Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politieke besluitvorming (H3)

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2545 woorden
  • 18 januari 2002
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 8
42 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Politieke besluitvorming. Oriëntatie Politiek voltrek zich in een sociaal-economisch en een sociaal-culturele omgeving. Een groot deel van de politieke besluitvorming gaat over sociaal economische kwesties. We hebben te maken met: Politieke structuur de verhouding tussen organisatie en groepen in de politiek en de regels van de politieke besluitvorming. Politieke cultuur politieke opvattingen en de manier waarop de mensen met elkaar omgaan. Politieke actoren mensen en groepen die handelend optreden in de politiek. Democratie 1 Wetten en de staat

De voor iedereen geldende regels worden wetten genoemd. Een staat heeft driekenmerken: 1. Precies afgebakend grondgebied. 2. In het gebied woont een bevolking die veel gemeenschappelijk heeft taal, cultuur e.d. 3. De overheid heeft het hoogste gezag binnen het gebied. De overheid mag met fysiek geweld optreden tegen mensen die de wet overtreden. De overheid (staat) bezit macht omdat ze zij d.m.v. straffen mensen kunnen dwingen zich aan de wet te houden. We spreken van gezag als de macht als juist en redelijk wordt ervaren. Veel mensen om dat veel inwoners haar optredens als redelijk ervaart. Belangen, conflicten, politiek en beleid. Alle groepen in Nederland hebben hun eigen belangen zo wil de een hogere loon en de andere bij langdurige ziekte meer geld van de overheid. De overheid kan niet al die wensen bevredigen maar wil wel proberen conflicten te voorkomen. Zo mag er wel gestaakt worden maar niet iemand fysiek bedreigen. Met politiek bedoelen we alles wat met de overheid heeft te maken. De overheid en andere organisatie voeren een beleid. Beleid voeren betekent proberen een bepaald doel te bereiken door doelgericht gebruik van bepaalde middelen. Democratie en dictatuur
Als een persoon of een kleine groep de macht heeft spreken we van een dictatuur. De inwoners van dat land zijn onderdanen, ondergeschikt aan de staat. Bij een democratie zijn geen ondergeschikte onderdanen, die allen maar moeten gehoorzamen, maar burgers , die naast plichten ook rechten hebben. Vanaf 1919 mochten vrouwen pas in Nederland ook kiezen ze kregen het kiesrecht. Kenmerken van de democratie
Democratie betekent het volk heerst. De bevolking heerst via vertegenwoordigers dat noem je een indirecte democratie. Soms mag een volk via een volksstemming of een referendum wel direct kiezen bij een kwestie (Niet in Nederland). Bij een democratie staan gelijkheid en vrijheid centraal. Gelijkheid: Alle burgers hebben gelijke rechten er mag niet worden gediscrimineerd. Vrijheid: de burgers moeten hun leven kunnen inrichten zoals zij het willen, zolang zij de vrijheid van mede burgers niet schaden. Belangrijkste kenmerken van de democratie: 1. Algemeen kiesrecht alle mannen en vrouwen mogen stemmen
2. Elke 4 jaar een nieuwe leden volksvertegenwoordiging of parlement. Het parlement neemt besluiten over wetten en controleert de regering. De regering is het dagelijks bestuur. 3. Vrijheid van meningsuiting je mag alles zeggen alleen een rechter kan jouw publicatie iets verbieden omdat hij onafhankelijk is en niet onder controle van de regering staat. 4. Vrijheid van vereniging en vergadering je mag zelf een vereniging oprichten en bijvoorbeeld tegen de regering demonstreren. 5. Machtenscheiding zie kenmerken van rechtsstaat. Sociale voorwaarden voor democratie
De kans dat het met een democratie goed gaat is als: 1. As er sprake is van een gunstige sociaal-economische ontwikkeling. Dan kunnen lonen en de winst omhoog en is er werk voor bijna iedereen. 2. Als er een zekere maten van sociaal-economische gelijkheid bestaat. Dat er makkelijk contact met de regering kan worden gemaakt. 3. Een democratische cultuur dat conflicten worden beslecht door verkiezingen en gesprekken. Ook tolerantie mensen moeten ruimte geven aan meningen waar zij het niet mee eens zijn. Een democratische politieke
cultuur betekent ook dat de meerderheid rekening houd met de rechten van de minderheid. 4. Dat burgers in verenigingen zitten waar ze meningen kunnen uit en die aan de politiek kunnen presenteren. 5. Militairen geen invloed hebben op de politiek. Ze kunnen immers geweld gebruiken om hun zin te krijgen. 6. Dat de staat goed functioneert en niet teveel van een groep behartigt. 7. Geen hevige conflicten tussen etnische groepen of mensen van verschillende godsdiensten. De rechtsstaat 2 Kenmerken van de rechtsstaat
We kunnen pas van een volwaardige democratie spreken als er sprake is van een rechtsstaat. De kenmerken daarvan zijn: 1. Alle burgers hebben gelijke rechten
2. De overheid moet zich naast de burgers ook aan de wetten houden. Zo kan de burger een proces tegen de overheid beginnen wat bij een dictatuur niet kan de burger kan dit ook winnen. 3. Er is een machtenscheiding: - De wetgevende macht, die de wetten maakt meestal het parlement vaak in samenwerking met de regering - De uitvoerende macht, die zorgt dat de wetten worden uitgevoerd dit doet de regering en de ambtenaren. - De rechtelijk macht, die optreed als de wetten worden overtreden dit doen de rechters. In dictaturen is er geen machtenscheiding daar bepaalt de alleen heerser wat er met een verdachte moet worden gedaan je hebt geen inspraak o.i.d.Rechters zijn onafhankelijk en worden tot hun pensioen benoemd en ze kunnen niet door de regering worden ontslagen. 4. in de grondwet en internationale verdragen zijn de belangrijkste grondrechten opgenomen. Over een grondswet wijziging met twee keer worden gestemd en moet er een meerderheid van 2/3 zijn. Mensenrechten
Je hebt twee soorten mensen rechten klassieke mensenrechten (individuele) en sociale mensenrechten. De belangrijkste klassieke mensengrondrechten in de Nederlandse grondwet zijn: 1. vrijheid van godsdienst

2. vrijheid van drukpers/meninguiting
3. vrijheid van vereniging, vergadering en demonstratie
4. onaantastbaarheid van lichaam
5. bescherming tegen willekeurige huiszoeking
6. brief-, telefoon- en telegraafgeheim
Bij sociale mensen rechten moet je denken aan het recht op eten, onderdak, werk, onderwis en gezondheidszorg. Politieke stromingen en partijen 3 Belangen, ideologieen en partijen
Het algemeen belang is de welvaart, veiligheid, onderwijs en gezondheid.Opvatting over hoe de maatschappij functioneert en in de toekomst moet functioneren noemen we ideologieën. Mensen met dezelfde ideologieën vormen een politieke stroming. Mensen van bepaalde ideologieën kunnen zich in een politieke partij verenigen deze mensen die: 1. Een programma hebben een idee hebben over belangrijke beleidsterreinen dus niet alleen economie maar ook de gezondheid en onderwijs. 2. kandidaten stelt bij de verkiezingen. De drie belangrijkste stromingen in de Nederlandse politiek zijn: liberalen, socialisme (sociaal-democratie) en de christen-democratie. De politieke partijen wordt in links en recht ingedeeld. Linkse partijen willen dat de overheid actief ingrijpt om de sociale ongelijkheden te verminderen. Ze hechten strekt aan gelijke kansen. Rechtse partijen vrezen dat de vrijheid gevaar loopt als de overheid zich teveel met de sociaal-economische zaken bemoeit.op sociaal economisch gebied zijn socialen links en liberalen rechts. Tussen links en recht is het politieke midden of centrum. Liberalisme
Zij hechten waarde aan vrijheid. Ze moeten zelf mogen kiezen voor bijvoorbeeld abortus enz. Economisch moeten ondernemers vrij zijn en niet gehinderd worden door de overheid o de concurrentie want dat zou de welvaart wel eens in gevaar kunnen brengen. De staat moet wel zorgen voor veiligheid, onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuur, uitkeringen niet te hoog dat lijdt tot misbruik. Liberaal is de VVD (volkspartij voor vrijheid en democratie) en het D66. Socialisme (sociaal-democratie) Socialisme is reactie op liberalisme.Volgens hen leidde economische vrijheid tot uitbuiting. De socialisten zijn voor een actieve overheid die moet zorgen voor gelijke kansen en rechtvaardige inkomens. Hoge inkomens moeten meer belasting betalen (herverdeling). Over vrijheid in privé sfeer denken ze hetzelfde als de liberalen. Een grote partij is de PVDA (Partij van de Arbeid). Kleinere partijen zijn GL (groen links) en SP (socialistische partij). Christen-democratie

Liberalisme en socialisme zijn niet gebaseerd op geloof wat bij de christen-democratie wel het geval is. Op economisch gebied zitten ze tussen de beide andere stromingen in. Ze zeggen dat we allemaal voor het functioneren van de maatschappij verantwoordelijk zijn. Problemen moeten in overleg worden opgelost daarbij moet de maatschappij een belangrijke rol spelen. Iedereen moet het eens worden over het sociaal-economische beleid. Ze geven de voorkeur aan een verantwoordelijke samenleving. Grote partij is de CDA (Christen-democratie- appel) kleinere partijen zijn GPV (Gereformeerde politieke vakbond), SGP (Staatkundig gereformeerde partij) en de RPF (Reformatorisch politieke federatie) Ze willen alle drie dat alles strikter volgend de bijbel moet gaan. Andere stromingen en partijen
Er zijn ook partijen die zich tot een ding richten de zogenaamde one-issuepartijen. De bekendste is de CD ( Centrum Democraten) tegen de in Nederland wonende allochtonen zijn die. Ze geven hun de schuld van de werkeloosheid enz. deze partij wordt vaak als extreem rechts en racistisch beschouwd. Regering en parlement 4 Constitutionele monarchie
Regering bestaat uit alle ministers en de koningin. Nederland is een constitutionele monarchie de koningin haar teken staan in de grondwet, ze heeft een symbolische en ceremoniële functie. Voor alles wat de koningin zegt zijn de ministers verantwoordelijk zij en haar familie zijn onschendbaar. Prinsjes dag is een ceremoniële gelegenheid. Verkiezingen
Iedere vier jaar kunnen Nederlanders stemmen voor: 1. tweede kamer onderdeel van het parlement of de volksvertegenwoordiging) 2. provinciale statenvolksvertegenwoordiging in alle 12 provincies
3. gemeenteraad volksvertegenwoordiging in elk van de +/_ 550 gemeenten
4. Europese parlement volksvertegenwoordiging van de EU ( per 5 jaar) 5. geelgemeenteraden voor wijken in b.v. A’dam en R’dam
De Eerste Kamer die samen met de tweede kamer het parlement vormt wordt indirect gekozen. De leden van de provinciale staten kiezen wie er in de Eerste kamer komen. De meeste mensen stemmen op de lijsttrekker. Er zijn tegenwoordig veel zwevende kiezers dat zijn mensen die iedere verkiezing een andere stem uitbrengen qua persoon en partij. De Tweede kamer telt 150 zetels. Het aantal stemmen is evenredig aan het aantal zetels. Regering
Na de verkiezing moet er een regering worden gevormd uit partijen samen de meerderheid hebben in de Tweede Kamer. De koningin speelt nu een actieve rol ze moet een informateur aanwijzen die gaat bekijken wat voor soort regeringen mogelijk zijn. Als de samenwerkende partijen bekend zijn stelt de koningin de formateur aan. Die gaat kijken welke mensen er in de regering komen en welke minister ze worden. Meestal wordt de informateur de lijder van de nieuwe regering. In een regeerakkoord staan de belangrijkste plannen oor vier jaar.een regering die uit verschillende partijen bestaat wordt een coalitie genoemd. Regering staat voor 15 ministers en de koningin. Ministerraad staat voor de 15 ministers en het kabinet 15 minister en de 14 staatssecretarissen.het kabinet wordt geleid door de minister-president. Premier en minister van financiën hebben algemene taken de overige ministers gespecialiseerde taken ministers hebben leiding over departementen over ministeries. Staatssecretaris is een persoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein van een ministerie. In een miljoenennota staan concrete plannen, een begroting en waar ze denken het geld vandaan te kunnen halen. Parlement

Staten generaal is het zelfde als; volksvertegenwoordiging, parlement, Eerste en Tweede Kamer samen. Ministers en staatssecretarissen komen regelmatig in de vergadering van de Tweede en Eerste kamer aan het binnenhof in Den Haag om met de kamerleden over het belijdt discussiëren, ze mogen geen lid van het parlement zijn. Het parlement staat tegen over de regering. Er is een duidelijk verschil tussen de regeringspartijen en de niet regering partijen. Niet-regeringspartijen worden oppositiepartijen genoemd. Oppositie partijen proberen fouten van de regering aan de kaak te stellen. Zo proberen ze bij de burger erg in trek te komen. De leden van een partij worden een fractie genoemd. De fractievoorzitter voort de discussies bij belangrijke onderwerpen. Bij minder belangrijke zaken voeren fractiespecialisten het woord. De twee taken van het parlement: 1. Wetgeving alle wetsvoorstellen moeten door het parlement worden goed gekeurd. Eerst de Tweede en dan de Eerste. 2. Controleren van regering. Wetgeving
Voor wetgeving heeft het parlement een aantal rechten: 1. begrotingsrecht ieder departement moet de begroting goedkeuren
2. Tweede kamer heeft het recht van amendement de kamerleden mogen bij meerderheid van stemmen veranderingen aanbrengen in wetsvoorstellen. 3. Tweede kamer heeft recht van initiatief. Ze kunnen als wetsontwerp dienen. De weg van wetsontwerpen: 1. Regering maakt ontwerp. Minister het er mee eens nog mogelijke kleine wijzigingen. 2. Regering zendt idee naar Tweede Kamer fractiespecialisten bekijken het voorstel en vraag om bepaalde wijzigingen. Wordt met betreffende minister en fractiespecialisten gediscussieerd Daarna komt het oordeel van de Tweede Kamer. Eerst stemmen over de amendementen en dan over het wetsontwerp in geheel. 3. Na goedkeuring gaat het naar de Eerste Kamer toe en die kan allen maar ja of nee zeggen. 4. Ten slot zet de betreffende minister en de koningin hun handtekening onder de wet en dan wordt het gepubliceerd in het staatsblad. Controle
Om de regering te controleren beschikken de 1e en 2e kamer over: 1. Stellen van mondelinge en schriftelijke vragen. 2. Houden van interpellatie een spoeddebat waarbij een minister uitleg bij de kamer moet komen geven over een bepaalde kwestie. 3. Een enquête houden. Er kan een commissie komen waar iedereen zich moet verantwoorden voor bepaalde dingen
Als kamerleden vinden dat het kabinet heeft gefaald kunnen ze een motie van wantrouwen indienen. Als zo`n motie wordt aangenomen moet het hele kabinet aftreden. In het laatste geval spreken we van een kabinetscrisis. Soms wordt de kamer onderdruk gezet door het kabinet met dreiging over het opstappen van het kabinet. Proces van besluitvorming 5 Systeem- en barrièremodel
Midden in het politieke systeem model staat de regering en het parlement ook wel het politiek systeem genoemd in het model. Dat politiek systeem functioneert in een omgeving de nationale en internationale samenleving. Uit de omgeving komen eisen af op het politieke systeem. Omdat er veel wensen eisen zijn geworden maken de poortwachters een selectie. Als ze door de poortwachters zijn worden ze door de ministers en parlementsleden bekeken. Daarna volgt er een besluit uitgevoerd en zo komen er steeds weer eisen. Die steeds door de poortwachters worden geselecteerd. In het barrièremodel ligt de nadruk op de hindernissen die moeten worden genomen voor dat een wens een besluit wordt. Allereerst moet de wens van de burger herkend en erkend worden (barrière 1) als politieke wens als er via de overheid wat aan te doen valt. Door de grote hoeveelheid wensen moeten er door politieke partijen keuzes worden gemaakt ( barrière 2). Die door de keuze komen gaan naar de politieke agenda toe. Dan moet er een besluit door de regering en het parlement worden genomen (barrière 3) dan moeten de wetten en maatregel zo worden gemaakt zoals ze bedoeld zijn (barrière 4) Wie hebben invloed en waarom? Bij voorbereiding van besluiten spelen ambtenaren een centrale rol. Zij worden wel als een bureaucratie of 4e macht aangeduid. Omdat ambtenaren meer tijd en deskundigheid hebben dan ministers voeren zij vaak veel bij het wetsontwerp uit. Pressiegroepen zijn mensen die druk op de overheid proberen uit te oefenen. Pressiegroepen verschillen op 2 dingen met politieke partijen: 1. Ze richten zich op een deel van het overheidsbeleid partijen op het hele overheidsbeleid.pressiegroepen kunnen hunontwerpen boven alles laten gaan en partijen moeten belangen afwegen
2. pressiegroepen doen niet mee aan verkiezingen en partijen wel

Pressiegroepen komen vaak voor de belangen op van bijvoorbeeld werknemers, boeren, studenten enz. actie groepen zijn vaak tijdelijk m invloed op een beleid uit te oefenen. Sommige groepen praten met ministers en gemeentebesturen over wensen dat word lobbyen genoemd. Veel belangengroepen praten mee over het beleid in adviesorganen. De belangrijkste is de Sociaal economische raad (SER) die heeft 12 vertegenwoordigers van ondernemers elf werknemers en e;f door de regering benoemde kroonleden. Geen werkgevers uit de zorgsector in opgenomen. Planbureaus doen onderzoek en voorzichtige voorspellingen over wat er het komende jaar gat gebeuren. De media worden wel waakhonden van de democratie genoemd. Ze controleren en bekritiseren de politiek wat soms belemmerend kan werken. Vaak worden er compromissen gesloten omdat er coalities zijn er dan praktisch nooit een perfect plan komt vaak is het een kwestie van geven en nemen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.