Politieke Besluitvorming

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2981 woorden
  • 26 juli 2007
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Maatschappijleer H1 Politieke besluitvorming, Boek; 'Thema's Maatschappijleer' 1. RECHTSSTAAT EN DEMOCRATIE Onafhankelijke staat; drie elementen; 1. er is een vast grondgebied of territoir
2. op het grondgebied woont een bevolking
3. er wordt een vorm van gezag uitgeoefend
Gezag; dat ergens op gelet wordt (red.) Soevereiniteit; het hoogste gezag in een staat, uitgeoefend door de overheid
Overheid; belangrijkste instantie die het land bestuurd

Dictatuur; een staat waarin de macht in handen is van één persoon of een kleine groep mensen
Rechtsstaat; een democratische regeervorm waarin de verhouding tussen burgers en overheid nauwkeurig wettelijk is vastgelegd
Rechtsbescherming; het gedrag van burgers is beperkt door wettelijke regels, maar ook de overheid mag niet alles doen wat zij wil. Grondwet; drie elementen; 1. klassieke grondrechten
2. sociale grondrechten
3. alle regels betreffende het landbestuur
Klassieke grondrechten; bijv; - recht op gelijke behandeling - recht van onaantastbaarheid van het lichaam en eerbieding van de persoonlijke levenssfeer - politieke rechten - vrijheidsrechten
Sociale grondrechten; bijv; - recht op werkgelegenheid en sociale zekerheid - recht op een schoon leefmilieu, volksgezondheid en woonruimte - recht op onderwijs en maatschappelijke en culturele ontplooiing
Verschil klassieke en sociale grondrechten; - overheid moet de klassieke grondrechten garanderen - overheid moet de sociale grondrechten naar vermogen voorzien
Sociale grondrechten; geen essentiële voorwaarde voor een rechtsstaat
Klassieke grondrechten; wel een essentiële voorwaarde voor een rechtsstaat
Democratie; letterlijk; het volk regeert
Representatieve democratie; burgers kiezen vertegenwoordigers die in hun naam besturen
Censuskiesrecht; burgers die een bepaald bedrag aan belastingen betalen krijgen invloed op het bestuur

1917; grondwet; kiesrecht mannen
1919; kiesrecht vrouwen
1922; kiesrecht vrouwen in onze grondwet opgenomen
Hoe in Nederland?; In Nederland heeft elke Nederlander die ouder dan 18 jaar is kiesrecht; passief en actief kiesrecht - passief; het recht om gekozen te worden - het recht om te kiezen
In Nederland zijn de stemmingen geheim
Nederland kent drie bestuurslagen; - het Rijk - de provincie - de gemeente - (in grote steden zoals Amsterdam, Zwolle etc. zijn er stadsdeelraden die bepalen wat er met een bepaalde wijk gebeurt) Mensen zonder Nederlandse nationaliteit mogen niet deelnemen aan de landelijke en de provinciale verkiezingen. Ze mogen wel, mits ze minimaal vijf jaar in Nederland wonen, deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Uitgesloten van kiesrecht; - mensen die door een rechterlijke uitspraak zijn ontzet van het kiesrecht (landverraders etc.) - mensen die door de rechter onbekwaam zijn verklaard om rechtshandelingen te verrichten (mensen met een geestelijke stoornis etc.) Sinds 1979 heeft iedere Nederlander ook Europees kiesrecht. Eens in de vijf jaar wordt het Europees Parlement gekozen. De opkomst is vaak laag bij deze verkiezingen. Om mensen die voor de grap een partij gaan oprichten te vermijden zijn er vier voorwaarden; - de partij moet zich officieel laten registeren bij de Kiesraad. Ze moeten hierbij een waarborgsom van €450,- betalen, welke ze terugkrijgen als ze ook echt aan de verkiezingen meedoen. - de partij moet in elke kieskring waar het wil meedoen een kandidatenlijst inleveren. Er zijn negentien kiesdistricten. - de partij moet in elk kiesdistrict waarin het wil meedoen de steunbetuiging van dertig Nederlanders hebben. Deze mensen moeten zich met hun paspoort op het gemeentehuis melden en hun handtekening zetten. - de partij moet €11.250,- betalen. Dit krijgen ze terug als ze 75 procent van de stemmen halen die nodig zijn om één zetel krijgen. Evenredige vertegenwoordiging; alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. (Nederland) Kiesdeler; de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor één zetel. Kiesdrempel; een partij moet dan een bepaald minimumpercentage stemmen halen om mee te delen in de zetels. (Duitsland, Oostenrijk) Districtenstelsel; het land wordt verdeeld in een aantal gebieden, de kandidaat die in dat gebied de meeste stemmen haalt, wordt afgevaardigd naar het landelijke bestuur. Districtenstelsel Stelsel van evenredige vertegenwoordiging
1. Nauwe relatie kiezer en gekozene 1. Grotere afstand kiezer en gekozene
2. 'The winner takes it all' 2. Zetels naar rato
3. Kleine partijen hebben minder kans 3. Ook kleine partijen maken kans
Verkiezingsprogramma; programma van een partij waarin hun belangrijkste opvattingen en plannen staan
Lijsttrekker; de persoon die als eerste op de kandidatenlijst is geplaatst. Hij of zij bepaalt tijdens de verkiezingscampagne het gezicht van de partij. Zwevende kiezers; mensen die niet elke keer op dezelfde partij stemmen en ook nog niet weten op wie ze deze keer zullen gaan stemmen. Je stemt niet op een partij, maar op een persoon. Wanneer je niet op een lijsttrekker stemt, maar op een ander lid van de partij dan spreek je van een voorkeursstem. 2. HET LANDSBESTUUR Politieke macht; het vermogen om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten. De politieke macht bestaat uit drie delen; 1. Wetgevende macht; deze macht stelt wetten vast waaraan burgers zich moeten houden. Deze macht is in handen van de regering en het parlement. - Regering; de ministers en de koningin - Parlement; Eerste en Tweede Kamer

2. Uitvoerende macht; zorgt ervoor dat gemaakte wetten goed worden uitgevoerd. In handen van alle ministers
3. Rechterlijke macht; beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. In handen van de rechters. Bekijk het schema in het leerboek op pagina 25. (red.) Staten-Generaal; De Eerste en Tweede Kamer bijelkaar, ook wel het parlement genoemd. De Tweede Kamer telt 150 leden, zetels (stoelen dus..:P) De Tweede Kamer heeft twee taken; 1. medewetgever zijn
2. controleren van de regering
Om bovenstaande taken te vervullen heeft de Tweede Kamer een aantal rechten; - stemrecht; om wetsvoorstellen te verwerpen of aan te nemen - recht van amendement; om wetsvoorstellen te wijzigen - budgetrecht; om begrotingsvoorstellen te verwerpen, aan te nemen of te wijzigen - vragenrecht; de regering moet binnen drie weken antwoorden op de gestelde Kamervragen - recht van interpellatie; om bewindspersonen in de Tweede Kamer om uitleg te geven over het regeringsbeleid - recht van motie; geeft de Kamer de mogelijkheid een schriftelijke uitspraak te doen over het beleid van een minister waarover de Kamer moet stemmen. - recht van enquête; geeft de mogelijkheid om zelfstandig een onderzoek in te stellen als zij naar haar mening niet voldoende informatie krijgt. Eerste Kamer; senaat, heeft 75 leden - de Eerste Kamer moet wetsvoorstellen toetsen aan staatsrechtelijke normen en normen van behoorlijke wetgeving. - de Eerste Kamer vervult de rol van 'laatste controle'. - de Eerste Kamer kan geen veranderingen in een wetsvoorstel aanbrengen - de Eerste Kamer kan wetsvoorstellen alleen aannemen of verwerpen
Primaat; het primaat ligt bij de Tweede Kamer, dat wil zeggen dat de politieke afweging die de Tweede Kamer maakt, zwaarder weegt dan die van de Eerste Kamer. Regering; bestaat uit het staatshoofd en de ministers. Minister; iedere minister is verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein, bijvoorbeeld Binnenlandse Zaken of Onderwijs. Ministerraad; de gezamenlijke vergadering van alle ministers waarin de beleidsvoornemens worden besproken. Voorzitter van de minsterraad is de president. President; ook wel premier of Eerste Minister genoemd. Staatssecretarissen; worden aangesteld voor onderdelen van het takenpakket van de minister. Kabinet; alle ministers en staatssecretarissen bijelkaar. Minister zonder portefeuille; een minister die geen eigen ministerie heeft
Constitutioneel; de positie van het koningshuis is vastgelegd in de Grondwet
Monarchie; het staatshoofd wordt niet gekozen maar door een erfopvolging aangewezen. Nederland heeft een consitutionele monarchie met een democratisch parlementair stelsel (jaja..:P) 'het geheim van Huis ten Bosch'; de koningin geeft wel eens adviezen, maar deze zijn geheim, dat heet zo. Vernoemd naar het paleis van de koningin. De belangrijkste taken van de koningin zijn; - het plaatsen van haar handtekening onder alle wetten - het voorlezen van de Troonrede op Prinsjesdag - het benoemen van ministers en (in)formateurs - het voeren van regelmatig overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid
Meerderheid; als de regering niet wordt gesteund door de meerderheid van het parlement is de kans groot dat wetsvoorstellen steeds worden afgewezen en dan wordt het land niet bestuurd. In landen met een districtenstelsel is vak één partij die de meerderheid heeft, in ons land moeten er altijd coalities gevormd worden. Coalitie; verschillende partijen samenbrengen zodat ze de meerderheid zijn (red.) Informateur; iemand die onderzoekt welke partijen samen het kabinet kunnen vormen, en dan ook voldoende steun krijgen van de Tweede Kamer
Troonrede; hierin worden door de koningin de hoofdlijnen van het te voeren beleid uiteengezet. Miljoenennota; hierin wordt exact aangegeven welke concrete voornemens er zijn op elk beleidsterrein en hoeveel geld daarvoor beschikbaar is. Formateur; iemand die daadwerkelijk een kabinet gaan vormen

Als de Tweede Kamer een wetsvoorstel heeft afgewezen, en de minister of staatssecretaris houdt zich er toch an vast, dan zal de Tweede Kamer een motie van afkeurig of wantrouwen aannemen. Als een kabinet aftreedt, zijn er twee mogelijkheden; 1. er wordt een (in)formateur benoemd, die de mogelijkheden voor de vorming van een nieuw kabinet onderzoekt
2. er worden verkiezingen uitgeschreven om een nieuwe Tweede Kamer te kiezen
Welke keuze gemaakt wordt hangt af van de oorzaak van de crisis. De rijksoverheid stelt in grote lijnen het beleid vast, de gedetailleerde invulling wordt aan lagere overheden overgelaten. De gedachte hierachter is dat zowel de provincie als de gemeente; - beter op de hoogte zijn van de situatie, en dus beter kunnen beoordelen wat er nodig is - dichter bij de burgers staan en de burgers het bestuur dus ook makkelijker kunnen aanspreken
Streekplannen; gemaakte plannen door de provincie waarin precies staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen
Provinciale Staten; vertegenwoordigers voor de provincie
Gedeputeerde Staten; wordt ook wel 'gedeputeerden' genoemd, een dagelijks bestuur gekozen door de leden van de Provinciale Staten
Commissaris van de Koningin; de voorzitter van zowel de Gedeputeerde Staten als van de Provinciale Staten. Bestemmingsplannen; plannen die door de gemeente zijn gemaakt om de streekplannen in te vullen
Decentraliseren; beleidstaken van Den Haag aan de gemeente overlaten
Gemeenteraad; bestuur van de gemeente, de raadsleden worden eens in de vier jaar rechtstreeks gekozen
College van Burgemeester en Wethouders; ook wel B&W; heeft het dagelijks bestuur van de gemeente in handen 3. POLITIEKE BESLUITVORMING Hoe komt een wet tot stand? 1. mensen, pressiegroepen of media opperen een idee
2. politieke partijen nemen het over
3. ambtenaren werken het uit

4. voor- en tegenstanders leveren commentaar
5. het voorstel wordt eventueel gewijzigd
6. het voorstel wordt door de verantwoordelijke minister of staatssecretaris ingediend bij de Tweede Kamer
7. het voorstel wordt goedgekeurd door de Eerste en de Tweede Kamer
8. het wordt gepubliceerd in het staatsblad
9. het verwerft de status van wet
Ambtenaar; iemand die bij de overheid in dienst is, er zijn vele soorten; politieagenten, docenten, trambestuurders etc. ambtenaren die wethouders, gedeputeerden of ministers bijstaan houden zich vooral bezig met; - beleidsvoorbereiding - beleidsuitvoering
Beleid; de bewuste inzet van middelen om een beoogd doel te realiseren
Vierde macht; hoge ambtenaren die veel invloed hebben door hun specialistische kennis die ze hebben opgedaan in jarenlange ervaring
Bureaucratie; ambtenarenapparaat; een organisatie waarvan de werkzaamheden worden gekenmerkt door officiële voorschriften, gescheiden deskundigheid en een duidelijke gezagsstructuur
Adviesorganen; ministers en het kabinet kunnen hierop een beroep doen; bijv; - Raad van State - Sociaal-Economische Raad (SER) - Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Adviesraden; idem ", voor specifieke beleidsterreinen; - Onderwijsraad - planbureau's
Raad van State; alle wetsvoorstellen

Sociaal-Economische Raad (SER); adviseert op het gebied van sociaal en economisch gebied
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR); adviseert en informeert m.b.t. ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden
Onderwijsraad; adviseert en informeert op het gebied van onderwijs
Planbureau; bureau dat informeert en adviseert op basis van feitenmateriaal en studies. De belangrijksten; - Centraal Planbureau; houdt zich bezig met studies naar en voorspellingen van sociaal-economische ontwikkelingen - Sociaal en Cultureel Planbureau; verricht met name onderzoek op sociaal-cultureel gebied, zoals gezondheidszorg, media, onderwijs en wonen. Lobbyen; het via persoonlijk contact proberen steun te krijgen bij politici voor je standpunten en belangen. Meestal door pressiegroepen. Vijfde macht; pressiegroepen; bijv; - ANWB - FNV - kleine plaatselijke actiegroep voor een veilige oversteekplaats
Er zijn drie soorten pressiegroepen; - Belangengroepen; komen op voor belangen van een bepaalde groep uit de samenleving. Bijv; Consumentenbond - Actiegroepen; zetten zich in voor een korte tijd, voor één duidelijke kwestie - Actieorganisaties; zetten zich voor langere tijd in voor één kwestie. Bijv; Amnesty International, Greenpeace
De media heeft vijf politieke functies; 1. informatieve functie; omdat het belangrijk is word hierover bericht
2. spreekbuisfunctie; verschillende mensen aan het woord laten
3. agendafunctie; de media moet zelf dingen constateren
4. commentaarfunctie; een mening geven
5. controlerende functie; de media kijkt bijvoorbeeld of de ministers hun werk wel goed doen
Politieke besluitvorming vindt plaats in 4 fasen; 1. invoer of input
2. omzetting of conversie
3. uitvoer of output
4. terugkoppeling of feedback
Invoer; de eisen of wensen
Omzetting; voldoende aandacht geven, eraan werken
Uitvoer; het uiteindelijk uitvoeren

Terugkoppeling; achteraf kijken of het werkt
Barrièremodel; gebaseerd op de gedachte dat er verschillende weerstanden, barrières, overwonnen moeten worden, vóór een wens resulteert in een wetsbeleid. Omgevingsfactoren; factoren die niet direct onderdeel van het probleem vormen, maar wel een rol spelen in de besluitvorming
De belangrijkste omgevingsfactoren; - Demografische; zoals de samenstelling van de bevolkingsopbouw - Ecologische; de wisselwerking tussen mens en milieu - Culturele; worden bepaald door de geschiedenis van een land en de daaraan gekoppelde gewoonten en gebruiken - Economische; bepalen de economische mogelijkheden van een land - Technologische; beïnvloeden de technologische ontwikkelingen in een land - Sociale; de wijze waarop een samenleving in sociaal opzicht georganiseerd is - Internationale; de invloed die de buitenlandse wetgeving, regels en initiatieven op een land hebben 4. POLITIEKE STROMINGEN EN PARTIJEN Collectieve belangen; dat zijn belangen die de overheid in ons land uitvoert waarover de burgers het eens zijn dat ze belangrijk zijn en die niet, of niet zo goed, door iedereen zelf geregeld kunnen worden. Solidariteitsprincipe; ongeacht het gebruik betaalt iedereen mee. ( belasting enz.) Ideologie; het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving. Ze hebben duidelijke standpunten: - normen en waarden - sociaal-economische verhoudingen - machtsverdeling. Progressief; vooruitstrevend. Progressieve politici benadrukken de gebreken in de samenleving en pleiten voor grondige veranderingen en hebben daarom vaak contacten met actiegroepen. Conservatief; behoudend. Conservatieve politici benadrukken met name datgene wat al is bereikt. Reactionair; letterlijk achteruitstrevend: oude regels die inmiddels door moderne bepalingen zijn vervangen, te herstellen. Links in de politiek; sluit aan op progressieve uitgangspunten; sociaal. Rechts in de politiek; sluit aan bij conservatieve uitgangspunten; vrijheid
Liberalisme; vrijheid, individuele verantwoordelijkheid en verdraagzaamheid. Ieder invidu moet zich zo optimaal mogelijk kunnen ontplooien. Economische vrijheid; de overheid zorgt voor de veiligheid van de burgers en hun eigendommen, maar houdt zich verder afzijdig. Politieke vrijheid; ze wouden een scheiding van macht, de trias politica en de staatsmacht moest voortaan gebaseerd zijn op de wil van het volk. Rationalistisch individualisme; als liberalen ervan uitgaan dat wanneer iedereen zin eigenbelang nastreeft dat voor de gehele samenleving het beste resultaat oplevert. Socialisme; gelijkheid, gaat ervan uit dat de mogelijkheden voor elk individu om zich te ontplooien ongelijk verdeeld is. Confessionalisme; baseren mensen hun politieke opvattingen op hun geloofsovertuiging. Rechts-extremisme; een stroming die uitgaat van de ongelijkheid van mensen. Het eigen volk is geweldig en in de samenleving is geen plaats voor ‘anderen’ Ecologische stroming; worden economische waarden ondergeschikt gemaakt aan ecologische waarden. Volgens de ecologen moet de overheid een grote rol spelen omdat alleen zij de belangen van het milieu kan waarborgen. Pragmatisme; een stroming die zich juist niet baseert op een ideologie. Volgens pragmatici moet er meer en beter geluisterd worden naar wat burgers willen. Ook moeten zij meer zeggenschap krijgen in de besluitvorming
Politieke partij; probeert op basis van een samenhangend geheel van ideeën, mensen te mobiliseren om zich te bemoeien met de inrichting en het bestuur van de samenleving als geheel. Bestuurlijke vernieuwing; om de politieke cultuur te veranderen is het niet noddzakelijk dat de formele politieke regels veranderen. Een andere opstelling van ministers en politici kan al leiden tot meer open politieke discussie en dualisme. Raadplegende referendum; waarbij de bevolking haar mening kan geven, maar de uitslag niet bepalend is voor het te nemen besluit. Bindende referendum; waar de uitslag wel bepalend is voor het uiteindelijke besluit. Raadgevend correctieve referendum; waarbij de bevolking het advies kan geven om een eerder genomen besluit te corrigeren. Achterkamertjespolitiek; ‘als jullie fractie ons bij dit wetsonderwerp steunt, dan steunen wij jullie bij dat of dat wetsvoorstel’ CDA; de visie van CDA is dat mensen zich zoveel mogelijk gezamenlijk moeten redden. Komt uit de confessionele stroming. PVDA; de PvdA vindt dat er een eerlijke spreiding moet zijn van macht,kennis en inkomen. Komt uit de sociaal-democratische stroming. VVD; de VVD staat op het standpunt dat de samenleving het beste gedijt als het individu zich zo goed mogelijk kan ontplooien. Komt voort uit de liberale stroming. SP; socialistische partij. LPF; baseerde zich niet op een ideologie maar stelde zich op als een protestpartij de grote kritiek had op het beleid van het kabinet-Kok. Groenlinks; ontstond uit een aantal kleinere progressieve partijen. D66; D66 vond dat de politieke besluitvorming veel meer moest plaatsvinden op basis van een praktische beoordeling van de problemen en dat burgers directer bij de politiek betrokken moest worden. Klein rechts; heel dicht bij het geloof.. zoals ik het las, ofzoiets :D 5. KNELPUNTEN IN DE DEMOCRATIE Opkomstplicht; tot 1970 was je verplicht te stemmen
Legitimiteit; het vaststellen of het voorgestelde beleid overeenkomt met wat de bevolking wilt
Politieke taboes; zaken waarvan politici vonden dat je er niet in het openbaar over moest spreken
Burgers waren ontevreden over het politieke bedrijf omdat ze vonden dat; - de politieke cultuur werd gekenmerkt door weinig democratische methoden, zoals achterkamertjespolitiek - de dualistische verhoudingen tussen regering en parlement niet werden gepraktiseerd - de regering niet in staat was oplossingen te bieden waar burgers op zaten te wachten
Koehandel; 'Als jullie fractie ons bij dit wetsontwerp steunt, dan steunen wij jullie bij dat of dat wetsvoorstel' Partijdiscipline; discussiëren heeft geen zin, uitkomst van het debat lag al vast

Paarse kabinetten; de door PvdA, VVd en D66 gevormde kabinetten
Nieuwe politieke bewegingen; nieuwe kijk op de politiek, partijen etc
Ongenoegen; dat je het ergens niet meeeeens (hoeveel? :P) bent
Fortuyn werd vlak voor de Tweede Kamer verkiezingen in 2002 vermoord
De drie paarse partijen; VVD, D66 en PvdA
Eigen regio; eigen omgeving

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.