MAATSCHAPPIJLEER PLURIFORME SAMENLEVING SE PARAGRAAF 1 T/M 8
1] Cultuur= alle waarden, normen en aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen.
hoe je gekleed over straat gaat, beleefd zijn tegen oudere mensen.
Mensen korte tijd bij elkaar ontwikkelen iets gemeenschappelijks
Natuur= datgene wat aangeboren is
gedrag is natuur & cultuur (aangeboren en aangeleerd)
Normen en waarden belangrijke cultuurkenmerken (kennis, gewoonten, kunst, sport, symbolen en feestdagen)
Cultuurgroep = mensen met een gemeenschappelijke cultuur
Pluriforme samenleving :
Veel verschillende cultuurgroepen leven samen (religieus, leeftijd enz.)
Cultuurgroepen hebben ieder hun eigen cultuurkenmerken
Dominante cultuur = de kenmerken van de cultuur worden geaccepteerd door de meeste mensen binnen de samenleving
Subcultuur= wanneer binnen een groep bepaalde waarden, normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur (niet alleen allochtonen, maar ook mensen met piercings of in klederdracht)
Tegencultuur= groepen die zich duidelijk verzetten tegen de dominante cultuur of daar zelfs een bedreiging voor vormen
Antiglobalisten tegen een te sterke economische groei en overheersende rol van de westerse landen.
Cultuur veranderd door:
- Mensen komen in ons land wonen met een andere cultuur
- Protesten van tegencultuur
2] Socialisatie= het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert
Socialiserende instituties= instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. (Carnaval, Prinsjesdag, Kerstmis enz.)
Socialiserende instituties:
• Gezin. Vanaf geboorte leren kinderen allerlei dingen, naarmate je ouder wordt gaat het minder om het imiteren van gedrag maar om zelfstandigheid
• School. Discipline leren, doen wat de leraar zegt, leren taken te verrichten.
• Werk. Je moet prestatie leveren, het bepaalt je leefritme
• Geloofsrichtingen. Normen en waarden van je geloof leer je
• Maatschappelijke groeperingen. Sportclubs en actiegroepen
• Overheid. Wettelijke regels en cultuuroverdracht
• Vriendenkring. Je beïnvloedt elkaar, grote invloed op normen en waarden
• Media. televisie, kranten, films en vooral internet beïnvloeden het gedrag
Sociale controle= de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.
Formele sociale controle – geschreven regels (wetten)
Informele sociale controle – beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels
Formele positieve sancties – Koninklijke onderscheiding, diploma of promotie
Formele negatieve sancties – strafwerk, boete of gevangenisstraf
Informele positieve sancties – compliment, fooi of applaus na voorstelling
Informele negatieve sancties – kind dat naar kamer wordt gestuurd, popgroep uitfluiten na concert
Internalisatie = mensen gaan zich automatisch gedragen zoals de groep dat van hen verwacht (vb: een kind wordt zindelijk
Individualistisch = er wordt veel nadruk gelegd op de individuele ontplooiing en persoonlijke ontwikkeling.
Collectivistisch= gastvrij zijn, goed zorgen voor je ouders en grootouders.
3] doorlezen!
4]
causaal verband= oorzaak gevolgNederland voor WOII:
• Sterke gezagsverhouding (kinderen waren gehoorzam)
• Sociaal economische klassen (moeilijker om te klimmen op de maatschappelijke ladder)
• Sterke verzuiling (veel geloof)
• Gezin stond centraal
Nederland na WOII:
• Stijging van de welvaart
Meer opleidingsmogelijkheden
Meer vrije tijd
- Meer vrijheid
- Meer keuze individualisering (niet zo afhankelijk), sociale mobiliteit hoger
- ontzuiling
secularisatie= minder mensen gaan naar de kerk
5] Schema nieuwkomers na WOII weten
Tijdbalk blz. 130!!
Arbeidsmigranten gastarbeiders kwamen naar NL, maar gingen niet meer terug
Illegalen vanwege armoede in eigenland, niet toegelaten. Toch komen ze binnen
Mensen uit westerse landen werken voor grote bedrijven, vallen niet op
Vluchtelingen vanwege politieke overtuiging of oorlog komen ze naar Nederland (moeten asielprocedure doen)
6] internationale wetten en verdragen bij toelating:
• Nederland mag niet discrimineren
• Nederland moet gelegenheid geven tot gezinshereniging
• Volgens vastgestelde regels beoordelen of een vluchteling in aanmerking kan komen voor een vluchtelingenstatus
Redenen om te emigreren naar EU-landen:
• Politieke redenen: asielzoekers, mensen die vluchten voor oorlog
• Economische redenen: in ons land komen werken of studeren
• Gezinshereniging en gezinsvorming: mensen komen bij hun familie wonen of willen gezin stichten
Vreemdelingenwet:
- Geldige identiteitspapieren
- Risico lopen om te worden mishandeld in eigen land
- Om humanitaire redenen niet teruggestuurd worden (vb: godsdienst word niet geaccepteerd)
Procedure: binnen 48 uur bepaald of er een geloofwaardig vluchtverhaal heeft naar aanmeldcentrum toegelaten tot asielprocedure, dan naar asielzoekerscentrum ALS aanvraag wordt afgewezen uitzetcentrum
Rechtse partijen (PVV, SGP & VVD) voor het strenge toelatingsbeleid.
Nieuwkomeling die herhaaldelijk de wet overtreedt : uit het land
Linkse partijen (PVDA, Groen Links en SP) voor de toepassing van de regels, maar niet ten koste van alles
7] Segregatiemodel
Dominante cultuur: past weinig aan
Nieuwkomers: past weinig aan
• Assimilatiemodel
Dominante cultuur: past niet aan
Nieuwkomers: passen zich aan
• Integratiemodel
Dominante cultuur: past aan
Nieuwkomers: past aan
8]
Sociale cohesie sociale binding tussen mensen
Affectieve bindingen:
Voor vriendschap, steun en liefde (gezinnen, families, vriendengroepen enz.) maar ook sportclub of inwoner van dorp, stad.
Economische bindingen:
Behoefte aan voedsel, onderdak en kleding (afhankelijk van anderen)
Cognitieve bindingen:
Voor het verwerven van kennis
Politieke bindingen:
Om veiligheid in een land te vergroten, afspraken met elkaar maken.
REACTIES
1 seconde geleden