappelijk kan worden opgelost, waardoor de overheid zich moet bezighouden met de oplossing van het probleem
3. Het probleem te maken heeft met tegenstellingen
Om een maatschappelijk probleem op te lossen zijn vaak nieuwe regels en wetten nodig, of een aanpassing van dee oude regels. Als de overheid de uitstoot van co2 gassen wil tegenhouden moet het bedrijven dwingen om minder uit te stoten, hierdoor word het een politiek probleem, omdat gekozen politici de taak hebben om een oplossing te bedenken. Door mee te doen aan verkiezingen maken wij duidelijk welke oplossingen wij het belangrijkst vinden.
Tegenstellingen
Bij zoeken naar oplossingen van maatschappelijk probleem moet er gekeken worden naar tegenstellingen in normen en belangen.
Politieke visies; fileprobleem. Automobilisten willen een bredere weg maar milieuactivisten willen juist goedkoper openbaar vervoer.
Geloofs- of levensovertuigingen; strenge christelijke willen graag dat de abortus word afgeschaft terwijl niet gelovigen daar vaak minder moeite mee hebben.
Sociaal economische posities; Een werkgever wil het liefst zo min mogelijk premie betalen terwijl iemand zonder werk belang heeft bij een goede uitkering.
Politici maken in veel gevallen een afweging en kiezen een oplossing. Vaak is dat een tussenoplossing dat compromis word genoemd.
Hoofdstuk 2 Normen en waarden
Een waarde is een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden.
Sommige waarden vinden we bijna allemaal belangrijk zoals eerlijkheid. Maar een schilder zal creatieve vrijheid belangrijker vinden in zijn werk dan een leraar.
Waarden leiden bijna altijd tot regels over het gedrag van mensen en zo’n regel noemen we een norm.
Normen zijn opvattingen over hoe je, je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen.
Als je dus veel waarde hecht aan eerlijkheid volgt daaruit dat je niet steelt.
Gedraag je, je niet volgens de normen kan het gebeuren dat mensen je minder aardig gaan vinden.
Sommige normen en waarden gelden voor de hele samenleving Andere alleen binnen een bepaalde groep. Waarden dicht bij jou liggen en die je heel graag wilt verwezenlijken noemen we ook wel idealen. Je wilt bijvoorbeeld later in New- York gaan wonen of je eigen restaurant beginnen.
Sommige idealen zijn algemener en kunnen volgens de aanhangers de grondslag vormen voor een perfecte maatschappij bijvoorbeeld vrijheid en gelijkheid.
Belangen
Het voordeel of nadeel dat iemand ergens bij heeft. Een belang heeft vaak met financieel voor en nadeel te maken, maar niet altijd.Iedereen heeft belang bij schone lucht en gezond voedsel. Scholieren hebben belang aan goed en inspirerend onderwijs.
Paragraaf 3
Wat kan er misgaan tussen zender en ontvanger?
Bij informatie is er altijd sprake van communicatie tussen ontvanger en zender waar het ook wel is mis kan gaan.
- de zender ontvangt de informatie verkeerd
- de zender zendt de informatie verkeerd uit
- door informatie overdracht ontstaan vooroordelen
Selectieve waarneming: Elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader.
Als ontvangers nemen wij informatie niet objectief (met feiten) waar, zo kijkt een bokser anders naar een boksfilm dan een vredesactivist. De een ziet een spannende film de ander een afschuwelijk gewelddadige film.
Referentiekader;
alles wat je bezit aan kennissen, ervaringen, normen, waarden en gewoonten. Dit kader is als het ware de ‘bril’ waardoor je informatie filtert. Door je bewust te zijn van je kader kun je proberen zo objectief mogelijk te zijn.
Manipulatie en indoctrinatie
Ook van de kant van de zender kan de informatie worden verdraaid.
Zoals een politicus die zijn fout niet wil toegeven omdat hij bang is voor gezichtsverlies.
Dit noemen we manipulatie; feiten worden opzettelijk weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt. Een stapje verder is propaganda: doelbewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden. Dit is in feite wat de reclame doet alleen weten we hier van dat het niet objectief is. Ook sommige politieke partijen gebruiken propaganda om de andere kant zwart te maken. Nog weer een stap verder is indoctrinatie: waarbij langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige opvattingen en meningen worden opgedrongen.
Een bekend voorbeeld is media in dictaturen, ze vertellen elk jaar opnieuw hoe veel beter het, het met het land gaat, vergeleken met vorig jaar.
Discriminatie
Stereotypering: een vaststaand beeld hebben/krijgen van een hele groep mensen. Dit ontstaat tijdens overdracht van informatie. ‘dikke Duitsers’ ‘zuinige Nederlanders’ ‘domme blondjes’
Door stereotypering ontstaan vaak vooroordelen: als je over iets of iemand oordeelt maar nog nooit hebt leren kennen. Bijvoorbeeld; ‘je kunt beter personeel nemen dat ouder is dan dertig, jongeren denken veel te makkelijk over alles.
Het bovengenoemde kan heel snel leiden tot Discriminatie: waarbij je mensen van een bepaalde groep anders behandeld op grond van kernmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn, discriminatie begint altijd met vooroordelen. Ook pesten is een vorm van discriminatie.
Waar mensen het meest op discrimineren;
- huidskleur of ras – racisme
- leeftijd – jong/ oud
- seksualiteit – hetero, homo, Bi
- sekse – man of vrouw
- geloof
- uiterlijk – rood of handicap
Hierdoor hebben vrouwen, allochtonen en ouderen minder kans op de arbeidsmarkt omdat werkgevers onterecht discrimineren. Ook is discriminatie slecht voor de sociale cohesie: de samenhang tussen mensen in een gemeenschap, de sociale relaties tussen mensen.
Hoofdstuk 3 Paragaaf 1
Invloed op de politiek
Je kunt als burger op verschillende manieren invloed uitoefenen op de politiek.
- stemmen
- lid worden – van bijvoorbeeld een politieke partij. Je kunt de inhoud van een verkiezingsprogramma beïnvloeden en jezelf verkiesbaar stellen.
- Contact – opnemen met politici. D.m.v. wekelijkse spreekuren of gewoon een mailtje sturen.
- Verzoek – indienen. Bij een probleem kun je een verzoek indienen. Een instantie, bijvoorbeeld de gemeente is verplicht je verzoek te bespreken en te beantwoorden.
- Media – je kunt de krant een brief of persbericht insturen. Soms gaat de politici zich met een kwestie bezighouden door een bericht in de krant.
- Actiegroep – zoals greenpeace. Lobbyen: Proberen de politiek te beïnvloeden door handtekeningen acties, demonstraties of praten tegen politieke patijen.
- Bezwaarschrift of naar de rechter stappen – hierdoor kunnen plannen, van bijvoorbeeld de aanleg van een nieuwe snelweg vreselijk worden vertraagd. Veel actiegroepen gebruiken dit.
- Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid – het openlijk optreden van de wet om politici er van te overtuigen dat een genomen beslissing verkeerd is. Bij ongehoorzaamheid is altijd sprake van een gewetenskwestie. Bijvoorbeeld; een deel van de belasting niet betalen als protest tegen kernbewapening.
Democratie en dictatuur
Democratie; is een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming. Vrijheid en gelijkheid zijn de belangrijkste waarden in een democratie, iedereen mag meedoen, en je mag zelf bepalen op wat hoe je gebruik wilt maken van politieke rechten.
Er is onderscheid tussen directe democratie: vroeger. Het volk direct zeggenschap, belangrijke beslissingen werden genomen op grote stadspleinen in de vorm van volksstemmingen, en indirecte democratie; waar het volk niet zelf beslissingen neemt, maar die overlaat aan de gekozen vertegenwoordigers. We spreken dan ook wel van een parlementaire democratie omdat de belangrijkste beslissingen door het parlement worden genomen. (Nederland nu)
Kenmerken democratie
- iedereen mag stemmen of verkozen worden vanaf hun achttiende jaar
- iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten
- iedereen mag demonstreren of op een andere manier zijn mening uiten
- de eerste en tweede kamer moeten gekozen worden door een geheime stemming
- de wetten worden door de regering, 1e en 2e kamer vastgesteld.
Dictatuur of autocratie; alle macht in handen van één persoon
Kenmerken dictatuur:
Basiskenmerk; geweld en onderdrukking
- grondrechten worden niet beschermd. Burgers zijn afhankelijk van de willekeur van machthebbers. Naar een onafhankelijke rechter stappen kan niet, want ook dat heeft de machthebber onder controle.
- Geen vrijheid meningsuiting. Media heeft te maken met censuur, ze moeten van te voren worden goedgekeurd door het ministerie die zich bezighoud met informatievoorziening.
- Oppositiepartijen zijn verboden, het openlijk oneens zijn met de regering kan bestraft worden.
- Schijnverkiezingen, soms gaan mensen in dictaturen wel naar de stembus, in Egypte won Mubarak bijvoorbeeld een paar keer achter elkaar de verkiezingen.
Er zijn ook dictaturen op basis van ideologieën;
- het communisme (gelijkheid en arbeiders macht, in China, cuba en noord Korea.)
- fascisme (eigen volk beste en belangrijkste, leid altijd tot discriminatie en racisme, hitler Duitsland)
- religieuze dictatuur. (gebaseerd op geloof. Iran; gebaseerd op de islam)
Paragraaf 2
Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. De aanhangers van een ideologie noemen we een politieke stroming.
De meeste ideeën die je in ideologieën tegenkomt gaan over-
- normen en waarden; hoeveel vrijheid? gebruik softdrugs gedoogd?
- Sociaal economische verhoudingen: wat is een rechtvaardige verdeling van welvaart. Hoe hoog moeten uitkeringen zijn? Moeten inkomens minder verschillen?
- Machtsverdeling in de samenleving: moeten werknemers meer te zeggen hebben in het bedrijf? Is het beter dat de directie de besluiten neemt?
Progressief: vooruitstrevend en de maatschappij willen veranderen. Progressieve politici Benadrukken tekortkomingen in de samenleving en willen bijvoorbeeld vervuilende energiebronnen vervangen door schone energie.
Conservatief: behoudend. Conservatieve politici benadrukken wat al bereikt is en willen alles houden zoals het is. Een nog extremere vorm is reactionair: zo behoudend zijn dat ze de regels van vroeger terug willen. Bijvoorbeeld alleen huwelijk voor man en vrouw.
Het zijn alleen geen handige begrippen om partijen mee in te delen, een progressief genoemde partij zou niet willen dat schiphol uitbreid en dat kan je dan weer snel conservatief noemen.
Politiek rechts: nadruk op eigen verantwoordelijkheid, vrijheid van mensen, burgers en bedrijfsleven moeten eigen zaken zoveel mogelijk regelen. De overheid moet met rust en orde handhaven. Op sociaal- economisch terrein alleen optreden als het echt nodig is. (passief optreden) VVD EN PVV
Politiek links: gaat uit van gelijkwaardigheid, iedereen gelijke kansen op bijvoorbeeld onderwijs en goede zorg, zwakkeren beschermen door optreden overheid bijvoorbeeld met studiefinanciering. (actief optreden) DE PVDA, SP, GROENLINKS
Omdat mensen steeds meer linkse en rechtse standpunten hebben word het steeds drukker in het politieke midden.
Liberalisme
Ontstond in eind 18e eeuw. Vooral de rijkere mensen wilden niet meer beperkt worden in hun doen en laten. Ideaal: persoonlijke en economische vrijheid.
- vrijheid belangrijk
- overheid moet kleine rol spelen op sociaal economisch gebied.
- vrijemarkteconomie het beste voor het land.
- overheid moeten beperken tot kerntaken; defensie, onderwijs en bescherming van rechtstaten en grondrechten
- eigen verantwoordelijkheid
VVD, D66, PVV
Socialisme
Ontstond in de 19e eeuw. als reactie op slechte werkomstandigheden van arbeiders en het missen van sociale zekerheid. Waren tegen een vrijemarkteconomie wat tegenwoordig niet meer zo is. Ideaal: Gelijkheid. (sociaal democraten)
- overheid moet zwakkeren beschermen
- kennis, inkomen en macht moeten eerlijk verdeeld worden
- verzorgingsstaat: recht op sociale grondrechten zoals werk en huisvesting zijn wettelijk vastgelegd.
PVDA, GROENLINKS, SP
Confessionalisme
Onstaan aan het eind van de 19e eeuw. ideaal: samenleving op christelijke grondslag.
- rentmeesterschap: de taak om goed voor de aarde te zorgen.
- Solidariteit: naastenliefde, zorgen voor kwetsbaren in samenleving
- Iedereen moet in harmonie samenwerken, zoals werkgevers en werknemers
- gespreide verantwoordelijkheid; mensen moeten verantwoordelijk zijn voor elkaar, de overheid heeft slechts een aanvullende rol en moet zoveel mogelijk over laten aan:
- het maatschappelijk middenveld: zoals welzijnsinstellingen en scholen, de overheid verricht alleen taken die niet door andere in de samenleving kunnen worden verricht. Zoals; ordehandhaving
CDA, CHRISTENUNIE, SGP
Paragraaf 3
Alleen lezen blz 81
Paragraaf 4 Kiesrecht
Actief kiesrecht vanaf je 18e. Mag je bij landelijke verkiezingen je stem uitbrengen.
Passief kiesrecht je verkiesbaar stellen ook daarvoor moet je 18 en Nederlander zijn.
Mensen met een buitenlandspaspoort die langer dan vijf jaar in Nederland wonen hebben alleen bij gemeenteraadsverkiezingen passief en actief kiesrecht .
De rechter kan je, je kiesrecht ontnemen vanwege een geestelijke stoornis.
Na de verkiezingen
De uitslag van de tweede kamer verkiezingen bepalen het volgende
- hoeveel zetels een partij krijgt in de tweede kamer
- welke partijen samen het nieuwe kabinet; alle ministers en staatssecretarissen samen, vormen
De vorming van een nieuw kabinet neemt enkele weken of maanden in beslag omdat in praktijk geen enkele partij 50% van de tweede Kamerzetels haalt daarom zijn er altijd partijen nodig om een meerderheidskabinet te vormen.
Paragraaf 5
Kabinetsformatie;
- kabinet vormen van ministers en staatssecretarissen.
- Het samen eens zijn met een toekomstig beleid.
- Samen de steun hebben van de meerderheid
Verloop kabinetsformatie
- de dag na de verkiezingen bespreekt de koningin met: de vice president van de raad van state, de voorzitters van de eerste en tweede kamer en de fractievoorzitters van de politieke partijen in de tweede kamer, welke partijen samen het best een regering vormen.
- Op basis hiervan kiest ze een informateur:
- die onderzoekt welke combinatie van partijen de meeste kans op slagen heeft. Dan laat hij ze compromissen sluiten omdat ze verschillende standpunten hebben als dat lukt is er een coalitie: samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen, mogelijk.
- Onder leiding van de informateur stellen de coalitiepartijen een regeerakkoord op, waarin de hoofdlijnen staan van het beleid voor de komende jaren.
- hierna brengt de informateur verslag uit aan de koningin( is zijn opdracht mislukt gaat er een nieuwe informateur aan de slag), is er wel een coalitie gevormd, dan benoemt de koningin een formateur: die geschikte ministers en staatsecretarissen bij elkaar gaat zoeken.
- De overige diensten worden over de andere partijen verdeeld daarbij word gekeken naar
- het aantal zetels, dat partijen in de 2e kamer hebben
- de voorkeuren van partijen
- de zwaarte van verschillende functies
- daarna benoemt de koningin de ministers en staatssecretarissen.
Regering:
Onze regering bestaat uit de koningin en de ministers. De koningin is ons staatshoofd maar moet zich ook houden aan de grondwet. Dit heet een constitutionele monarchie: staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd. De ministers zijn verantwoordelijk voor het bestuur in ons land.
De belangrijkste taken van de koningin zijn:
- handtekening plaatsen onder alle weten
- de troonrede voorlezen op Prinsjesdag
- ministers en informateurs benoemen
- regelmatig overleg voeren met de minister president
de belangrijkste taken van de ministers zijn voorbereiding:
- het opstellen van wetsvoorstellen
- het uivoeren van eenmaal aangenomen wetten
- het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting
Op de derde dinsdag in september wordt de troonrede gehouden, hierin verteld het kabinet de plannen voor het komende jaar. De minister van financiën bied de rijksbegroting aan, de miljoenennota.
Ministeriële verantwoordelijkheid
De koningin is niet verantwoordelijk voor het beleid. De koningin is onschendbaar. De ministers zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de wetten en troonrede, maar ook voor de gedragingen van de leden van het koninklijk huis. Doet willen Alexander een uitspraak moet de minister president zich in de tweede kamer verantwoorden. Het houdt ook in dat de minister politieke verantwoording neemt voor de acties van zijn ambtenaren.
Paragraaf 6
Het Parlement wordt gevormd door de 1e en 2e kamer, samen de staten generaal genoemd. Dit zijn onze volksvertegenwoordigers. De 2e kamer word direct/rechtstreeks gekozen. En de eerste kamer indirect door de leden van de staten generaal (getrapte verkiezingen).
Poldermodel: bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen. Kenmerkend voor Nederland.
2e kamer:
- 150 leden
- gekozen voor 4 jaar
- behandelen als eerste een wetsvoorstel
- mag een voorstel afwijzen of veranderen
- meer macht dan 1e kamer daarom meeste debatten met ministers
1e kamer (senaat):
- 75 leden
- De senaat mag een voorstel niet veranderen maar alleen goed of af keuren
- Extra controle op tweede kamer
- Stuurt wetsvoorstellen terug naar 2e kamer als deze fouten over het hoofd heeft gezien
Fracties
Alle Kamerleden worden namens een bepaalde partij gekozen en behoren tot een fractie (gedeelte): groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Zoals in de gemeenteraad bevind zich bijvoorbeeld de D66 fractie.
De politieke partijen in de 1e en 2e kamer kunnen in tweeën worden verdeeld.
Regeringsfracties: partijen die ook ministers in de regering hebben zitten. De Kamerfractie van een regeringspartij is het eens met de regeringspartij.
Oppositiepartijen: alle partijen die niet in de regering zitten. Ze zijn het vaak niet eens met de regering.
Verhouding regering en parlement
Ministers: wetgevende en uitvoerende macht. Zij bepalen hoe wetten uitgevoerd worden en nemen daar beslissingen over.
Parlement: delen de wetgevende macht met de ministers. Het parlement stemt over de door de ministers ontworpen wetsvoorstellen. Ook controle van ministers valt onder hun taak.
Trias politica: scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht. Word in Nederland niet strikt gevoerd.
Wetgevende taak
1e en 2e kamer
Rechten:
- stemrecht bij wetsontwerpen- het recht om een wetsvoorstel te aanvaarden of verwerpen
- Budgetrecht- het goed of afkeuren van de rijksbegroting.
Alleen 2e kamer
- Recht van het initiatief- geeft de mogelijkheid wetsvoorstellen in te dienen, dit komt bijna nooit voor. De meeste wetsonderwerpen worden dan ook ingediend door ministers die specialistische ambtenaren voor zich hebben werken.
- Recht van amendement- recht om wijzingen in een wetsvoorstel aan te brengen. Als de meerderheid instemt met deze wijziging moet het ook worden aangebracht. Als de minister het daar niet mee eens is, moet de wet worden ingetrokken of moet de minster ontslag nemen.
Controlerende taak
Om te controleren of ministers hun werk goed doen hebben de 1e en 2e kamer Rechten:
- het recht om schriftelijk vragen te stellen – aan ministers of staatssecretarissen.
- Recht van interpellatie – een minister ter verantwoording roepen voor bijvoorbeeld zijn beleid of uitspraken
- Parlementaire enquête – biedt kansen voor een onderzoek naar een onderdeel van een regeringsbeleid. Een speciale commissie verhoort betrokkenen over bijvoorbeeld grote infrastructurele projecten.
- Motie indienen – een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen.
Motie van afkeuring: het beleid van een minister wordt afgekeurd.
Motie van wantrouwen: als de meerderheid van de kamer geen vertrouwen meer heeft in de minister is ontslag onvermijdelijk
Paragraaf 7
Drie niveaus politieke besluitvorming Nederland: rijk, provincie gemeente.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat (Nederland): de rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast maar de gedetailleerde invulling wordt aan de lage overheden overgelaten.
Het doel is dus dat een besluitvorming zo dicht mogelijk bij de betrokken moet plaatsvinden.
- beter op de hoogte zijn van de situatie en beter kunnen beoordelen
- dichter bij de burgers, en de burgers bij het bestuur.
Provincie:
Belangrijkste taken: ruimtelijke ordening en milieu.
Streekplannen: in Nederland is de spanning tussen behoefte aan verschillende genoodzaakte dingen zoals recreatie en landbouw, groot. Daarvoor stelt de provincie plannen op waarin precies staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen. Ze moeten hierbij rekening houden met het rijksbeleid: als dit bepaald dat er ergens iets moet gebeuren moet de provincie hiermee instemmen.
Provinciaal bestuur:
- ¬eenmaal per vier jaar verkiezingen
- gekozen vertegenwoordigers vormen de provinciale staten
- aantal leden afhankelijk van aantal inwoners provincie
Provinciale staten:
- Kiezen het dagelijks bestuur: De gedeputeerde staten
- voorzitter; commissaris van de koningin- benoemd door minister binnenlandse zaken
- vertrouwenscommissie: maakt een beschrijving van de eisen die de provinciale staten zelf aangegeven heeft waaraan de commissaris moet voldoen
Gedeputeerde staten:
- ministers op provinciaal niveau
- voorzitter; commissaris van de koningin- benoemd door minister binnenlandse zaken
De gemeente:
- dichtst bij burgers
- verantwoordelijk voor verloop van openbaar leven in gemeente
- bijhouden van huwelijken, geboorten en sterfgevallen
- bijhouden van politie, huisvuil, wegen, groenvoorziening, openbare verlichting en het verlenen van bouwvergunningen.
- Beleidstaken: vanuit den haag gedecentraliseerd. Voorzieningen voor scholen, gehandicapten, asielzoekers, en begeleiding van bijstandsgerechtigden. Hiervoor zullen gemeente financiële middelen krijgen van de overheid zelf.
Voor die activiteiten voert de gemeente de streekplannen die door de provincie zijn ingesteld gedetailleerd door. D.m.v. bestemmingsplannen
Het idee achter de centralisatie van de gemeente is;
- ze kunnen beter zien wat er in de gemeente nodig is dan het rijk zelf
- de gemeente zal ook zal de maatregelen ook eerder treffen als ze daar financieel belang bij hebben
Gemeente bestuur:
- gemeenteraad
- leden worden eens in de vier jaar gekozen
- leden van de gemeenteraad is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente
- dagelijks bestuur in handen van college van burgemeesters en wethouders: , B&W: de wethouders worden gekozen door de gemeenteraad zelf
- burgemeester wordt eens in de zes jaar gekozen, vertrouwenscommissie maakt een beschrijving van de eisen waaraan de burgemeester volgens de gemeenteraad aan moet voldoen, uiteindelijk beslist minister van binnenlandse zaken.
Paragraaf 8
Waarom is samenwerking over grenzen belangrijk?
- het is nodig voor wereldproblemen zoals klimaatveranderingen
- landen zijn voor de oplossing van een probleem van elkaar afhankelijk
- het is efficiënter om een probleem samen aan te pakken
De Europese unie
De EU heeft als motto ‘eenheid en verscheidenheid’. Samenwerking betekend altijd dat het recht om zelf regels te bepalen(soevereiniteit) wordt ingeperkt.
De redenen dat we na de oorlog gingen samenwerken met de EU
- voorkomen dat er ooit nog een Europees land een oorlog zou beginnen
- op economisch gebied beter concurreren met de V.S.
- beschermen tegen het opkomende communisme van Rusland
Het begin van de EU ligt in de Europese gemeenschap voor kolen en staal. (EGKS) 1951
Gemeenschap voor kolen en staal. (EGKS) – samenwerkingsverband tussen Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België, Luxemburg. Was een succes en werd uitgebreid naar meer landen.
1992- verdrag van Maastricht- vastgelegd dat de EU er zou komen met een eigen munt
1997- verdrag van Amsterdam- staan afspraken over gemeenschappelijk veiligheidsbeleid
2007- 27 landen lid. De helft hoort tot eurozone (waar ze dus met euro betalen.)
Bestuur van de EU
Europese commissie- dagelijks bestuur. Doet voorstellen voor de wetgeving en voert uit na goedkeuring.
Europees parlement- voorstellen besproken of gewijzigd. Gekozen door Europese burgers. Nederland 27 zetels. Verkiezingen eens in de vijf jaar. Bijna geen wetgevende macht.
Raad van de ministers/raad Europese unie – voorstellen goedkeuren. Vertegenwoordigt regeringen van deelnemende landen. Wetgevende macht. Besluiten worden aangenomen bij 2/3e van de stemmen. Stemmen grote landen tellen zwaarder. Bij besluiten over toetreding nieuw land; unanimiteit.
Knelpunten EU
Kritiek op:
- Weinig democratisch karakter- het enige gekozen bestuursorgaan, Europees parlement heeft bijna geen inbreng
- Verlies nationale soevereiniteit- burgers willen hun nationale wetgeving niet inruilen voor het internationale. Liever niet dat Europees parlement wetgevend word i.p.v. raad ministers. Anders kunnen wetsvoorstellen niet meer geblokkeerd worden
- Verlies van werkgelegenheid- door economische samenwerking vestigen veel bedrijven zich in in Oost Europa doordat de kosten lager zijn. Maar Oost-Europeanen komen vaak weer naar het westen in hoop op werk.
Paragraaf 9
Politieke actoren: alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij de politieke besluitvorming
Burgers- tips, krantenberichten of brieven van burgers kunnen leiden tot Kamervragen
Ambtenaren- houden zich bezig met beleidsvoorbereiding(bijv. Wetsvoorstellen voorbereiden)en beleidsuitvoering (bijv. paspoort uitgeven). Worden 4e macht genoemd doordat ze vaak veel langer op het ministerie werken en veel meer kennis en ervaring hebben dan de minister.
Massamedia
Informatieve functie- media bericht over politieke discussies of zend belangrijke debatten uit
Agendafunctie- media signaleert problemen in samenleving die vervolgens in de politiek terecht komen. (bijv. Tv programma over vrouwenhandel)
Commentaar functie- commentaar geven op politieke kwesties d.m.v. columns, cartoons of ingezonden stukken.
Spreekbuisfunctie- media geeft de kans om politici en burgers hun zegje te laten doen. (weblogs internet)
Controlerende functie- media volgen politici kritisch en kijken of ze doen wat ze beloven.
Persvrijheid- voorwaarde voor goed functionerende media. Geholpen door De wet van Openbaarheid (WOB): verplicht politici alle info openbaar te maken. Alleen staatsveiligheid en privé zaken blijven geheim.
Meningvorming- draagt media aan bij, doordat wij dingen lezen over politieke problemen
Pluriformiteit- veel verschillen in soorten media waaruit je kunt kiezen.
Pressiegroepen- groepen die proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming/ lobbyen. Worden ook wel vijfde macht genoemd.
Politieke betrokkenheid
Kloof burger en politiek- burgers vinden dat de politici niet genoeg bij hun betrokken zijn en blijven weg van de stembus.
Om dit te verbeteren:
- direct kiezen- van minster president en burgemeester. Hierdoor krijgen burgers invloed in samenstelling regering.
- Referendum- kiezers stemmen over een belangrijke kwestie. Raadplegend referendum- uitslag slechts advies. Bindend referendum- uitslag bepalend voor besluit.
- Andere politieke cultuur- besluiten moeten meer genomen worden in het openbaar. Of confrontatie tussen politici efficiënt is, dat weet niemand.
We spreken van een maatschappelijk probleem als;
1. Het probleem gevolgen heeft voor grote groepen in de samenleving
2. Het probleem alleen gemeenschappelijk kan worden opgelost, waardoor de overheid zich moet bezighouden met de oplossing van het probleem
3. Het probleem te maken heeft met tegenstellingen
Om een maatschappelijk probleem op te lossen zijn vaak nieuwe regels en wetten nodig, of een aanpassing van dee oude regels. Als de overheid de uitstoot van co2 gassen wil tegenhouden moet het bedrijven dwingen om minder uit te stoten, hierdoor word het een politiek probleem, omdat gekozen politici de taak hebben om een oplossing te bedenken. Door mee te doen aan verkiezingen maken wij duidelijk welke oplossingen wij het belangrijkst vinden.
Tegenstellingen
Politieke visies; fileprobleem. Automobilisten willen een bredere weg maar milieuactivisten willen juist goedkoper openbaar vervoer.
Geloofs- of levensovertuigingen; strenge christelijke willen graag dat de abortus word afgeschaft terwijl niet gelovigen daar vaak minder moeite mee hebben.
Sociaal economische posities; Een werkgever wil het liefst zo min mogelijk premie betalen terwijl iemand zonder werk belang heeft bij een goede uitkering.
Politici maken in veel gevallen een afweging en kiezen een oplossing. Vaak is dat een tussenoplossing dat compromis word genoemd.
Hoofdstuk 2 Normen en waarden
Een waarde is een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden.
Sommige waarden vinden we bijna allemaal belangrijk zoals eerlijkheid. Maar een schilder zal creatieve vrijheid belangrijker vinden in zijn werk dan een leraar.
Waarden leiden bijna altijd tot regels over het gedrag van mensen en zo’n regel noemen we een norm.
Normen zijn opvattingen over hoe je, je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen.
Als je dus veel waarde hecht aan eerlijkheid volgt daaruit dat je niet steelt.
Gedraag je, je niet volgens de normen kan het gebeuren dat mensen je minder aardig gaan vinden.
Sommige idealen zijn algemener en kunnen volgens de aanhangers de grondslag vormen voor een perfecte maatschappij bijvoorbeeld vrijheid en gelijkheid.
Belangen
Het voordeel of nadeel dat iemand ergens bij heeft. Een belang heeft vaak met financieel voor en nadeel te maken, maar niet altijd.Iedereen heeft belang bij schone lucht en gezond voedsel. Scholieren hebben belang aan goed en inspirerend onderwijs.
Paragraaf 3
Wat kan er misgaan tussen zender en ontvanger?
Bij informatie is er altijd sprake van communicatie tussen ontvanger en zender waar het ook wel is mis kan gaan.
- de zender ontvangt de informatie verkeerd
- de zender zendt de informatie verkeerd uit
- door informatie overdracht ontstaan vooroordelen
Selectieve waarneming: Elke informatie wordt zodanig vervormd dat deze zo veel mogelijk past in ons referentiekader.
Als ontvangers nemen wij informatie niet objectief (met feiten) waar, zo kijkt een bokser anders naar een boksfilm dan een vredesactivist. De een ziet een spannende film de ander een afschuwelijk gewelddadige film.
Referentiekader;
Manipulatie en indoctrinatie
Ook van de kant van de zender kan de informatie worden verdraaid.
Zoals een politicus die zijn fout niet wil toegeven omdat hij bang is voor gezichtsverlies.
Dit noemen we manipulatie; feiten worden opzettelijk weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt. Een stapje verder is propaganda: doelbewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden. Dit is in feite wat de reclame doet alleen weten we hier van dat het niet objectief is. Ook sommige politieke partijen gebruiken propaganda om de andere kant zwart te maken. Nog weer een stap verder is indoctrinatie: waarbij langdurig, systematisch en heel dwingend eenzijdige opvattingen en meningen worden opgedrongen.
Een bekend voorbeeld is media in dictaturen, ze vertellen elk jaar opnieuw hoe veel beter het, het met het land gaat, vergeleken met vorig jaar.
Discriminatie
Stereotypering: een vaststaand beeld hebben/krijgen van een hele groep mensen. Dit ontstaat tijdens overdracht van informatie. ‘dikke Duitsers’ ‘zuinige Nederlanders’ ‘domme blondjes’
Door stereotypering ontstaan vaak vooroordelen: als je over iets of iemand oordeelt maar nog nooit hebt leren kennen. Bijvoorbeeld; ‘je kunt beter personeel nemen dat ouder is dan dertig, jongeren denken veel te makkelijk over alles.
Het bovengenoemde kan heel snel leiden tot Discriminatie: waarbij je mensen van een bepaalde groep anders behandeld op grond van kernmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn, discriminatie begint altijd met vooroordelen. Ook pesten is een vorm van discriminatie.
- huidskleur of ras – racisme
- leeftijd – jong/ oud
- seksualiteit – hetero, homo, Bi
- sekse – man of vrouw
- geloof
- uiterlijk – rood of handicap
Hierdoor hebben vrouwen, allochtonen en ouderen minder kans op de arbeidsmarkt omdat werkgevers onterecht discrimineren. Ook is discriminatie slecht voor de sociale cohesie: de samenhang tussen mensen in een gemeenschap, de sociale relaties tussen mensen.
Hoofdstuk 3 Paragaaf 1
Invloed op de politiek
Je kunt als burger op verschillende manieren invloed uitoefenen op de politiek.
- stemmen
- lid worden – van bijvoorbeeld een politieke partij. Je kunt de inhoud van een verkiezingsprogramma beïnvloeden en jezelf verkiesbaar stellen.
- Contact – opnemen met politici. D.m.v. wekelijkse spreekuren of gewoon een mailtje sturen.
- Media – je kunt de krant een brief of persbericht insturen. Soms gaat de politici zich met een kwestie bezighouden door een bericht in de krant.
- Actiegroep – zoals greenpeace. Lobbyen: Proberen de politiek te beïnvloeden door handtekeningen acties, demonstraties of praten tegen politieke patijen.
- Bezwaarschrift of naar de rechter stappen – hierdoor kunnen plannen, van bijvoorbeeld de aanleg van een nieuwe snelweg vreselijk worden vertraagd. Veel actiegroepen gebruiken dit.
- Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid – het openlijk optreden van de wet om politici er van te overtuigen dat een genomen beslissing verkeerd is. Bij ongehoorzaamheid is altijd sprake van een gewetenskwestie. Bijvoorbeeld; een deel van de belasting niet betalen als protest tegen kernbewapening.
Democratie en dictatuur
Democratie; is een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming. Vrijheid en gelijkheid zijn de belangrijkste waarden in een democratie, iedereen mag meedoen, en je mag zelf bepalen op wat hoe je gebruik wilt maken van politieke rechten.
Er is onderscheid tussen directe democratie: vroeger. Het volk direct zeggenschap, belangrijke beslissingen werden genomen op grote stadspleinen in de vorm van volksstemmingen, en indirecte democratie; waar het volk niet zelf beslissingen neemt, maar die overlaat aan de gekozen vertegenwoordigers. We spreken dan ook wel van een parlementaire democratie omdat de belangrijkste beslissingen door het parlement worden genomen. (Nederland nu)
Kenmerken democratie
- iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten
- iedereen mag demonstreren of op een andere manier zijn mening uiten
- de eerste en tweede kamer moeten gekozen worden door een geheime stemming
- de wetten worden door de regering, 1e en 2e kamer vastgesteld.
Dictatuur of autocratie; alle macht in handen van één persoon
Kenmerken dictatuur:
Basiskenmerk; geweld en onderdrukking
- grondrechten worden niet beschermd. Burgers zijn afhankelijk van de willekeur van machthebbers. Naar een onafhankelijke rechter stappen kan niet, want ook dat heeft de machthebber onder controle.
- Geen vrijheid meningsuiting. Media heeft te maken met censuur, ze moeten van te voren worden goedgekeurd door het ministerie die zich bezighoud met informatievoorziening.
- Oppositiepartijen zijn verboden, het openlijk oneens zijn met de regering kan bestraft worden.
Er zijn ook dictaturen op basis van ideologieën;
- het communisme (gelijkheid en arbeiders macht, in China, cuba en noord Korea.)
- fascisme (eigen volk beste en belangrijkste, leid altijd tot discriminatie en racisme, hitler Duitsland)
- religieuze dictatuur. (gebaseerd op geloof. Iran; gebaseerd op de islam)
Paragraaf 2
Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. De aanhangers van een ideologie noemen we een politieke stroming.
De meeste ideeën die je in ideologieën tegenkomt gaan over-
- normen en waarden; hoeveel vrijheid? gebruik softdrugs gedoogd?
- Sociaal economische verhoudingen: wat is een rechtvaardige verdeling van welvaart. Hoe hoog moeten uitkeringen zijn? Moeten inkomens minder verschillen?
- Machtsverdeling in de samenleving: moeten werknemers meer te zeggen hebben in het bedrijf? Is het beter dat de directie de besluiten neemt?
Progressief: vooruitstrevend en de maatschappij willen veranderen. Progressieve politici Benadrukken tekortkomingen in de samenleving en willen bijvoorbeeld vervuilende energiebronnen vervangen door schone energie.
Het zijn alleen geen handige begrippen om partijen mee in te delen, een progressief genoemde partij zou niet willen dat schiphol uitbreid en dat kan je dan weer snel conservatief noemen.
Politiek rechts: nadruk op eigen verantwoordelijkheid, vrijheid van mensen, burgers en bedrijfsleven moeten eigen zaken zoveel mogelijk regelen. De overheid moet met rust en orde handhaven. Op sociaal- economisch terrein alleen optreden als het echt nodig is. (passief optreden) VVD EN PVV
Politiek links: gaat uit van gelijkwaardigheid, iedereen gelijke kansen op bijvoorbeeld onderwijs en goede zorg, zwakkeren beschermen door optreden overheid bijvoorbeeld met studiefinanciering. (actief optreden) DE PVDA, SP, GROENLINKS
Omdat mensen steeds meer linkse en rechtse standpunten hebben word het steeds drukker in het politieke midden.
Liberalisme
Ontstond in eind 18e eeuw. Vooral de rijkere mensen wilden niet meer beperkt worden in hun doen en laten. Ideaal: persoonlijke en economische vrijheid.
- vrijheid belangrijk
- overheid moet kleine rol spelen op sociaal economisch gebied.
- vrijemarkteconomie het beste voor het land.
- overheid moeten beperken tot kerntaken; defensie, onderwijs en bescherming van rechtstaten en grondrechten
- eigen verantwoordelijkheid
VVD, D66, PVV
Socialisme
Ontstond in de 19e eeuw. als reactie op slechte werkomstandigheden van arbeiders en het missen van sociale zekerheid. Waren tegen een vrijemarkteconomie wat tegenwoordig niet meer zo is. Ideaal: Gelijkheid. (sociaal democraten)
- overheid moet zwakkeren beschermen
- verzorgingsstaat: recht op sociale grondrechten zoals werk en huisvesting zijn wettelijk vastgelegd.
PVDA, GROENLINKS, SP
Confessionalisme
Onstaan aan het eind van de 19e eeuw. ideaal: samenleving op christelijke grondslag.
- rentmeesterschap: de taak om goed voor de aarde te zorgen.
- Solidariteit: naastenliefde, zorgen voor kwetsbaren in samenleving
- Iedereen moet in harmonie samenwerken, zoals werkgevers en werknemers
- gespreide verantwoordelijkheid; mensen moeten verantwoordelijk zijn voor elkaar, de overheid heeft slechts een aanvullende rol en moet zoveel mogelijk over laten aan:
- het maatschappelijk middenveld: zoals welzijnsinstellingen en scholen, de overheid verricht alleen taken die niet door andere in de samenleving kunnen worden verricht. Zoals; ordehandhaving
CDA, CHRISTENUNIE, SGP
Alleen lezen blz 81
Paragraaf 4 Kiesrecht
Actief kiesrecht vanaf je 18e. Mag je bij landelijke verkiezingen je stem uitbrengen.
Passief kiesrecht je verkiesbaar stellen ook daarvoor moet je 18 en Nederlander zijn.
Mensen met een buitenlandspaspoort die langer dan vijf jaar in Nederland wonen hebben alleen bij gemeenteraadsverkiezingen passief en actief kiesrecht .
De rechter kan je, je kiesrecht ontnemen vanwege een geestelijke stoornis.
Na de verkiezingen
De uitslag van de tweede kamer verkiezingen bepalen het volgende
- hoeveel zetels een partij krijgt in de tweede kamer
- welke partijen samen het nieuwe kabinet; alle ministers en staatssecretarissen samen, vormen
De vorming van een nieuw kabinet neemt enkele weken of maanden in beslag omdat in praktijk geen enkele partij 50% van de tweede Kamerzetels haalt daarom zijn er altijd partijen nodig om een meerderheidskabinet te vormen.
Paragraaf 5
Kabinetsformatie;
- Het samen eens zijn met een toekomstig beleid.
- Samen de steun hebben van de meerderheid
Verloop kabinetsformatie
- de dag na de verkiezingen bespreekt de koningin met: de vice president van de raad van state, de voorzitters van de eerste en tweede kamer en de fractievoorzitters van de politieke partijen in de tweede kamer, welke partijen samen het best een regering vormen.
- Op basis hiervan kiest ze een informateur:
- die onderzoekt welke combinatie van partijen de meeste kans op slagen heeft. Dan laat hij ze compromissen sluiten omdat ze verschillende standpunten hebben als dat lukt is er een coalitie: samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen, mogelijk.
- Onder leiding van de informateur stellen de coalitiepartijen een regeerakkoord op, waarin de hoofdlijnen staan van het beleid voor de komende jaren.
- hierna brengt de informateur verslag uit aan de koningin( is zijn opdracht mislukt gaat er een nieuwe informateur aan de slag), is er wel een coalitie gevormd, dan benoemt de koningin een formateur: die geschikte ministers en staatsecretarissen bij elkaar gaat zoeken.
- De overige diensten worden over de andere partijen verdeeld daarbij word gekeken naar
- de voorkeuren van partijen
- de zwaarte van verschillende functies
- daarna benoemt de koningin de ministers en staatssecretarissen.
Regering:
Onze regering bestaat uit de koningin en de ministers. De koningin is ons staatshoofd maar moet zich ook houden aan de grondwet. Dit heet een constitutionele monarchie: staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd. De ministers zijn verantwoordelijk voor het bestuur in ons land.
De belangrijkste taken van de koningin zijn:
- handtekening plaatsen onder alle weten
- de troonrede voorlezen op Prinsjesdag
- ministers en informateurs benoemen
- regelmatig overleg voeren met de minister president
de belangrijkste taken van de ministers zijn voorbereiding:
- het opstellen van wetsvoorstellen
- het uivoeren van eenmaal aangenomen wetten
- het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting
Op de derde dinsdag in september wordt de troonrede gehouden, hierin verteld het kabinet de plannen voor het komende jaar. De minister van financiën bied de rijksbegroting aan, de miljoenennota.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Paragraaf 6
Het Parlement wordt gevormd door de 1e en 2e kamer, samen de staten generaal genoemd. Dit zijn onze volksvertegenwoordigers. De 2e kamer word direct/rechtstreeks gekozen. En de eerste kamer indirect door de leden van de staten generaal (getrapte verkiezingen).
Poldermodel: bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen. Kenmerkend voor Nederland.
2e kamer:
- 150 leden
- gekozen voor 4 jaar
- behandelen als eerste een wetsvoorstel
- mag een voorstel afwijzen of veranderen
- meer macht dan 1e kamer daarom meeste debatten met ministers
1e kamer (senaat):
- 75 leden
- De senaat mag een voorstel niet veranderen maar alleen goed of af keuren
- Extra controle op tweede kamer
- Stuurt wetsvoorstellen terug naar 2e kamer als deze fouten over het hoofd heeft gezien
Fracties
Alle Kamerleden worden namens een bepaalde partij gekozen en behoren tot een fractie (gedeelte): groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Zoals in de gemeenteraad bevind zich bijvoorbeeld de D66 fractie.
De politieke partijen in de 1e en 2e kamer kunnen in tweeën worden verdeeld.
Oppositiepartijen: alle partijen die niet in de regering zitten. Ze zijn het vaak niet eens met de regering.
Verhouding regering en parlement
Ministers: wetgevende en uitvoerende macht. Zij bepalen hoe wetten uitgevoerd worden en nemen daar beslissingen over.
Parlement: delen de wetgevende macht met de ministers. Het parlement stemt over de door de ministers ontworpen wetsvoorstellen. Ook controle van ministers valt onder hun taak.
Trias politica: scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht. Word in Nederland niet strikt gevoerd.
Wetgevende taak
1e en 2e kamer
Rechten:
- stemrecht bij wetsontwerpen- het recht om een wetsvoorstel te aanvaarden of verwerpen
- Budgetrecht- het goed of afkeuren van de rijksbegroting.
Alleen 2e kamer
- Recht van het initiatief- geeft de mogelijkheid wetsvoorstellen in te dienen, dit komt bijna nooit voor. De meeste wetsonderwerpen worden dan ook ingediend door ministers die specialistische ambtenaren voor zich hebben werken.
- Recht van amendement- recht om wijzingen in een wetsvoorstel aan te brengen. Als de meerderheid instemt met deze wijziging moet het ook worden aangebracht. Als de minister het daar niet mee eens is, moet de wet worden ingetrokken of moet de minster ontslag nemen.
Om te controleren of ministers hun werk goed doen hebben de 1e en 2e kamer Rechten:
- het recht om schriftelijk vragen te stellen – aan ministers of staatssecretarissen.
- Recht van interpellatie – een minister ter verantwoording roepen voor bijvoorbeeld zijn beleid of uitspraken
- Parlementaire enquête – biedt kansen voor een onderzoek naar een onderdeel van een regeringsbeleid. Een speciale commissie verhoort betrokkenen over bijvoorbeeld grote infrastructurele projecten.
- Motie indienen – een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen.
Motie van afkeuring: het beleid van een minister wordt afgekeurd.
Motie van wantrouwen: als de meerderheid van de kamer geen vertrouwen meer heeft in de minister is ontslag onvermijdelijk
Paragraaf 7
Drie niveaus politieke besluitvorming Nederland: rijk, provincie gemeente.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat (Nederland): de rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast maar de gedetailleerde invulling wordt aan de lage overheden overgelaten.
Het doel is dus dat een besluitvorming zo dicht mogelijk bij de betrokken moet plaatsvinden.
- beter op de hoogte zijn van de situatie en beter kunnen beoordelen
Provincie:
Belangrijkste taken: ruimtelijke ordening en milieu.
Streekplannen: in Nederland is de spanning tussen behoefte aan verschillende genoodzaakte dingen zoals recreatie en landbouw, groot. Daarvoor stelt de provincie plannen op waarin precies staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen. Ze moeten hierbij rekening houden met het rijksbeleid: als dit bepaald dat er ergens iets moet gebeuren moet de provincie hiermee instemmen.
Provinciaal bestuur:
- ¬eenmaal per vier jaar verkiezingen
- gekozen vertegenwoordigers vormen de provinciale staten
- aantal leden afhankelijk van aantal inwoners provincie
Provinciale staten:
- Kiezen het dagelijks bestuur: De gedeputeerde staten
- voorzitter; commissaris van de koningin- benoemd door minister binnenlandse zaken
- vertrouwenscommissie: maakt een beschrijving van de eisen die de provinciale staten zelf aangegeven heeft waaraan de commissaris moet voldoen
Gedeputeerde staten:
- ministers op provinciaal niveau
- voorzitter; commissaris van de koningin- benoemd door minister binnenlandse zaken
- dichtst bij burgers
- verantwoordelijk voor verloop van openbaar leven in gemeente
- bijhouden van huwelijken, geboorten en sterfgevallen
- bijhouden van politie, huisvuil, wegen, groenvoorziening, openbare verlichting en het verlenen van bouwvergunningen.
- Beleidstaken: vanuit den haag gedecentraliseerd. Voorzieningen voor scholen, gehandicapten, asielzoekers, en begeleiding van bijstandsgerechtigden. Hiervoor zullen gemeente financiële middelen krijgen van de overheid zelf.
Voor die activiteiten voert de gemeente de streekplannen die door de provincie zijn ingesteld gedetailleerd door. D.m.v. bestemmingsplannen
Het idee achter de centralisatie van de gemeente is;
- ze kunnen beter zien wat er in de gemeente nodig is dan het rijk zelf
- de gemeente zal ook zal de maatregelen ook eerder treffen als ze daar financieel belang bij hebben
Gemeente bestuur:
- gemeenteraad
- leden worden eens in de vier jaar gekozen
- leden van de gemeenteraad is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente
- dagelijks bestuur in handen van college van burgemeesters en wethouders: , B&W: de wethouders worden gekozen door de gemeenteraad zelf
- burgemeester wordt eens in de zes jaar gekozen, vertrouwenscommissie maakt een beschrijving van de eisen waaraan de burgemeester volgens de gemeenteraad aan moet voldoen, uiteindelijk beslist minister van binnenlandse zaken.
Waarom is samenwerking over grenzen belangrijk?
- het is nodig voor wereldproblemen zoals klimaatveranderingen
- landen zijn voor de oplossing van een probleem van elkaar afhankelijk
- het is efficiënter om een probleem samen aan te pakken
De Europese unie
De EU heeft als motto ‘eenheid en verscheidenheid’. Samenwerking betekend altijd dat het recht om zelf regels te bepalen(soevereiniteit) wordt ingeperkt.
De redenen dat we na de oorlog gingen samenwerken met de EU
- voorkomen dat er ooit nog een Europees land een oorlog zou beginnen
- op economisch gebied beter concurreren met de V.S.
- beschermen tegen het opkomende communisme van Rusland
Het begin van de EU ligt in de Europese gemeenschap voor kolen en staal. (EGKS) 1951
Gemeenschap voor kolen en staal. (EGKS) – samenwerkingsverband tussen Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België, Luxemburg. Was een succes en werd uitgebreid naar meer landen.
1992- verdrag van Maastricht- vastgelegd dat de EU er zou komen met een eigen munt
2007- 27 landen lid. De helft hoort tot eurozone (waar ze dus met euro betalen.)
Bestuur van de EU
Europese commissie- dagelijks bestuur. Doet voorstellen voor de wetgeving en voert uit na goedkeuring.
Europees parlement- voorstellen besproken of gewijzigd. Gekozen door Europese burgers. Nederland 27 zetels. Verkiezingen eens in de vijf jaar. Bijna geen wetgevende macht.
Raad van de ministers/raad Europese unie – voorstellen goedkeuren. Vertegenwoordigt regeringen van deelnemende landen. Wetgevende macht. Besluiten worden aangenomen bij 2/3e van de stemmen. Stemmen grote landen tellen zwaarder. Bij besluiten over toetreding nieuw land; unanimiteit.
Knelpunten EU
Kritiek op:
- Weinig democratisch karakter- het enige gekozen bestuursorgaan, Europees parlement heeft bijna geen inbreng
- Verlies nationale soevereiniteit- burgers willen hun nationale wetgeving niet inruilen voor het internationale. Liever niet dat Europees parlement wetgevend word i.p.v. raad ministers. Anders kunnen wetsvoorstellen niet meer geblokkeerd worden
- Verlies van werkgelegenheid- door economische samenwerking vestigen veel bedrijven zich in in Oost Europa doordat de kosten lager zijn. Maar Oost-Europeanen komen vaak weer naar het westen in hoop op werk.
Paragraaf 9
Politieke actoren: alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij de politieke besluitvorming
Ambtenaren- houden zich bezig met beleidsvoorbereiding(bijv. Wetsvoorstellen voorbereiden)en beleidsuitvoering (bijv. paspoort uitgeven). Worden 4e macht genoemd doordat ze vaak veel langer op het ministerie werken en veel meer kennis en ervaring hebben dan de minister.
Massamedia
Informatieve functie- media bericht over politieke discussies of zend belangrijke debatten uit
Agendafunctie- media signaleert problemen in samenleving die vervolgens in de politiek terecht komen. (bijv. Tv programma over vrouwenhandel)
Commentaar functie- commentaar geven op politieke kwesties d.m.v. columns, cartoons of ingezonden stukken.
Spreekbuisfunctie- media geeft de kans om politici en burgers hun zegje te laten doen. (weblogs internet)
Controlerende functie- media volgen politici kritisch en kijken of ze doen wat ze beloven.
Persvrijheid- voorwaarde voor goed functionerende media. Geholpen door De wet van Openbaarheid (WOB): verplicht politici alle info openbaar te maken. Alleen staatsveiligheid en privé zaken blijven geheim.
Meningvorming- draagt media aan bij, doordat wij dingen lezen over politieke problemen
Pluriformiteit- veel verschillen in soorten media waaruit je kunt kiezen.
Pressiegroepen- groepen die proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming/ lobbyen. Worden ook wel vijfde macht genoemd.
Kloof burger en politiek- burgers vinden dat de politici niet genoeg bij hun betrokken zijn en blijven weg van de stembus.
Om dit te verbeteren:
- direct kiezen- van minster president en burgemeester. Hierdoor krijgen burgers invloed in samenstelling regering.
- Referendum- kiezers stemmen over een belangrijke kwestie. Raadplegend referendum- uitslag slechts advies. Bindend referendum- uitslag bepalend voor besluit.
- Andere politieke cultuur- besluiten moeten meer genomen worden in het openbaar. Of confrontatie tussen politici efficiënt is, dat weet niemand.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden