Politiek

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1993 woorden
  • 30 juni 2003
  • 99 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
99 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Verdien 25 euro Bol.com tegoed met dit onderzoek

Samen met Oxford doen wij weer onderzoek naar schoolspullen: waar heb jij dit jaar je schoolspullen gekocht en wat zijn je favoriete items? Vul de vragenlijst in en maak kans op 25 euro Bol.com tegoed. 

Doe mee!
1.1 • Politiek = houdt zich bezig met nemen van beslissingen over wat er met de samenleving moet gebeuren. In de politiek zijn politici actief. • Politici = zijn mensen die tot taak hebben verantwoorde keuzes te maken bij maatschappelijke kwesties. De beslissingen die zij nemen gaan bijvoorbeeld over - de leerplicht tot 18 jaar - en brommer moet verzekerd zijn - criminelen moeten worden gestraft - het milieu moet schoner worden - er moeten meer banen voor jongeren komen
Het politiek bestuur kent 4 niveaus in ons land - het hele land - de provincie - gemeente

Daarnaast worden ook internationale besluiten (Eu) genomen bijvoorbeeld over het invoeren van de euro in europa. 1.2 Politici kunnen niet zomaar besluiten nemen zij moeten zich houden aan: 1. de grondwet
2. de politiek word op de voet gevolgd door de media
3. de vrijheid wordt beperkt door de kiezers in het land
We spreken niet over de overheid maar over het gezag. Het gezag is de macht die: - wettelijk is geregeld - wordt gecontroleerd door de bevolking - wordt geaccepteerd door de burgers 1.3 Als inwoner van een land kun je invloed uitoefenen op de regering d.m.v - stemmen - lid worden van een politieke partij - contact opnemen met politici - een verzoek indienen - de pers benaderen - een actiegroep opstarten - overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid 2.1 • Ideologie = het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving

Ideologieën hebben duidelijke standpunten over: - normen en waarden die voor iedereen zou moeten gelden - de gewenste sociaal-economische structuur - de gewenste machtsverdeling in de samenleving 2.2 • Progressief = met name vooruitstrevend, ze pleiten voor grondige veranderingen. Daarom ook vaak contacten met actiegroepen. • Conservatief = met name behoudend, benadrukken vooral datgene wat men al bereikt heeft. Men wilt soms ook wel eens reactionair handelen, achteruitstrevend dus. Politiek links sluit direct aan op de progressieve uitgangspunten. Maar daarbij benadrukt links ook het principe van gelijkwaardigheid. Links komt met name op voor mensen met een achterstand positie. Politiek rechts sluit vaak aan bij conservatieve uitgangspunten. Rechts legt daarbij de nadruk op ( persoonlijke en economische) vrijheid. Daarom pleit politik rechts voor een passieve overheid. Individuele burgers en het bedrijfsleven moeten zoveel mogelijk hun eigen zaakjes kunnen regelen. 2.3 De liberalen richtten zich vooral op het ideaal van de vrijheid, omdat ze vonden dat mensen te veel werden onderdrukt. Zij willen vooral: - persoonlijke vrijheid - economische vrijheid - ze willen een passieve overheid 2.4 Het socialisme is ontstaan vanuit een reactie op het liberalisme
De socialisten kiezen daarom voor gelijkheid of gelijkwaardigheid als uitgangspunten. Vooral ontstaan door arbeiders uit de 19e eeuw
De sociaal democraten willen dat de zaken die zij behandelen via en democratische manier word bereikt 2.5 De christen-democraten streven naar een samenleving op christelijk grondslag. Binnen de christelijke stroming is het rentmeesterschap een belangrijk beginsel: de overheid dient door god aan de mens gegeven aarde op zorgvuldige wijze te beheren. Daarbij heeft de overheid een aanvullende rol. De christen democraten zijn evenals een middenpartij. De middenpositie van de christen-democraten zie je onder andere terug in het feit dat ze niet echt kiezen voor de werkgevers of voor de werknemers. Ze benadrukken juist de gezamenlijke verantwoordelijkheid die werkgevers en werknemers hebben om samen te zorgen voor welvaart en goed arbeidsverhoudingen. 2.6 PvdA • is een linkse partij • vindt dat kennis macht en inkomen eerlijk moeten worden verdeeld • vind dat de overheid de economie moet besturen om massale werkeloosheid te voorkomen • lage inkomen sneller moeten stijgen dan de hoge • vindt dat buitenlanders die langer dan 5 jaar in Nederland wonen ook kiesrecht moeten krijgen voor alle politieke organen

CDA • is een middenpartij • Vind dat mensen meer voor elkaar moeten zorgen. • vind dat een vrouw niet alleen mag beslissen over abortus • vind dat ouders in 1e instantie zelf verantwoordelijk zijn voor een goede kinderopvang
VVD • is een rechtse partij • voor persoonlijke en economische vrijheid • groot voorstander voor bezuiniging van rijksuitgaven • vind dat inkomstenverschillen zijn toegestaan
D66 • is een linkse partij • in 1966 opgericht door mensen die vonden dat de Nederlandse regering was vastgelopen • vind dat mensen meer betrokken moeten worden bij de politiek • gevangenisstraffen moeten worden vervangen door alternatieve straffen • wil dat de kiezers direct een minister-president kiezen, en die zijn eigen ministers kiest
Groen Links • een linkse partij • vind bescherming van het milieu erg belangrijk • vind dat bedrijven moeten worden gedwongen om schoner te produceren • is een voorstander van het matigen van de economische groei • gratis openbaarvervoer alternatief voor de auto • homoseksuele moeten dezelfde wettelijke behandeling krijgen als heteroseksuele koppels
SP • meest linkse partij van de 2e kamer • zit niet alleen inde politiek maar werkt ook voor mensen apart • komt vooral op voor de armen en is van mening dat rijken daardoor meer belasting moeten betalen. 3.1 We spreken van een onafhankelijke staat wanneer er 3 elementen aanwezig zijn - een vast grondgebied - op het grondgebied woont een bevolking - er wordt een vorm van gezag uitgeoefend • Dictatuur = een staat waarin de macht in handen is van 1 persoon of kleine groep mensen. 3.2 Een rechtstaat is dus een staat waarin de overheid is gebonden aan wettelijke regels en waarin de bevolking beschikt over politieke en sociale rechten. Een land is een rechtstaat als - er een grondwet is. - er een onafhankelijke rechtelijke macht is - burgers kunnen in gelijke mate invloed uitoefenen op de politiek - Er zijn mensenrechten zoals: vrijheidsrechten
politieke grondrechten

sociale grondrechten 3.3 • Democratie = een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming • Referendum = een volksstemming over een wetsvoorstel
Het referendum heeft 2 duidelijke voordelen: - de bevolking word meer betrokken bij de overheid - Politici zijn beter op de hoogte van de meningen van de bevolking over een kwestie. Het referendum heeft ook nadelen: - Het is erg kostbaar en organisatorisch onuitvoerbaar voor de overheid - Extreme denkbeelden of niet realistische maatregelen kunnen onderwerp worden over waarover de bevolking een referendum wilt. • Trias politica = de scheiding der 3 machten daaronder verstaan we: - de uitvoerende macht - de wetgevende macht - de rechtsprekende macht
De wetgevende macht stelt wetten vast waaraan de burgers zich moeten houden, bijvoorbeeld de leerplichtwet. De uitvoerende macht zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook precies worden uitgevoerd
De rechterlijke macht beoordeelt of wetten goed worden nageleefd 4.1 In ons land zijn er verschillende soorten verkiezingen: - de 2e kamer - de provinciale staten - de gemeenteraden
Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder hebben een actief kiesrecht
het recht om je verkiesbaar te stellen heeft passief kiesrecht
Meeste partijen die zich verkiesbaar stellen hebben een verkiezingsprogramma. hierin staan de plannen en opvattingen van de partij vermeld. De partij wordt vertegenwoordigd door de lijsttrekkers. Bij de verkiezingen en het verkiezingsprogramma speelt de media een belangrijke rol. 4.2 Als iemand uit een partij stapt in de 2e kamer hoeft dit niet te betekenen dat hij dan ook uit de 2e kamer is. Omdat hij als persoon is gekozen, mag hij gewoon blijven zitten en kan hij zelfs lid worden van een andere partij. Zwevende kiezer zijn kiezers die: - niet op een vaste partij stemmen - vlak voor de verkiezingen nog niet weet op wie ze moeten stemmen
4.3 • Kabinetsformatie = de onderhandelingen die over welke partijen en personen ons land gaan besturen, ze starten meteen na de dag van de verkiezingen. De kabinetsformatie komt zo tot stand: 1. de koningin krijgt adviezen
2. de koningin benoemt een informateur
3. de informatie
4. de informateur gaat terug naar de koningin
5. de koningin benoemt de formateur
6. de formatie
7. de formateur gaat terug naar de koningin
8. de koningin benoemt het kabinet
Als er grote problemen voorkomen in het kabinet kan het zijn dat er een kabinetscrisis ontstaat, hiervoor zijn 2 redenen: - de ministers kunnen het onderling niet eens worden over een aantal kwesties - de meerderheid van de 2e kamer steunt het kabinet niet meer, en heeft er geen vertrouwen meer in. Als de problemen dus te groot worden kan het kabinet aftreden en word dan demissionair verklaard. 5.1 De belangrijkste taak van de overheid is het overheidsbeleid. Dit gebeurt voornamelijk door: - het opstellen van wetsvoorstellen - het uitvoeren van eenmaal aangenomen wetsvoorstellen - het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting

Zoals iedereen weet is de koningin onschendbaar. De voornamelijkste taken van haar zijn: - het plaatsen van haar handtekening onder alle wetten - het voorlezen van de troonrede op prinsjesdag - het benoemen van ministers en formateurs - het voeren van regelmatig overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid. 5.2 De2e kamer heeft 150 leden die voor 4 jaar worden gekozen. De 1e kamer heeft 75 leden, ook wel de senaat genoemd. De senaat mag niks aan een wetsvoorstel veranderen maar uiteraard natuurlijk wel een mening vormen. De belangrijkste taken van het parlement zijn: - de medewetgeving - controle van de ministers Bij de wetgevende taak, kan het parlement gebruik maken van de volgende rechten: - stemrecht bij wetsontwerpen, in iedere kamer word gestemd over het wetsontwerp - het recht van initiatief, de mogelijkheid een wetsontwerp in te dienen - het recht van amendement. Het recht om veranderingen aan te brengen in het wetsvoorstel Ook bij de controlerende taak, kan het parlement gebruik maken van de volgende rechten: - het recht om over kleine kwesties mondelinge of schriftelijke vragen te stellen. - het recht van interpellatie, dat betekent een minister ter verantwoording te roepen - het recht om een motie in te dienen, dat is een schriftelijke uitspraak waarover de 2e kamer kan stemmen. - het recht om een parlementaire enquête aan te vragen, hierbij word er een gedetailleerd onderzoek gedaan naar een onderdeel van het regeringsbeleid - het budgetrecht, dat is om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren. 6.1 • doelstellingen = deze worden geformuleerd in de politieke organen, waarin naar voren komt wat zij willen bereiken • beleid = hierin wordt geformuleerd hoe de doelstellingen bereikt moeten worden
De politieke discussies in de Tweede Kamer gaan met name over het te voeren beleid van de regering. 6.2 • politieke actoren = de personen, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces
Volgens de systeemtheorie komen politieke besluiten in 4 fasen tot stand: 1) Invoer: samenleving brengt eisen en wensen naar voren
2) Omzetting: er ontstaat een politieke agenda, stemmen over het wetsvoorstel

3) Uitvoer: ambtenaren zorgen voor een goede uitvoering
4) Terugkoppeling: de mening van de bevolking • politieke lobby = mensen die contact zoeken met politici om druk uit te oefenen • media-explosie = als de media er veel aandacht aan besteedt dan kunnen de politici er niet meer om heen • beleidsvoorbereiding = als een zaak ingewikkeld ligt, zal een minister eerst zijn ambtenaren vragen de zaak te onderzoeken en advies uit te brengen • omgevingsfactoren = alle gegevens die een mogelijke rol kunnen spelen in het proces van de politieke besluitvorming
Omgevingsfactoren zijn in te delen: 1) demografische kenmerken: de samenstelling van de bevolkingsopbouw
2) ecologische kenmerken: de wisselwerking tussen mens en milieu
3) culturele kenmerken: de geschiedenis van een land met gewoonten/gebruiken
4) economische kenmerken: is het land economisch slecht of goed
5) technologische kenmerken: milieumaatregelen mogelijk (zonne- en windenergie) 6) sociale kenmerken: grote inkomensverschillen
7) internationale verhoudingen: waar is een land lid van (VN, EU en NAVO) 6.3 Het barrière model kent 4 barrières: 1) 1e barrière: brede bekendheid
2) 2e barrière: politieke agenda / discussie

3) 3e barrière: formuleren van besluiten
4) 4e barrière: uitvoering 6.4 • ambtenaren = deze bereiden wetsvoorstellen voor en zorgen voor de praktische uitvoering van het beleid (vierde macht) • bureaucratie = een organisatie waarvan de werkzaamheden worden gekenmerkt door officiële voorschriften, gescheiden deskundigheid en een duidelijke gezagstructuur • pressiegroepen = groepen die trachten invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming (vijfde macht) 3 soorten pressiegroepen: 1) belangengroepen: die voor belangen van een bepaalde groep uit de samenleving opkomen
2) actiegroepen: die zich voor korte tijd inzetten voor één duidelijke kwestie
3) actie-organisaties: die zich voor langere tijd inzetten voor één duidelijke kwestie • multinationals = actie-organisaties hebben vaak vestigen in vele landen en zijn uitgegroeid tot multinationals
5 politieke functies van de media: 1) informatieve functie: zij verstrekken en inventariseren informatie

2) spreekbuisfunctie: de media vormen ook een klankbord voor allerlei standpunten
3) onderzoekende / agendafunctie: journalisten gaan vaak zelf op onderzoek uit
4) commentaarfunctie: de media levert kritiek op politieke besluiten
5) controlerende functie: de media kijken voortdurend of ministers correct handelen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.