Politieke besluitvorming

Beoordeling 3.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3130 woorden
  • 1 augustus 2007
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 3.5
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
1. Politiek.

1.1 Wat is politiek?
- De manier waarop voor een land besluiten worden genomen is politiek.
- Politieke beslissingen hebben op veel mensen invloed>algemeen belang:
• Openbare orde en veiligheid.
• Buitenlandse betrekkingen
• Welvaart
• Welzijn
- Burgers hebben recht invloed uit te oefenen op de politiek> en betalen belasting besluiten goed uit te kunnen voeren.
- Het politiek bestuur kent 3 niveau’s
• De gemeente
• De provincie
• Het Rijk.
- In Amsterdam is een vierde niveau> stadsdeelraden>wat gebeurt er in een bepaalde wijk.

1.2 invloed op de politiek.
- Er zijn verschillende manieren van invloed. Op een rijtje>
• Stemmen.
• Lid worden van een politieke partij.
• Contact opnemen met politici> lobbyen>politici voor je standpunt proberen te winnen.
• Een verzoek in dienen.
• De pers benaderen.
• Lid worden van een actiegroep.
• Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid>het openlijk overtreden van de wet met het doel politici te overtuigen dat een genomen besluit fout is.
• Gerechtelijke procedures beginnen.

2 Politieke stromingen en partijen.

2.1 Ideologie
• Waarden datgene wat je belangrijk vindt in het leven.
• Normen>concrete vertaling van je waarde of meetlat.
• Sociaal economische verhoudingen>Verschil arm en rijk
• NL inkomens naar elkaar toe laten groeien.>Nivellering
• Belasting heffen>Hoog inkomen meer belasting>Geld uitgifte aan bijstand gerechtigden.
• Machtsverdeling>Trend meer inspraak van de burger op alle vlakken: vb werk/onderwijs

2.2 Eenvoudige indelingen.
• Progressief betekenis vooruitstrevend, de maatschappij willen veranderen.
• Conservatief betekenis behoudend, regels van nu vervangen door de oude regels>reactionair.
• Politiek links progressieve uitgangspunten, benadrukt gelijkwaardigheid, voornamelijk voor mensen met een achterstandspositie>gelijke kansen voor iedereen
• Politiek rechts conservatieve uitgangspunten, bescherming persoonlijke n economische vrijheid, tegen gelijke behandeling, dan verdwijnt prikkel hard werken en zelf initiatief nemen.
• Rol van de staat, links> beschermer zwakkeren. Rechts>bewaker van vrijheden.
• Veel mensen hebben linkse en rechtse standpunten, vormen politiek midden.

2.3 Liberalisme.
• Liberalisme vooral rechts. VVD is een liberale partij
• Liberalen richtten zich op ideaal vrijheid.>persoonlijke vrijheid & economische vrijheid> kooplieden en fabrikanten.
• Ze vonden dat de overheid zich niet moest bemoeien met de economie.
• Liberalen zijn voor een vrijkoopmarkteconomie.
• De overheid moet zich beperken tot een aantal kernzaken>defensie, onderwijs, grondwet.

2.4 Socialisme.
• Politiek links oorsprong socialisme Grootste sociaal-democratische partij NL> PvdA
• Socialisten voor gelijkheid of gelijkwaardigheid.
• Communisme>fabrikanten buiten de werklieden uit>niet gebeuren
• Communisme wekte in de praktijk echter niet goed, de staat kreeg niet alleen de productiemiddelen in handen maar ook de macht.
• Socialisten vinden overheid de zwakkeren moet beschermen.
• Deze zaken langs democratische weg regelen> sociaal-democraten

2.5 Christen-democratie
• Christen democratie>kiezen niet voor werkgevers/werknemers>gezamenlijke verantwoordelijkheid die beide groepen hebben om samen te zorgen voor welvaart en goede arbeidsverhoudingen. (CDA)>Christen-democratie appél >partij
• streven naar samenleving christelijke grondslag>geloof/naastenliefde/harmonie belangrijke waarden.
• Rentmeesterschap>overheid dient de door God aan de mens ‘in bruikleen’ gegeven aarde op zorgvuldige wijze te beschermen.
• De overheid voert alleen taken uit die niet door andre in de samenleving kunnen worden verricht.
• Zorgzame samenleving i.p.v verzorgingstaat.

2.6 Politieke partijen.
• One-issuepartijen richten zich op één aspect van de samenleving en daar hebben zij een duidelijk standpunt over>ouderenpartij.
• Protestpartijen ontstaan uit onvrede met een bestaande politiek.
• CDA
- Vindt dat de overheid moet bezuinigen op lonen ambtenaren
- Is voor meer regelvrijheid van de scholen
- Wil het recht op veiligheid opnemen in de Grondwet
• PvdA
- Vindt dat kennis, macht en inkomen eerlijk moeten worden verdeeld
- Streeft naar meer plaatsen kinderopvang
- Wil dat Niet- Nederlanders stemrecht krijgen bij alle verkiezingen
• VVD
- Is voor persoonlijke en economische vrijheid van mensen en bedrijven
- Wil meer nadruk op particulier natuurbeheer
- Wil gevangenissen versoberen en meer gevangenen in 1 cel plaatsen
• SP
- Wil bezuinigen op defensie
- Streeft naar gelijke toegang tot onderwijs voor iedereen
- Wil het lidmaatschap van de NAVO opzeggen
• LPF
- Wil burgermoed belonen
- Wil de gevangenissen privatiseren
- Vindt dat nieuwkomers pas na 10 jaar Nederlander kunnen worden
• Groenlinks
- Wil deeltijdwerk en kinderopvang stimuleren
- Is voor meer zeggenschap voor docenten, ouders, leerlingen
- Wil softdrugs legaliseren
• D66
- Wil belastingkortingen om werken aantrekkelijker te maken
- Is voor kleinere scholen.
- Wil dat burgers direct de minister-president kiezen, die vervolgens zijn eigen ministers aanwijst.
• Klein rechts
- Is voor een verhoging van de kinderbijslag
- Wil een verplichte winkelsluiting op zondag.
- Vindt dat voor moord de doodstraf mogelijk moet zijn.

3. Rechtstaat en democratie

3.1 Staat.
• NL is een staat. Onafhankelijke staat wanneer er 3 elementen aanwezig zijn:
- Er is een vast grondgebied>territoir
- Op het grondgebied woont een bevolking
- Er wordt een vorm van gezag uitgeoefend
• Soevereiniteit>hoogste macht, uitgeoefend door overheid. Overheid bestaat uit instanties.
• Wij accepteren macht overheid>gezag> dat je iemand belangrijk vindt of accepteert dat iemand boven je staat.
• Dictatuur>een staat waarin alle macht in handen is van 1 persoon of een kleine groep.
• Democratie>verhouding tussen burgers en overheid nauwkeurig vastgelegd
• Overheid niet zomaar besluiten nemen
- Zij moeten zich houden aan de grondwet.
- De vrijheid van de overheid wordt beperkt door de kiezers> volksvertegenwoordigers controleren de overheid.
- De overheid wordt steeds nauwlettend gevolgd door de media
• Rechtstaat>land waarin macht van overheid beperkt wordt en verhoudingen tussen overheid en burgers wettelijk vastgelegd

3.2 Rechtstaat
• Absolute macht is gevaarlijk, ze hoefden dan aan niemand verantwoording af te leggen.
• 1789>franse revolutie> koningschap verworpen>ontwikkeling rechtsstaat.
• Kenmerken rechtsstaat:
- Er is een grondwet
- Burgers hebben grondrechten
- Er is een scheiding van de verschillende machten.
• Grondrechten>
- Vrijheidsrechten>bepalen dat mensen binnen de geldende wetten een bepaalde vrijheid hebben>eigen geloof mening etc.
- Politieke grondrechten> burgers kunnen allen in gelijke mate invloed uitoefenen op de wijze waarop hun land wordt geregeerd.
- Sociale grondrechten>geven iedere burger recht op woonruimte, werk onderwijs etc.
• 1 voorwaarde voor een rechtstaat> niet 1 of 1 instantie heeft alle politieke macht.
• Politieke macht> het vermogen om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten
• Trias politica> de scheiding der machten.
• Politieke macht opspitsen in 3 onderdelen.
- De wetgevende macht
- De uitvoerende macht
- De rechtelijke macht
• Wetgevende macht>stelt wetten vast waaraan burgers zich moeten houden.
• Uitvoerende macht> zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook precies worden uitgevoerd.
• Rechtelijke macht> beoordeelt of de wetten goed worden nageleefd.

3.3 Democratie.
- Democratie>demos=volk en kratein=regeren.letterlijk>het volk regeert.
- Democratie>een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming.
- Directe zeggenschap van het volk>directe democratie.
- Overblijfsel directe democratie>referendum>een volksstemming over een wetsvoorstel.
- Voordelen>
• De bevolking wordt meer betrokken bij de politiek.
• Politici zijn beter op de hoogte van de menig van de bevolking over een kwestie.
- Nadelen>
• Moeilijk duidelijke en volledige vraagstelling waarop alleen ja en nee geantwoord kan worden.
• Duur en organisatorisch onuitvoerbaar om regelmatig een referendum te houden.
- NL>indirecte democratie>volk niet zelf beslissingen maar laat dit over aan gekozen vertegenwoordigers>ook wel parlementaire democratie>parlement neemt belangrijkste beslissingen.
- Constitutionele monarchie.>monarchie>een staatsvorm met een koning(in) als staatshoofd. Koningin moet houden aan grondwet>dan nog niet zelf beslissingen nemen.

4 – verkiezingen en kabinetsformatie.

- Democratie>belangrijk vrije en geheime verkiezingen.

4.1 Verkiezingen.
- Om paar jaar leden aantal politieke bestuursorganen rechtstreeks gekozen>Europees parlement, Tweede Kamer, Provinciale Staten, Gemeenteraden, Stadsdelenraden.
- Alle Nederlanders van 18 of ouder actief kiesrecht.
- Het recht om je kiesbaar te mogen stellen noemen we passief kiesrecht.
- Buitenlanders langer dan 5 jaar in NL alleen kiesrecht gemeenteraadverkiezingen.
- Als een partij mee wil doen volgende vier voorwaarden.
• Officieel laten registeren Kiesraad. Waarborgsom van€450.- terug gegeven als partij aan verkiezingen deelneemt.
• Partij elke kieskring kandidatenlijst inleveren>19 kiesdistricten.
- In elk kiesdistrict steunbetuiging 30 NLders>met paspoort melden gemeentehuis>handtekening zetten.
• Partij €11250.->bedrag staat vast, is dus onafhankelijk van het aantal kiesdistricten.>75%stemmen>1 zetel>bedrag terug.
- Meeste partijen hebben verkiezingsprogramma>staan belangrijkste plannen en opvattingen van de partij
- Lijsttrekker>persoon die voor een partij als 1ste op de lijst van kandidaten staat geplaatst.>bepaalt gezicht tijdens campagne.
- Bij verkiezingen media belangrijke rol>tijdens verkiezingen lijsttrekkers grotere partijen dagelijks aantal keren op tv.
- Voorafgaande verkiezingen beloven lijsttrekkers erg veel>niet altijs waar maken.

4.2 Stemmen.
- Verkiezingen gehouden via stelsel evenredige vertegenwoordiging.
- Bij berekening uit gaan kiesdeler>de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor 1 zetel.
- Sommige landen kiesdrempel>partij alleen zetels als bepaald percentage stemmen behaalt.
- Stemmen>stem je niet op partij maar op persoon.>verschil>lid partij opstapt ook uit 2de kamer>nee>gewoon blijven zitten >ook lid worden andere partij.
- Veel mensen brengen voorkeursstem uit op vrouw>meer vrouwen in politiek.homoseksueel of allochtoon.
- Lijsttrekkers proberen zogenaamde zwevende kiezers te winnen>zijn>
• Mensen niet op vaste partij stemmen>partij wisselen.
• Mensen ontevreden partij vorige x op stemden die nog niet weten welke partij nu wel.
• Mensen die nog nooit hebben gestemd.

4.3 Kabinetsformatie.
- Kabinet>alle ministers en staatssecretarissen samen.
- Onderhandelingen welke partij/personen ons land gaan besturen>kabinetsformatie.
- Doel aantal bekwame bestuurders, ministers, staatssecretarissen te vinden die:
• Eens zijn toekomstige beleid.
• Steun heeft meerderheid Tweede Kamer>Parlement besluiten goed keuren.
- Kabinetsformatie in 8 stappen.
1. De koningin krijgt advies> wie beste kan onderzoeken welke politieke partijen samen het kabinet kunnen vormen>informateur.
2. De koningin benoemt een informateur. Kabinet dat op de steun van meer dan de helft van het aantal kabinetsleden kan rekenen>meerderheidskabinet.
3. De informatie>informateur overlegt met leiders partijen dezelfde ideeën hebben.>moet meningsverschillen uit weg ruimen partijen 1 lijn>partijen bereid zijn compromissen te sluiten.
o Lukt coalitie gevormd>samenwerkingsverband tussen 2 of meer partijen.
o Hand van onderhandelingen regeerakkoord>hoofdlijnen aangeven beleid komende tijd.
4. De informateur gaat terug naar koningin. Na afloop werkzaamheden brengt informateur verslag uit. Niet lukt>nieuwe.
5. De koningin benoemt een formateur>Ervoor zorgen ministers en staatssecretarissen regeerakkoord uit voeren.
6. De formatie>overlegt met coalitiepartijen verdeling ministers. Staatssecreta- rissen. Strijd meestal om Economische Zaken en Financiën. Minister – president>formateur meestal.
7. de formateur gaat terug naar koningin>alle posten ministers en Staatssecreta- rissen. >nieuw kabinet.
8. de koningin benoemt nieuw kabinet> naam kabinet minister-president.
- Kabinet 4 jaar aan blijft nieuwe 2de Kamerverkiezingen.
- Als problemen zo hoog oplopen hele kabinet gevaar>kabinetscrisis.
• Ministers onderling niet eens worden over aantal kwesties.
• Meerderheid 2de Kamer steunt kabinet niet meer >geen vertrouwen in kabinet.
- Minister-president gaat naar koningin ontslag kabinet aan bieden>vervroegde kabinetsverkiezingen. Land niet onbestuurbaar oude ministers in functie tot nieuw kabinet.>demissionair kabinet.

5 Regering en Parlement.

- Regering>koningin en ministers. Ministers >dagelijks bestuur>Uitgangspunten goedkeuring parlement>mag geen lid zijn van 2de kamer
- Parlement 1ste &2de kamer samen. Belangrijkste taken>discussiëren en stemmen over wetsvoorstellen>controleren ministers.

5.1 De Regering.
- Ministers vormen ministerraad ministers en staatssecretarissen>kabinet.
- Belangrijkste taak regering>voorbereiden en uitvoering overheidsbeleid:
• Het opstellen van wetsvoorstellen.
• Het uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten.
• Het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement.
- Binnen regering ministers verantwoordelijk>koningin onschendbaar.Belangrijkste taken:
• Plaatsen handtekening onder wetten.
• Voorlezen Troonrede.
• Benoemen ministers en (in)formateurs.
• Voeren van regelmatig overleg met minister-president over kabinetsbeleid.
- Minister eigen beleidsterrein>portefeuille>zonder portefeuille>geen eigen beleidsterrein.
- Doel kabinetsbeleid>uitvoeren regeerakkoord. Premier>minister-president.
- Premier regelmatig vooroverleg ministers Sociaal-economische driehoek> economische zaken, sociale zaken&werkgelegenheid en Financiën.

5.2 Het Parlement.
- 1ste & 2de Kamer samen Staten generaal. Parlementsleden volksvertegenwoordigers>niet waar> 2de kamer direct gekozen 1ste indirect>door Provinciale steden.
- 2de kamer 150 leden. Behandelt elk wetsvoorstel>recht af wijzen&veranderen.
- 1ste kamer>senaat> 75 leden niet veranderen>alleen af – goed keuren.
- 2de kamer meer macht dan 1ste kamer.
- Fractie>gedeelte>de groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan.
- Aan het hoofd>fractievoorzitter>woordvoerder van zijn/har partij.>1 zetel>eenmansfractie.

5.3 Verhouding tussen regering en parlement.
• Ministers hebben zowel wetgevende als uitvoerende macht.
• Wetgevende macht delen ze met parlement: meeste wetsvoorstellen worden ontworpen door ministers, maar parlement stemt er uiteindelijk over.
• Uitvoerende macht is in handen van ministers.
• Scheiding tussen wetgevende&uitvoerende macht>aangegeven in Trias politica.
• Politieke partijen 1ste en 2de Kamer verdeeld in regering- oppositiepartijen.
• Regeringspartijen>partijen die deel uit maken regering.
• Oppositiepartijen gevormd door partijen die niet in de regering zitten.
• Taken parlement:
- (mede)wetgeving.
- Controle van de ministers
• Wetgevende taak parlement gebruikmaken rechten:
- Stemrecht bij wetsontwerpen>beide kamers hebben het recht om een wetsvoorstel te aanvaarden of te verwerpen.
- Recht van initiatief>leden 2de Kamer mogelijkheid wetsontwerp in te dienen.
- Recht van amendement> onderdelen wetsvoorstel door 2de Kamer wijzigen.
• Ook bij controlerende taak 2de Kamer gebruikmaken rechten.
- Schriftelijke vragen
- Recht van interpellatie> interpelleren>een minister verantwoordelijk roepen.
- Parlementaire enquête>zware controle middel>gedetailleerd onderzoek naar onderdeel regeringsbeleid.
- Budgetrecht>rijksbegroting wel / niet goedkeuren.
- Motie>schriftelijke uitspraak beleid minister waarmee Kamer niet eens is>niets aan trekken>riskeert wel motie afkeuring>motie van wantrouwen.
• Lobbyen>

5.4 Onvrede met de politieke besluitvorming.
• Pragmatische gronden>ieder voorstel moest op zijn eigen waarde beoordeeld worden.
• 1994 vormden PvdA en VVD met D66 paarse kabinetten.
• Linkse, socialistische partij ging regeren met rechtse, liberale partij>noodzakelijk aantal afspraken gedetailleerd regeringsakkoord vast leggen>belangrijke afspraken:
- Makkelijker referendum>D66
- Rol overheid terug gedrongen, meer geprivatiseerd>PvdA
- Hoogte en duur bestaande uitkeringen gehandhaafd>VVD
- Homohuwelijk en euthanasie wettelijk geregeld>alle drie.
• Parlement minder zeggen. Groenlinks en socialistische partij veel kritiek dwang regeerakkoord>parlement monddood.
• Burgers weinig discussies nauwelijks geluisterd mening burger.
• Politieke taboes>er waren zaken waarvan politici vonden dat je er niet in het openbaar over moest spreken.
• 1ste paarse kabinet enthousiast ontvangen eind 2de paarse kabinet minder enthousiast onder paars overheid terugtreden marktwerking toegenomen>problemen.

5.5 Reacties op de onvrede.
• Verschillende partijen onvrede bevolking te verwoorden>pas met komst Pim Fortuyn kregen ontevreden burgers krachtige woordvoerder
• Vooral trok hij ten strijde tegen gebrek aan durf Haagse politici om lastige discussies aan te gaan.
• Oefende aantrekkingskracht uit op kiezers alle partijen ook mensen moeite namen te stemmen.
• Fortuyen stijgen opiniepeilingen gemeenteraadverkiezingen Rotterdam eindige als grootste>gevestigde partijen weggevaagd.
• Mensen gevoel met Pim hoop nieuwe politiek vermoord was.
• Verkiezingsuitslag 2002 dreun gevestigde partijen. Partijen trokken conclusie te ver van burgers mening af.>meer luisteren.
• 2de Kamerverkiezingen jan 2003 PvdA en VVD meer kandidatenverkiesbaar. PvdA nieuwe partijleider>afgelopen met achterkamertjespolitiek.

6 Hoe verloopt politieke besluitvorming?

• Politieke bespuitingen beginnen altijd met het formuleren van doelstellingen.

6.1 doelstellingen en beleid
• Beleid>formuleren hoe de doelstellingen bereikt moeten worden. BV> subsidies kinderopvang.
• 2de Kamer wil iedere partij streven voldoende veiligheid. Goed onderwijs goede gezondheid enz.

6.2 Ambtenaren en massamedia
• politieke actoren> personen, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces.
• Ambtenaren wetsvoorstellen voorbereiden en zorgen praktische uitvoering beleid.>soms veel invloed.
• Ambtenarenapparaat>4de macht.
• Ambtenarenapparaat ook wel bureaucratie>organisatie waarvan de werkzaamheden worden gekenmerkt door officiële voorschriften, gescheiden deskundige en duidelijke gezagsstructuur.
• Vijf politieke functies media
1. informatieve functie
2. spreekbuisfunctie
3. onderzoekende functie
4. commentaarfunctie
5. controlerende functie.

6.3 Burgers en Pressiegroepen.
• Pressiegroepen>groepen die proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming>5de macht.
• 3 soorten pressiegroepen.
1. belangengroepen>komen op voor belangen bepaalde groep samenleving> Consumentenbond
2. actiegroepen>zich voor korte tijd inzetten voor 1 duidelijke kwestie>bv aanleg snelweg.
3. actieorganisaties>langere tijd inzetten voor 1 duidelijke kwestie>greenpeace
• nu acties gericht uitgevoerd, inhoudelijk gaan werken, vaak hulp van architecten, juristen en andere specialisten.
• Actieorganisatie verschillen met actiegroep>geprofessionaliseerd>vaak gevestigd in vele landen uitgeroeid tot multinationals.

6.4 Systeemtheorie.
- Schematische weergave politieke besluiten totstandkomen>rol politieke actoren aan de orde.
- BV: oplossen van het zinloos geweld in uitgaansgebieden>spelen buurtbewoners, horeca-eigenaren, politie, gemeentelijke politici rol.
- Politiek proces zijn zij actoren bijdrage leveren besluitvorming.
- Eerste fase>samenleving allerlei eisen en wensen naar voren. Een kwestie wordt meestal aan het rollen gebracht door pressiegroepen.
- Lobbyen>proberen via persoonlijk contact steun te krijgen voor je standpunten en belangen.
- Kwestie interessant genoeg media vanzelf aandacht besteden.
- Vooral media-explosie>politici niet meer om probleem heen. Media-explosie>geven veel kranten en tv-programma’s uitgebreide berichtgeving over de kwestie.
- Pers genoeg aandacht onderwerp>kwestie politieke agenda. Bestuurders en politieke partijen niet meer omheen moeten standpunten innemen.
- In deze fase ook wel Tweede Kamerlid letterlijke citaten krant minister ter verantwoording te roepen zijn/haar uitspraken.
- De naar voren gebrachte eisen en wensen moeten worden omgezet in beslissingen.
- Wethouder, minister ambtenaren vragen zaak onderzoeken advies brengen> beleidsvoorbereiding>vb>wetsvoorstel.
- Ambtenaren zorgen er vervolgens voor dat de wet uitgevoerd wordt.
- Wetten en andere maatregelen zijn nooit het eindpunt van de politiek. Besluiten roepen namelijk altijd reacties op in de samenleving.>terugkoppeling.
- Vb>bijstelling WAO - wetgeving>te snel afgekeurd>WAO. 2de Kamer arbeidsongeschikten opnieuw keuren> te streng> berichten pers 2de Kamer keuring verspoelen. Werkelijkheid ingewikkelder.>omgevingsfactoren.
- Bij het nemen van politieke besluiten moet rekening worden gehouden met veel belangen.
- Omgevingsfactoren> alle gegevens die een mogelijke rol kunnen spelen in het proces van de politieke besluitvorming.
- Omgevingsfactoren:
• Demografische kenmerken.>samenstelling van de bevolking.
• Ecologische kenmerken>wisselwerking tussen mens en milieu.
• Culturele kenmerken> geschiedenis van een land en daaraan gekoppelde gewoonten en gebruiken.
• Economische kenmerken.
• Technologische kenmerken.
• Sociale kenmerken> grote inkomstverschillen als sociaal onaanvaardbaar beschouwt. Wetgeving gebaseerd geen grote groepen mensen onder armoedegrens hoeven leven.
• Internationale verhoudingen>NL lid VN, EU, en de NAVO.

6.5 Barrièremodel.
- Naast systeemtheorie>barrièremodel>uitgangspunt>problemen die moeten worden overwonnen om volgende stap te kunnen nemen proces politieke besluitvorming.
- 1ste barrière moeten burgers nemen als een kwestie openbaarheid willen maken.> media benaderen, aandacht publiciteit krijgen>brede bekendheid probleem politieke agenda.
- 2de barrière: de politiek moet de kwestie willen oppakken en op de politieke agenda plaatsen.
- 3de barrière: formuleren van besluiten.>regels duidelijk, haalbaar en algemeen aanvaardbaar zijn wet niet drie voorwaarden voldoet, ontstaat probleem 4de barrière uitvoering van het besluit.
- Probleem uitvoering leiden ontevredenheid bevolking begint proces politieke besluitvorming opnieuw.
- Barrière model duidelijk waar problemen politieke besluitvormingsproces ontstaan.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.