Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Politiek

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2116 woorden
  • 14 januari 2004
  • 66 keer beoordeeld
Cijfer 6
66 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Paragraaf 1 De politiek in ons land houdt zich bezig met het nemen van beslissingen over wat er met de samenleving moet gebeuren. In de politiek zijn politici actief, zij maken de beslissingen. Gevolgen van de politiek: -leerplicht geldt tot 18jr -een brommer moet verzekerd zijn -criminelen worden gestraft -het milieu moet schoner worden -er moeten meer banen voor jongeren komen
Het politieke bestuur in ons land kent 3 niveau ’ s : -het hele land -de provincie -de gemeente
Europese Unie> daar worden internationaal politieke besluiten genomen. Politici kunnen in ons land niet zomaar over kwesties besluiten wat ze zelf willen -zij moeten zich houden aan de grondwet -de politiek wordt op de voet gevolgd door journalisten. -de vrijheid van politici wordt beperkt door de kiezers. De machtspositie van politici is beperkt. Gezag is de macht die: -wettelijk is geregeld -wordt gecontroleerd door de bevolking -wordt geaccepteerd door de burgers

invloed uitoefenen op de politiek: -stemmen= het uitbrengen van je stem -lid worden van een politieke partij -contact opnemen met politici -een verzoek indienen -de pers benaderen -lid worden van een actiegroep -overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid= het openlijk de wet overtreden met het doel politici te overtuigen dat het genomen besluit fout is. Paragraaf 2 Ideologie= het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving. Ideologen hebben duidelijke standpunten over: -normen en waarden -de gewenste sociaal-economische structuur van de samenleving -de gewenste machtsverdeling in de samenleving
twee grote politieke stromingen zijn het liberalisme en het socialisme, stonden lange tijd lijnrecht tegenover elkaar, omdat ze een compleet verschillende visie op de wereld hebben. De christen-democratie is de derde grote politieke stroming. Je kunt politieke partijen makkelijk in een hokje plaatsen door de indelingen die zijn gemaakt zoals de tegenstellingen progressief - conservatief en links – rechts. Progressief> vooruitstrevend, de politici benadrukken de gebreken in de samenleving en pleiten voor grondige veranderingen.(vaak contact met actiegroepen)Bijsturende maatregelen
Conservatief= behoudend, conservatieve politici benadrukken met name datgene wat al is bereikt, meer aandacht voor traditionele waarden en hebben bijvoorbeeld meer contacten met kerkelijke organisaties en gezaghebbende instanties, benadrukken traditionele waarden en normen. Reactionair= Om oude regels die inmiddels door moderne bepalingen zijn vervangen, te herstellen
Links= sluit direct aan op de progressieve uitgangspunten. Benadrukt het principe van gelijk(waardig)heid. Komt op met name op voor mensen met een achterstandpositie. Rechts= sluit vaak aan bij conservatieve uitgangspunten, legt de nadruk op vrijheid (persoonlijke en economische)pleiten voor een passieve overheid. Politieke midden= tussen links en rechts in. Liberalisme= ontstond in de eerste helft van de negentiende eeuw als gevolg van de Franse revolutie, ze richtten zich vooral op het ideaal van de vrijheid. Aanhangers van het liberalisme vinden we vooral onder de gegoede burgerij. Conservatief= behoudende kenmerken. Iedereen moet zelf zijn hoofd maar boven water zien te houden. Zij vinden dat de overheid een kleine rol moet spelen in de samenleving. Leren stromingen van de politieke partijen blz 23,24 en 25 in je LB Paragraaf 3 Elementen van een staat: -er is een vast grondgebied of territoir -op het grondgebied woont een bevolking -er wordt een vorm van gezag uitgeoefend
soevereiniteit= het hoogste gezag, deze soevereiniteit wordt uitgeoefend door de overheid, een aantal instanties in het land. De overheid heeft het hoogste gezag in een staat. Dictatuur=een staat waarin de macht in handen is van een persoon of een kleine groep mensen. Rechtsstaat=er is sprake van een democratische regeervorm, waarin de verhouding tussen overheid en burgers nauwkeurig is vastgelegd
Absolute macht=er is geen enkele vorm van gecontroleerde democratische besluitvorming. Het volk had niets in te brengen, maar betaalde wel hoge belastingen voor de bouw van paleizen en het luxueuze hofleven. Kenmerken van een rechtsstaat: -er is gelijkheid van alle burgers -er is een constitutie of grondwet die voorschrijft hoe overheid en burgers met elkaar om moeten gaan. -er is een onafhankelijke rechterlijke macht, die niet gevonden is aan beslissingen van de overheid. -burgers kunnen allen in gelijke mate invloed uitoefenen op de wijze waarop hun land wordt geregeerd. -grond- of vrijheidsrechten van burgers ook wel mensenrechten genoemd, zijn omschreven en gewaarborgd: vrijheidsrechten, politieke grondrechten en sociale grondrechten. Democratie= i s een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming. Directe democratie= belangrijke beslissingen werden op grote stadspleinen genomen in de vrom van een volksstemming. Helemaal volledige democratie bestond echter ook hier vaak niet. Referendum= een volksstemming over een wetsvoorstel. Voordelen van het houden van een referendum: -de bevolking wordt meer betrokken bij de politiek. -politici zijn beter op de hoogte van de mening van de bevolking over een kwestie. Nadelen: -het is erg moeilijk om een duidelijke en volledige vraagstelling op te stellen waarop alleen met ja of nee geantwoord kan worden -in de praktijk is het kostbaar en organisatorisch onuitvoerbaar om regelmatig een referendum te houden. -extreme denkbeelden of niet-realistische maatregelen kunnen onderwerpen worden waarover de bevolking een referendum wil. Indirecte democratie= het volk niet zelf beslissingen neemt, maar dit overlaat aan gekozen vertegenwoordigers die zich inzetten om de verkiezingsbeloften waar te maken. Politieke macht= het vermogen om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten. Trias politica, de scheiding der machten: -wetgevende macht -uitvoerende macht -rechterlijke macht

wetgevende macht stelt wetten vast waaraan de burgers zich moeten houden. Uitvoerende macht zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook precies worden uitgevoerd. Rechterlijke macht beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. Deze macht is in handen van rechters. Paragraaf 4 In een democratie is het belangrijk dat er vrije en geheime verkiezingen worden gehouden. Er bestaan in ons land verschillende soorten verkiezingen. Eens in de vier jaar worden de leden van een aantal politieke bestuursorganen rechtstreeks gekozen namelijk van: -de tweede kamer -de Provinciale Staten -de gemeenteraden. Elke vijf jaar worden de leden van het Europees Parlement gekozen. Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder hebben actief kiesrecht en mogen bij verkiezingen hun stem uitbrengen. Passief kiesrecht= het recht om je verkiesbaar te mogen stellen. Partijen moeten voor de tweede -kamerverkiezingen voldoen aan drie voorwaarden: -de partij moet ingeschreven staan in elk kiesdistrict waarin het mee wil doen. -de partij moet in elk kiesdistrict 25 handtekeningen van sympathisanten inleveren -de partij moet per kiesdistrict een waarborgsom een duizend gulden betalen. De partij krijgt dit bedrag terug als ze 75 procent van de stemmen halen. Elke Nederlander van 21 jaar en ouder mag zich kiesbaar stellen. De meeste partijen die meedoen aan verkiezingen hebben een verkiezingsprogramma. Hierin staan de belangrijkste plannen en opvattingen van de partij vermeld. Lijsttrekkers= de persoon die als eerste op de lijst van kandidaten staat geplaatst. Hij of zij bepaalt tijdens de campagne het gezicht van de partij. Voorkeurstemmen= als er op een persoon wordt gestemd, kan het gebeuren dat iemand die laag op de lijst staat toch gekozen wordt omdat hij meer stemmen krijgt dan iemand die boven hem staat. Zwevende kiezers= zijn mensen die niet op een vaste partij stemmen en mensen die vlak voor de verkiezingen nog niet weten op welke partij ze zullen stemmen. Kiesdeler=de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor 1 zetel. Kiesdrempel= een partij krijgt dan alleen zetels als er een bepaald percentage stemmen is behaald. Kabinet= alle ministers en staatssecretarissen. Kabinetsformatie= de onderhandelingen over welke partijen en personen ons land gaan besturen, starten meteen de dag na de tweede - kamer – verkiezingen. Het doel v d kabinetsformatie is een aantal bekwame bestuurders, ministers en staatssecretarissen te vinden die: -het globaal eens zijn over het toekomstige beleid. -samen de steun hebben van de meerderheid v d tweede kamer. Verloop v d kabinetsformatie in acht stappen: 1.de koningin krijgt adviezen
2.de koningin benoemt een informateur. 3.de informatie
4.de informateur gaat terug naar de koning
5. de koningin benoemt een formateur
6.de formatie
7. de formateur gaat terug naar de koningin
8.de koning benoemt het nieuwe kabinet
een kabinetsformatie duurt meestal maanden omdat de onderhandelingen vaak moeizaam verlopen. Kabinetscrisis=soms lopen de problemen zo hoog op, dat het bestaan van het hele kabinet in gevaar komt. 2 reden: -de ministers kunnen het onderling niet met elkaar eens worden over een aantal kwesties. -de meerderheid v d tweede kamer steunt het kabinet niet meer en zegt zijn vertrouwen in de ministers op. Demissionair=aftredend kabinet. Paragraaf 5 Regering wordt gevormd door de koningin en de ministers

De ministers vormen het dagelijks bestuur
Het parlement bestaat uit de eerste en tweede kamer. De belangrijkste taak van de regering is de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Dit gebeurt door: -het opstellen van wetsvoorstellen -het uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten -het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement. De koning is onschendbaar. Taken v d koningin: -het plaatsen van haar handtekening onder alle wetten -het voorlezen v d troonrede op Prinsjesdag -het benoemen van ministers en (in)formateurs -het voeren van regelmatig overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid. Portefeuille= het eigen beleidsterrein wat elke minister heeft. Premier= minister president
Sociaal –economische driehoek: economische zaken, sociale zaken en werkgelegenheid, en financiën, soms aangevuld met de minister van Binnenlandse zaken
De eerste kamer wordt indirect gekozen, namelijk door de leden van een ander gekozen orgaan, de provinciale staten. In de eerste kamer, ook wel senaat genoemd, zitten 75 leden. De senaat kan een wetsvoorstel niet meer veranderen, maar mag het allen in zijn geheel goed- of afkeuren. Fractie=de groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Fractiespecialist= diegene voert vaak het woord voor zijn partij wanneer een dergelijk onderwerp ter sprake komt en geeft partijgenoten advies bij een stemming. Regeringspartijen en oppositiepartijen> Politieke partijen in de eerste en tweede kamer worden hierin verdeelt. Belangrijkste taken van het parlement: -(mede)wetgeving. Ministers maken de meeste wetsvoorstellen. Deze gelden echter pas als wet als het parlement ze heeft goedgekeurd. Goedkeuring en verandering van wetsvoorstellen gebeurt nadat eerst de tweede en daarna de eerste kamer over het voorstel hebben gestemd. -controle van ministers. Het beleid van de ministers wordt voortdurend aan de orde gesteld en kritisch besproken in het parlement, vooral in de tweede kamer. Kamerleden stellen vragen aan de ministers en geven hen soms opdracht hun beleid te wijzigen. (mede) wetgevende taak: het parlement kan gebruik maken met de volgende rechten: -het parlement heeft stemrecht bij wetsontwerpen. -het geeft het recht van initiatief de leden van de tweede kamer de mogelijkheid om wetsontwerpen in te dienen. -het recht van amendement, dat houdt in dat een wetsvoorstel door de tweede kamer op onderdelen mag worden gewijzigd. Controlerende taak: Ook bij de controlerende taak kan de tweede kamer gebruikmaken van een aantal rechten: - het recht om over kleine kwesties mondelinge of schriftelijke vragen te stellen. - het recht van interpellatie( een minister ter verantwoording roepen) - het recht om een motie in te dienen ( een schriftelijke uitspraak over het beleid van een minister waarover de kamer moet stemmen) - het recht om een parlementaire enquete aan te vragen ( een gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid ingesteld) - het budgetrecht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren. Paragraaf 6 Politieke actoren= dit zijn de personen, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces. Volgens de systeemtheorie komen politieke besluiten in vier fasen tot stand: -invoer -omzetting -uitvoer -terugkoppeling
invoer: in deze eerste fase brengt de samenleving allerlei eisen en wensen naar voren. Lobby= mensen die het niet eens zijn met politici zoeken zij contact met politici om druk uit te oefenen. Media explosie= veel kranten en tv-programma’s berichten over de kwestie. Omzetting: als de pers voldoende aandacht aan een onderwerp besteedt, komt het vanzelf op de politieke agenda. Beleidsvoorbereiding= als een zaak ingewikkeld ligt, zal een minister eerst zijn ambtenaren vragen de zaak te onderzoeken en advies uit te brengen. Uitvoer: ambtenaren zorgen er vervolgens voor dat de wet wordt uitgevoerd. Terugkoppeling: wetten en andere maatregelen zijn nooit het eindpunt van de politiek. Besluiten roepen reacties op in de samenleving. Pressiegroepen kunnen acties gaan voeren. Omgevingsfactoren= alle gegevens die een mogelijke rol kunnen spelen in het proces van de politieke besluitvorming. Omgevingsfactoren kun je verdelen in: -demografische kenmerken: de samenstelling van de bevolkingopbouw. -ecologische kenmerken: de wisselwerking tussen mens en milieu -culturele kenmerken: de geschiedenis van een land en de daaraan gekoppelde gewoonten en gebruiken. -economische kenmerken -technologische kenmerken: door de toenemende technologie zijn nu milieumaatregelen mogelijk zoals het gebruik van wind- en zonne-energie. -sociale kenmerken: -internationale verhoudingen. Pressiegroepen: Pressiegroepen zijn groepen die trachten invloed uit te oefenen op de politieke besluitvormingen. Ze proberen de politiek onder druk te zetten door te lobbyen en rechtstreeks steun te vragen. Drie soorten pressiegroepen: -belangengroepen die voor de belangen van een bepaalde groep uit de samenleving opkomen, zoals de consumentenbond enz. -actiegroepen die zich voor korte tijd inzetten voor 1 duidelijke kwestie. -actie -organisaties die zich voor langere tijd inzetten voor 1 duidelijke kwestie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.