Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Politiek

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1173 woorden
  • 27 juni 2007
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer samenvatting §1. Democratie Wetten: voor iedereen geldende regels. Drie kenmerken van een staat:  Een afgebakend grondgebied  Een bevolking die veel gemeenschappelijke dingen heeft (taal, geschiedenis etc.)  De overheid heeft binnen het gebied het hoogste gezag. De overheid beschikt over macht, dit betekent dat zij de burgers kunnen dwingen zich aan de wetten te houden. Het heet gezag, als die macht als juist en redelijk wordt aanvaard. Mensen verschillen op veel punten van elkaar. Je hebt bijvoorbeeld, werkelozen, jongeren mannen, vrouwen, bejaarden etc. Al die groepen hebben verschillende belangen. Zo willen ondernemers de lonen laag houden enzovoorts. De staat verdeelt niet alleen geld, maar zorgt er ook voor dat er geen conflicten ontstaan tussen al die verschillende belangengroepen. Politiek: Alles wat te maken heeft met de overheid. Beleid: proberen een doel te bereiken door doelgericht gebruik van middelen. Dictatuur: Als een iemand, of een groep mensen alle macht in handen heeft. Inwoners hebben meet plichten dan rechten, ze zijn onderdanig aan de staat. Ruim eenderde van de wereld leeft in een dictatuur. Algemeen kiesrecht: 1917
Kiesrecht voor vrouwen: 1919

Indirecte democratie: het volk heerst niet rechtstreeks, maar via vertegenwoordigers. Directe democratie: De burgers mogen praten en meebeslissen. De meeste democratische landen hebben een indirecte democratie. Maar soms mag het volk direct meebeslissen via een referendum. Democratie:  Gelijkheid: Alle burgers hebben gelijke rechten en plichten.  Vrijheid: Alle burgers mogen hun eigen leven inrichten (godsdienst etc.)  Algemeen kiesrecht: Alle volwassen mannen en vrouwen mogen stemmen.  Vrijheid van meningsuiting: De burgers mogen hun mening geven.  Regelmatige verkiezingen: Elke vier jaar leden van een parlement kiezen.  Vrijheid van vereniging en vergadering: Je mag een eigen vereniging oprichten.  Machtenscheiding: Alle macht is verdeeld. Een goede democratie is ook een rechtsstaat: Iedereen moet zich aan de wetten houden, ook de overheid. Sociale voorwaarden voor democratie:  Sociaaleconomische ontwikkeling:  Sociaaleconomische gelijkheid  Politieke cultuur  Vrijheid van organiseren  Militairen hebben geen invloed op de politiek.  De staat functioneert goed  Geen hevige conflicten tussen etnische groepen. §2. Rechtsstaat Kenmerken van een rechtsstaat:  Alle burgers hebben gelijke rechten  Wetten  Machtenscheiding  Grondrechten
Grondrechten worden ook vaak mensenrechten genoemd. Je hebt klassieke mensenrechten en sociale mensenrechten. De belangrijkste klassieke mensenrechten zijn: - Vrijheid van godsdienst - Vrijheid van meningsuiting - Vrijheid van vereniging - Onaantastbaarheid van het lichaam - Bescherming tegen willekeurige huiszoeking - Bescherming tegen willekeurige arrestatie - Brief- telefoon- en telegraaf geheim
De belangrijkste sociale mensenrechten zijn: - Recht op voedsel - Recht op onderdak - Werk - Onderwijs - Gezondheidszorg. §3. Politieke stromingen en partijen Ideologieën: Opvattingen over hoe de maatschappij functioneert en in de toekomst moet functioneren. Politieke stroming: mensen met dezelfde vorm van ideologie. Politieke partijen zijn een groep georganiseerde mensen die: - Dezelfde ideeën heeft op een bepaald terrein (economisch, uitkeringen etc.) - Kandidaten stelt bij verkiezingen
Vaak worden politieke partijen in Links en Rechts ingedeeld. Links: sociale ongelijkheid weg, onderwijskansen inkomen huisvesting gelijke kansen. Rechts: vrijheid van mensen. Communisme: staat gelijkheid centraal. Rusland. Fascisme: keert zich tegen democratie. Vereren van elite leiderschap orde hiërarchie en heldendom. NSDAP
Liberalisme: hecht sterk aan vrijheid. Mensen mogen de gang van hun leven zelf bepalen. D66
Socialisme: Arbeiders beschermen, gelijke kansen. PvdA

Christendemocratie: gebaseerd op godsdienst, confessionele partijen. CDA
Leefbaarheidsbeweging: tegen bureaucratie, een te groet kloof tussen burgers en politici. Stroming: Populisme. LPF. §4. Verkiezingen, regering en parlement. Constitutionele monarchie: de macht van de koningin is beperkt. Nederlanders kunnen elke vier jaar rechtstreeks stemmen voor: - de Tweede Kamer * belangrijkste onderdeel van het parlement* - de Provinciale Staten * volksvertegenwoordiging van de twaalf provincies* - de Gemeenteraad *volksvertegenwoordiging van alle gemeenten* - het Europees Parlement * volksvertegenwoordiging in de Europese Unie* - Deelgemeenteraden voor wijken in Amsterdam en Rotterdam
De Eerste Kamer die samen met de Tweede Kamer indirect wordt gekozen vormt het parlement. Actief kiesrecht: Alle Nederlanders van achttien jaar en ouder mogen hun stem uitbrengen, Passief kiesrecht: Zij kunnen gekozen worden als lid van de Tweede Kamer. Evenredige vertegenwoordiging: Het aantal zetels is evenredig aan et aantal stemmen. Kabinetsformatie: Onderhandeling tussen de partijen met een meerderheid om te beslissen wie er de regering gaat vormen. Informateur: de bemiddelaar tussen deze partijen. Coalitie: Een regering die uit meerdere partijen bestaat. Regeerakkoord: De belangrijkste plannen van de regering de komende vier jaar. Het parlement heeft twee belangrijke taken: - Wetgeving; alle wetsvoorstellen moeten door het parlement worden goedgekeurd. - Controle van de regering. Voor de wetgeving heeft het parlement een aantal rechten: - Begrotingsrecht - Recht van amendement: bij een meerderheid van de stemmen kunnen ze een wijziging in de wet aanbrengen. - Recht van initiatief: Als ze vinden dat er een nieuwe wet moet komen kunnen ze zelf een wet indienen. Om de regering te controleren, beschikken de Tweede en de eerste Kamer over de volgende middelen: - Het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen. - Het houden van een interpellatie (spoeddebat). - Enquête instellen. Als kamerleden vinden dat een minister, staatsecretaris of het hele kabinet grote fouten heeft gemaakt, kunnen zij een motie van wantrouwen indienen. Wanneer de motie wordt aangenomen, moet de minister, of het hele kabinet aftreden. We spreken dan van een kabinetscrisis. §5. Gemeente, provincie, Europa Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dit betekent dat de belangrijkste regels centraal worden vastgesteld voor het hele land. Autonomie: Het uitvoeren van taken naar eigen inzicht. Medebewind: de lagere overheden voeren taken uit van de hogere. Een gemeente is veel zichtbaarder dan een provincie. De Europese Unie bestaat uit 27 landen. Er is een gemeenschappelijke munt: de Euro. Intergouvernementele organisaties: Daarbij behouden de deelnemende landen hun zelfstandigheid en kan aan hen niet zonder hun instemming een besluit worden genomen. Supranationale organisaties: nemen bevoegdheden van de deelnemende landen over. §6. Proces van besluitvorming Politiek systeemmodel: hulpmiddel om duidelijk te maken hoe een besluitvorming verloopt. Barrièremodel: De nadruk ligt hier op hindernissen die genomen moeten worden om wensen om te zetten in besluiten. Bladzijde 97 Schema’s. Pressiegroepen verschillen op twee punten van politieke partijen: - Ze richten zich op een deel van het overheidsbeleid (economie, gezondheidszorg), terwijl politieke partijen zich richten op het hele overheidsbeleid. - Pressiegroepen doen niet mee aan verkiezingen, partijen wel. Pressiegroepen worden ook belangengroepen genoemd (SER, FNV en CNV). Ze komen op voor bijvoorbeeld werkgevers, boeren, winkeliers (vakbonden), consumenten, studenten etc. Naast al die grote organisaties bestaan er ook kleine actiegroepen (burgers). Lobbyen: het praten met ministers, kamerleden en ambtenaren over hun wensen. Corruptie: Het illegaal invoeren van middelen om de politiek te beïnvloeden. Planbureaus doen voor de overheid onderzoek en voorzichtige voorspellingen over hoe het met het land de komende jaren gaat. De massamedia spelen een aparte rol. Zij proberen de politiek kritisch te volgen, en fouten aan het licht te brengen. Compromissen worden gesloten om iedereen voor een deel tevreden te stellen. §7. Burgers Actiegroep: groep die opkomt voor iets, en actie voert tegen een besluit wat genomen wordt. Burgerlijke ongehoorzaamheid: burgers overtreden bewust de wet, omdat zij hun doel belangrijker vinden dan die wet. Om succes te hebben met een actie/staking moet je: - Doorzettingsvermogen hebben - Kunnen organiseren - En kennis van zeken hebben. Referendum: Volksstemming, waarbij de burgers directe inspraak hebben.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.