Politieke Besluitvorming H1

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1015 woorden
  • 5 januari 2004
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
23 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1. Rechtsstaat en Democratie Voor een onafhankelijke staat moeten er drie dingen aanwezig zijn: - er is een vast grondgebied - op dit grondgebied woont een bevolking - er wordt een vorm van gezag uitgeoefend
Het hoogste gezag in een staat, ook wel soevereiniteit genoemd, wordt meestal uitgeoefend door de overheid. Dit is de belangrijkste instantie die het land bestuurt. Omdat deze overheid in bepaalde gevallen dwingen mag optreden en zelfs geweld mag gebruiken, wordt de macht van de overheid ook wel wettelijk geregelde macht genoemd. Een dictatuur is een land waarbij de macht in handen is van 1 persoon of een kleine groep mensen. Landen als Noord-Korea, China en Libië vormen een voorbeeld. De machthebbers kunnen niet objectief gecontroleerd worden en kunnen zo maar hun gang gaan. In dit hoofdstuk gaat het over een rechtsstaat. We spreken hiervan, als de verhouding tussen burgers en overheid nauwkeurig wettelijk is vastgelegd. In een rechtsstaat krijgen de burgers rechtsbescherming. Dit betekent dat het gedrag van de burgers beperkt is door wettelijke regels, maar dat ook de overheid niet alles mag doen wat het wil. De belangrijkste wetten voor de burgers zijn opgenomen in de Grondwet. Sinds 1983 bevat de grondwet niet alleen klassieke, maar ook sociale grondwetten. Ook bevat de grondwet regels en wetten voor het landsbestuur. Bijv. de rechten en plichten van de koningin, de regering en het parlement. Grondrechten Er zijn twee soorten grondrechten. Klassieke en sociale grondrechten. Enkele voorbeelden van klassieke grondrechten zijn: - het recht op gelijke behandeling - recht van onaantastbaarheid van het lichaam en

eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer - politieke rechten, zoals het kiesrecht - vrijheidsrechten, zoals de vrijheid van godsdienst en vrijheid van drukpers, radio, televisie en film. Enkele voorbeelden van sociale grondrechten zijn: - werkgelegenheid en sociale zekerheid - een schoon leefmilieu, volksgezondheid en woonruimte - onderwijs en maatschappelijke en culturele ontplooiing. Het verschil tussen deze twee soorten grondrechten, zit hem in de mate waarin de overheid verplicht is de wetten te waarborgen. De overheid moet de klassieke grondrechten garanderen, en in de sociale grondrechten naar vermogen voorzien. Sociale grondrechten vormen geen voorwaarde voor een rechtsstaat, maar klassieke grondrechten natuurlijk wel. De rechters hebben in een rechtsstaat veel macht. Als mensen bijv. geen bouwvergunning krijgen van de gemeente, kunnen zij gaan procederen. Als zij van de rechter gelijk krijgen, vervalt het besluit van de gemeente. Ook politici zijn gebonden aan de besluiten van de rechters. Democratie Burgers kiezen vertegenwoordigers die voor hen regeren. We spreken hier dan van een representatieve democratie. Vanaf de tijd dat Thorbecke de Grondwet veranderde in 1848, kregen burgers meer macht in het landsbestuur. Aanvankelijk was er alleen macht voor mannen, wat het censuskiesrecht inhield. Mannen betaalden een bepaald bedrag aan belasting. Na veel wikken en wegen werd pas in 1922 de wet vastgelegd waarin de vrouwen ook mochten stemmen. Het actief kiesrecht houdt in dat je zelf mag stemmen. Het passief kiesrecht houdt in dat je gekozen mag worden. Nederland kent drie bestuurslagen: het Rijk, de Provincie en de gemeente. In enkele steden zoals Amsterdam, Rotterdam, Zwolle en Haarlem bestaat er nog een vierde niveau, de stads deelraad, die bepaalt wat er in bepaalde wijken gebeurt. Mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, mogen niet op landelijk en provinciaal niveau stemmen. Als zij minimaal 5 jaar in het land wonen, mogen ze wel bij de gemeenteraadsverkiezingen stemmen. Mensen die uitgesloten zijn voor het stemmen zijn: - mensen die door een rechterlijke uitspraak zijn ontzet van het kiesrecht. Dit zijn bijv. mensen die zijn veroordeeld wegens landverraad. Nederlanders die hadden samengewerkt met de Duitsers ( collaborateurs) mogen hierom niet stemmen. - mensen die door de rechter onbekwaam zijn verklaard om rechtshandelingen te verrichten. Het gaat dan om mensen met een zware geestelijke stoornis. Sinds 1979 heeft iedere Nederlander ook Europees kiesrecht. Eens in de vijf jaar wordt het Europees Parlement gekozen. De opkomst is altijd teleurstellend laag. Een partij oprichten De overheid wil voorkomen dat iedereen zich voor de grap verkiesbaar stelt. Wie een partij op wil richten, moet aan vijf voorwaarden voldoen. · De partij moet zich officieel laten registreren bij de Kiesraad. Dit vergt een waarborgsom van 450 euro, maar die krijg je terug als je daadwerkelijk aan de verkiezingen meedoet. · De partij moet in elke kieskring waar het wil meedoen een kandidatenlijst inleveren. Nederland is verdeeld in 19 kieskringen. · In iedere kieskring moet de partij 30 steunbetuigingen hebben. Deze mensen moeten naar het gemeentehuis met hun paspoort en hun handtekening zetten. · De partij moet 11.250 EURO betalen. Dit krijgt het terug als het minimaal 75 % van de stemmen haalt, die nodig is voor 1 zetel. Kiesstelsel De kiesdeler is het aantal stemmen dat nodig is om 1 zetel te krijgen. Ieder zijn stem telt 1x, maar het debatteren is zeer onoverzichtelijk, doordat er veel te veel partijen in de volksvertegenwoordiging zitten. Een land als Duitsland maakt gebruik van een kiesdrempel. Een partij moet een minimaal percentage van de stemmen krijgen, om mee te kunnen dingen naar de zetels. De bedoeling hiervan is om het grote aantal partijen in het parlement te vermijden. Landen als de VS en Engeland hebben een districtenstelsel. Het land wordt opgedeeld in districten. De kandidaat die in een district de meerderheid krijgt, wordt afgevaardigd naar het landelijke bestuur. Er is echter 1 groot nadeel. De partij die het meeste aantal stemmen krijgt, kan het minst aantal zetels krijgen. Verkiezingsprogramma De lijsttrekker is degene die de partij vertegenwoordigt en het gezicht is op tv. Tijdens die extra debatten en reclames, die meer uitgezonden worden vlak voor de verkiezingen, proberen de lijsttrekkers zich vooral te richten op de zogenaamde zwevende kiezer, een kiezer die nog niet weet op welke partij hij/zij gaat stemmen. De lijsttrekkers beloven tijdens zo’n debat veel, maar veel beloftes gaan verloren omdat partijen na de verkiezingen met andere partijen moeten samenwerken. Deze partijen hebben andere standpunten en dus gaan veel van deze beloftes verloren. Tijdens de verkiezingen worden mensen niet geacht om op een partij te stemmen, maar op een persoon. Meestal wordt er op de lijsttrekker gestemd, maar al steeds vaker komt het voor dat mensen op een ander bepaald iemand stemmen. Hierbij spreken we van een voorkeursstem.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.