Rechtsstaat

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2065 woorden
  • 20 november 2007
  • 504 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
504 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
§1 Nederland is een democratische rechtstaat, deze bidt burgers een dubbele garantie:
- Vrije verkiezingen, waardoor we indirect meebeslissen over de politiek;
- Biedt de burgers garantie tegen machtsmisbruik.

De overheid heeft zich net als ons aan bepaalde regels te houden, de rechtsstaat is dus een soort van sociaal contract tussen burgers en gekozen bestuurders, denk aan:
- leerplicht;
- belastingplicht;
- mogelijke militaire dienstplicht.


De rechtsstaat bindt bestuurders aan maat en regel. Zij zijn dus gebonden aan regels en kunnen niet zomaar buitensporige straffen opleggen zonder tussenkomst van een onafhankelijke rechter.

Volgens Montesquieu moest tegenover de macht van de koning een door het volk gekozen parlement komen, dat de wetten mocht maken. Zo ontstond uiteindelijk de trias politica. ‘scheiding der machten’.

1776: Amerikaanse revolutie. De uitspraak: ‘wie belasting betaalt, heeft ook recht om zijn vertegenwoordigers te kiezen’.
1789: Franse revolutie: Vrijheid, gelijkheid, broederschap. Vrijheid van godsdienst, meningsuiting, vereniging en vergadering.

UVRM: Universele verklaring van de rechten van de mens.
EVRM: Europees verdrag van de rechten van de mens.
Allebei strijdend voor mensenrechten.

De rechtsstaat heeft ook een uiterste limiet of ondergrens. De rechtsstaat is de maatstaf bij het beoordelen van de overheid en van wat wel en wat niet meer is toegestaan. De waarden en normen van de rechtsstaat vormen een minimale binding die burgers en groepen met elkaar delen.

§2 De grondwet heeft als doel om:
- De beperking van de macht van de staat aan te geven;
- De fundamentele rechten van de burgers vast te leggen;
- De eenheid van de staat uit te drukken;

- Aan te geven hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganiseerd.

1798: Onder invloed van de Franse revolutie kreeg Nederland, toen de staatsregeling van de Bataafse Republiek. De staatsregeling was een voorloper van de eerste grondwet.
1806: Nederland wordt constitutionele monarchie
1814: De eerste echte grondwet
1848: Staatsman Thorbecke eist een grondwetswijziging af te dwingen bij koning Willem II. Vanaf toen kwam er een ‘ministeriële verantwoordelijkheid’. Aanvankelijk mochten alleen mannen die belasting betaalden stemmen (censuskiesrecht).
1917: Algemeen mannen kiesrecht.
1922: Ook vrouwen kregen kiesrecht
1983: Sociale grondrechten.

Klassieke grondrechten: Gelijkheids –en vrijheidsbeginsel. De overheid bemoeit zich passief met deze grondrechten, wel moeten ze verkiezingen organiseren. Als een burger vindt dat zijn grondrecht geschonden is, kan hij naar de rechter stappen.
Sociale grondrechten: De overheid heeft een zorgplicht tegenover de burgers op het gebied van:
- Werkgelegenheid en vrije arbeid;
- Bestaanszekerheid en welvaart;

- Leefbaarheid en milieu;
- Volksgezondheid;
- Onderwijs.
Deze grondrechten zijn niet bij de rechter afdwingbaar en de overheid bemoeit zich hier actief mee.

Grondrechten hebben een horizontale werking als het gaat om de verhoudingen tussen burgers onderling. Bij de verticale werking draait het om de verhouding tussen burgers en overheid.
Bij de horizontale werking is er vaak sprake van botsende grondrechten: ‘de grondrechterlijke belangen van burgers botsen ten opzichte van elkaar’.

§3 In 1748 kwam Montesquieu tot de ideale taakverdeling binnen de samenleving:
- De eerste macht (wetgevende macht), Wetten maken, wijzigen of in trekken;
- De tweede macht (uitvoerende macht), Wetten in praktijk brengen;
- De derde macht (de rechterlijke macht), In geval van onenigheid over de wetten, recht mogen spreken.

Het geniale idee achter de trias politica is: Dat de machten niks over elkaar te zeggen hebben, maar elkaar wel kunnen controleren.
Tegenwoordig spreken we van ‘checks and balances’. De drie machten weerhouden elkaar in het veroveren van te veel macht (checks) en houden elkaar daarmee in balans.

De wetgevende macht kan de uitvoerende macht ter verantwoording roepen, dat zie je bijvoorbeeld als de Tweede Kamer een minister ter verantwoording roept over zijn beleid. De wetgevende macht kan ook de rechterlijke macht corrigeren door een nieuwe verbeterde wet te maken.


In Nederland maken de regering (koning en ministers) en het parlement (Eerste en Tweede Kamer) samen de wetten. Montesquieu wilde de wetgevende macht toevertrouwen aan een vertegenwoordigend orgaan dat door het volk gekozen wordt, zoals het parlement. De eerste en tweede kamer moeten de wet hebben goed gekeurd voordat het officieel wordt.
Wetten moeten voldoen aan:
- Ze moeten algemeen zijn;
- Ze moeten duidelijk zijn;
- Ze moeten haalbaar en uitvoerbaar zijn.

Ambtenaren worden ook wel de 4e macht genoemd omdat ze bij de uitvoering van wetten vaak zelfstandig beslissingen nemen die de minister nooit allemaal kan controleren. Als een minister naar de kamer wordt geroepen controleert de eerste macht dus de tweede macht.

De rechterlijke macht als derde macht is in handen van onafhankelijke rechters. Rechters worden voor het leven benoemd en zijn niet af te zetten, behalve als ze een misdrijf plegen. Het geheel van uitspraken door rechters duiden we aan met de term jurisprudentie.

Het toetsingsrecht houdt in dat rechters de weten kunnen toetsen aan de grondwet. Het voordeel ervan is dat burgers nog beter de grondwettelijke bescherming kunnen krijgen.

§4 Het geheel van rechtsregels en rechtsbeginselen en de manier waarop het recht is georganiseerd noemen we de rechtsorde.

Rechtsregels zijn: gedragsregels die wettelijk door de overheid zijn vastgelegd. Er zijn twee redenen voor het opstellen van rechtsregels:
- Doelmatigheid: Voor duidelijke afspraken, over links of rechts van de weg rijden bijvoorbeeld;

- Zedelijk bewustzijn: Over normen en waarden.

In tegenstelling tot rechtsregels staan sociale regels meestal niet opgeschreven en geven ze een beoordeling van gedrag in termen van wel of geen rekening houden met anderen. Voorbeelden zijn:
- Niet met je schoenen op de bank;
- Je mobiele telefoon uitzetten tijdens een concert ;
- Niet in een korte broek lopen tijdens een begrafenis.

Morele regels geven een beoordeling van gedrag in termen van goed en kwaad. Voorbeelden zijn:
- Help vrienden in nood;
- Wees altijd eerlijk;
- Laat je familie niet in de steek.

Privaatrecht: Regelt alle relaties tussen burgers onderling;
Publiekrecht: Regelt alle relaties tussen burgers en de overheid.

In het privaatrecht gaat het om horizontale relaties, bijvoorbeeld het kopen van een auto, het afsluiten van een contract als profvoetballer, het aangaan van een huwelijk.
Dit zijn allemaal rechtsbetrekkingen die voortvloeien uit de eigen vrije wil van mensen om met elkaar te handelen of samen te weken.
Bij het privaatrecht gaat het steeds om rechten en plichten. Als huurder moet je op tijd je huur betalen, als werknemer heb je bepaalde werktijden enz.


De volgende gebieden behoren tot het privaatrecht:
- Het personen –en familierecht (huwelijken, scheiding, geboorte);
- Het ondernemingsrecht (oprichten BV, stichting, vereniging) ;
- Het vermogensrecht (Koop, huur of een arbeidsovereenkomst).
Het publiekrecht ken de volgende indeling:
- Het staatsrecht (Hierin staan de regels voor de inrichting van de Nederlandse staat);
- Het bestuursrecht (Hierin gaat het om de bestuursactiviteiten van de overheid, voor bijvoorbeeld vergunningen voor de bouw van iets);
- Het strafrecht (Dit bestaat uit alle wettelijke strafbepalingen).
Het publiekrecht regelt dus de verticale relaties tussen burgers en de overheid.

De juridische organisatie van de rechtspraak is als een piramide opgebouwd:
- Er zijn in Nederland 19 rechtbanken;
- Vijf gerechtshoven;
- Één hoge raad.

§5 procesgang

In een rechtsstaat kan iemand niet zonder vorm van proces in de gevangenis worden gestopt. Alle handelingen van politieagenten, rechercheurs, officieren van justitie en rechters worden samen het strafprocesrecht genoemd.

Er zijn zes fasen in de ontdekking van een midsrijf:

- De aanhouding;
- Opsporing door politie en recherche onder leiding van een officier van justitie;
- Vervolging door het OM;
- De berechting door een of meer rechters tijdens een openbare terechtzitting;
- Eventueel hoger beroep en cassatie;
- Het feitelijk uitvoeren van de opgelegde straf.

Iemand is een verdachte als er een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf of overtreding bestaat. Als je verdachte bent mag de politie je staande houden (laten stilstaan en vragen naar je personalia). Daarnaast mag men een verdachte aanhouden (Je wordt dan gearresteerd en meegenomen naar het politiebureau voor verhoor).

Tijdens het opsporen mag de politie zogenaamde dwangmiddelen gebruiken (fouilleren en bewijsmateriaal in beslag nemen). Voor sommige dwangmiddelen heeft de politie toestemming nodig van de rechter-commissaris:
- Het verrichten van huiszoeking op zoek naar bijvoorbeeld wapens;
- DNA-onderzoek doen bij verdachten;
- Infiltratie in misdaadorganisaties en terroristische groeperingen;
- Het opvragen van speciale persoongegevens.

Iemand kan maximaal 110 dagen in voorarrest zitten.


De officier van justitie beslist uiteindelijk of een zaak wordt aangebracht bij de rechtbank. Het OM kan ook op andere manieren een strafzaak afdoen, bijvoorbeeld door een transactie aan te gaan (geldboete of taakstraf tot 180 uur). Seponeren gebeurt het vaakst, omdat de zaak vaak niet erg genoeg is.

De officier van justitie brengt een strafzaak bij een rechtbank aan door middel van een tenlastelegging.
Een strafzaak begint bij de rechtbank. Eenvoudige strafzaken (winkeldiefstal) komen voor de politierechter die in zijn eentje rechtspreekt. Zwaardere zaken als fraude en doodslag komen voor de meervoudige kamer, waar ze door drie rechters worden berecht.

Na het vonnis van de rechtbank is er hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof, waar de strafzaak nog eens helemaal wordt overgedaan. Hierna kan de verdachte nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad, die uitsluitend nagaat of het recht juist is toegepast.

§6 Het legaliteitsbeginsel
houdt in: “Geen feit is strafbaar dan op grond van een daaraan voorafgaande strafbepaling”. Hieruit blijkt hoe belangrijk het gevonden wordt dat mensen niet veroordeelde kunnen worden voor iets dat niet van te voren strafbaar is gesteld.
Je mag nooit twee keer veroordeeld worden voor hetzelfde feit (ne bis in idem-regel).

De meeste strafbepalingen zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht (WvS), dat heel systematisch is opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel bevat algemene bepalingen, die antwoord geven op vragen als: Wanneer is sprak van een poging tot het plegen van een misdrijf? Wanneer is iemand medeplichtig?
In het tweede deel van het WvS staan alle misdrijven opgesomd. Misdrijven zijn de meer ernstige strafbare feiten zoals moord en doodslag, mishandeling, vrijheidsberoving, verkrachting, diefstal (met of zonder geweld) enz.
In het derde deel staan alle overtredingen. Dit zijn minder ernstige strafbare feiten zoals burengerucht of het bekende artikel 461: Verboden toegang voor onbevoegden.


Naast het WvS staan er ook strafbepalingen in aparte wetten zoals de Wet economische delicten (fraude), de wegen-verkeerswet en de opiumwet.De opiumwet verbiedt het gebruik, invoeren en verhandelen van drugs.

Wil er sprake zijn van een strafbaar feit dan moet de dader dit willens en wetens gedaan hebben, met zijn volle verstand en zijn eigen wil.

Rechtvaardigheidsgronden:
- Noodweer: Je verdedigt jezelf of een ander tegen geweld, maar je bent niet strafbaar, mits het door jou gebruikte geweld in verhouding staat tot het gevaar of de dreiging.
- Overmacht-noodtoestand: Als je bijvoorbeeld het bordje: ‘verboden toegang’ negeert omdat je een kind redt, ben je niet strafbaar, omdat de overtreding te rechtvaardigen is.
- Ambtelijk bevel: Als je op de snelweg vanwege een ongeluk ddor een agent over de vluchtstrook wordt gestuurd en je wordt iets verder door een andere agent bekeurd, kun je je op deze rechtvaardigingsgrond beroepen.

Schulduitsluitingsgronden:
- Psychische overmacht: Als je door een ander gedwongen wordt onder dreiging van bijvoorbeeld een pistool en doet iets strafbaars ben je niet strafbaar.
- Noodweer-exces: Hierbij overtreedt je bij de verdediging van jezelf of een ander, in tegenstelling tot bij noodweer, wel de grenzen , maar dat doe je vanwege een hevige gemoedstoestand die een direct gevolge is van de aanval (paniekreactie).
- Ontoerekeningsvatbaarheid: Als iemand echt niet weet wat hij doet, met name bij een geestelijke stoornis of wanneer de dader psychisch volledig buiten zinnen was bij het plegen van een misdrijf, kan de rechter die persoon ontoerekeningsvatbaar verklaren, je krijgt dan geen straf, maar dan waarschijnlijk wel tbs of een psychiatrische behandeling.
- Afwezigheid van schuld: Als een winkelier gestolen spullen in zijn winkel plaatst en laat verkopen terwijl het winkelpersoneel daar niets van weet, dan is het personeel niet schuldig aan heling.


Hoofdstraffen:
- Geldboete;
- Taakstraf (opvoedende functie);
- Vrijheidsstraf.

Bijkomende straffen: Stadionverbod voor voetbalhooligans.
Maatregelen: Schadevergoeding aan slachtoffers, afkickkliniek, tbs.

Functies van straffen:
- Wraak en vergelding;
- Afschrikking;
- Voorkomen van eigenrichting;
- Resocialisatie;
- Beveiliging van de samenleving.

Voor jongeren tussen de twaalf en achttien is er het jeugdstrafrecht. Lichte misdrijven zoals kleine diefstallen en vernielingen worden gedaan via het Haltbureau (taakstraf, niet via rechter).
Zwaardere misdrijven komen jongeren voor de kinderrechter. Zo kunnen jongeren in de jeugdgevangenis belanden. Maar bij ernstige persoonlijke stoornissen kan de rechter ook een verblijf in een behandelcentrum opleggen.

In 2006 werd de maximale tijdelijke straf verhoogd van twintig naar dertig jaar. Omdat de vervroegde invrijheidstelling, waarbij gevangenen vrijwel automatisch twee derde van hun straf moeten uitzitten. Alle landen in de EU hebben de doodsstraf afgeschaft.

REACTIES

O.

O.

goed! Bedankt!

12 jaar geleden

N.

N.

Een van de beste samenvattingen op scholieren.com, 5 van de 5 sterren ruim waard! Thanks!

12 jaar geleden

Y.

Y.

eeeh thanx man ik als ik zelf zo'n samenvatting zou moeten maken dan zou ik 16 uur bezig zijn. ;))

12 jaar geleden

J.

J.

heb ik heb nodig dank je!!!

11 jaar geleden

J.

J.

heb ik nodig nu weet ik eindelijk hoe het moet dank je :)

11 jaar geleden

L.

L.

:) :) :) :) thanksss!!!!

11 jaar geleden

J.

J.

Geweldige samenvatting. Desondanks behoeft het enigerlei correcties betreffende de genoemde jaartallen en gekoppelde gebeurtenissen. Zo was de eerste grondwet in 1815, niet 1816. Ook in het geval van het algemeen kiesrecht: In 1917 werd er algemeen mannenkiesrecht ingevoerd, en werd de 'deur opengezet' naar algemeen vrouwenkiesrecht. In 1919 werd dit vrouwenkiesrecht ingevoerd. In 1921 waren de eerste verkiezingen na deze invoering (dus toen konden de vrouwen pas voor het eerst stemmen, maar ze hadden het recht toen al 2 jaar). Verder echt een hele duidelijke samenvatting.

Toppie!;)

10 jaar geleden

K.

K.

jonathan ga op voetbal of iets anders doen

4 jaar geleden

L.

L.

Kijk das nog eens discipline, een top samenvatting, en die kleine foutjes? een kniesoor die daar op let :P top man bedankt

10 jaar geleden

M.

M.

Top samenvatting !
Ben er echt veel en veel wijzer van geworden en ga nu zeker een 10 halen!!
Nog maals bedankt:)

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.