Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Parlementaire democratie

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 6975 woorden
  • 26 februari 2013
  • 229 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
229 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1

Als wij stemmen tijdens verkiezingen, beslis je indirect mee wie ons land gaat regeren. De belangrijkste besluiten in ons land worden genomen door de regering en het parlement. Zij hebben de meeste politieke macht. Burgers, de media en ambtenaren kunnen die besluiten wel beïnvloeden en hebben dus ook politieke macht.

Algemeen belang

De besluiten van politici hebben veel invloed op het leven van burgers. Het gaat om zaken die van algemeen belang zijn en waar jij nu of later mee te maken krijgt, bijvoorbeeld:

  • Openbare orde en veiligheid
  • Buitenlandse betrekkingen
  • Infrastructuur
  • Welvaart
  • Welzijn
  • Onderwijs

Voor het realiseren van al dit soort plannen betalen burgers belasting. Maar tegenover deze belastingplicht staat het recht om te mogen stemmen op de partij die we het beste vinden. Ook krijgen we een uitkering als we werkeloos worden of na een ongeval arbeidsongeschikt worden, een uitkering.

Democratie

Belangrijke grondrechten in een democratie zijn; stemmen, lid worden van een vereniging, demonstreren en je mening uiten. Een oud bekend voorbeeld van een directe democratie is het Athene uit de Griekse oudheid. Hier had het volk directe zeggenschap. Belangrijke beslissingen werden op grote stadspleinen genomen in de vorm van volksstemmingen. 100% democratisch was het niet omdat slaven, vrouwen en ‘vreemdelingen’ niet mochten meestemmen.

Kenmerken parlementaire democratie

  • Burgers hebben politieke grondrechten;
    • Alle Nederlanders vanaf 18 jaar hebben het recht om te kiezen en om verkozen te worden
    • Iedereen mag een politieke partij of vereniging oprichten
    • Iedereen mag demonstreren of op een andere manier zijn mening uiten.
    • De regels voor de politieke besluitvorming zijn grondwettelijk vastgelegd.
      • De leden van Staten-Generaal worden gekozen door een geheime stemming.
      • De wetten worden vastgesteld door de regering en de Staten-Generaal samen.
    • Er zijn vrije media;
      • De media hebben vooraf geen toestemming nodig bij hun publicaties of uitzendingen.
      • De overheid moet er zelf voor zorgen dat de media over de juiste informatie kan beschikken.

Dictatuur / Autocratie

Naast alleenheerschappij van personen zijn er ok dictaturen op basis van een ideologie. In China en Cuba bijv. had de communistische partij alle macht. Het doel was een samenleving waarin mensen op basis van gelijkheid zouden leven. In Duitsland en Italië bijv. zijn jarenlang fascistische partijen aan de macht geweest.

Fascisten zijn zeer nationalistisch en wijzen de democratie af. Liever kiezen zij voor sterke leiders die zelfstandig, zonder democratie, besluiten nemen.

Iran is een voorbeeld van een religieuze dictatuur, gebaseerd op de islamitische wetgeving.

In sommige landen zoals Birma, door machthebbers zelf Myanmar genoemd, had het leger lange tijd alle macht. We spreken dan van een militaire dictatuur.

Kenmerken dictatuur

  • De gehele politieke macht is in handen van een kleine groep. Burgers zijn hierdoor afhankelijk van de willekeur van de machthebbers.
  • Grondrechten worden niet beschermd. Burgers hebben geen recht op vrije meningsuiting en mogen niet demonstreren.
  • Er bestaat geen vrije pers. In veel dictaturen houdt een apart ministerie zich bezig met de informatievoorziening. Publicaties en tv-uitzendingen van de zogenaamde vrije pers moeten vooraf door dit ministerie worden goedgekeurd. Deze controle door de overheid op alles wat de media uitbrengen noemen we censuur.
  • Oppositiepartijen zijn verboden. Politici en burgers die het openlijk oneens zijn met de regering lopen grote kans gearresteerd te worden.
  • Er is een grote politieke rol voor de militairen. Om verzet van het volk te kunnen onderdrukken moet de regering kunnen rekenen op steun van het leger.
  • Er is sprake van verkiezingsfraude. In ideologische dictaturen, zoals China,  zijn helemaal geen verkiezingen. In andere dictaturen legitimeren de leiders hun macht met de verkiezingsuitslag.            

Dictatuur/ Autocratie        Alle macht is in handen van één persoon of ene kleine                                           groep mensen.

Staten-Generaal                 Het parlement oftewel de 1e en 2e kamer.

Indirecte democratie        Het volk neemt niet zelf beslissingen, maar dit over laat                                           aan gekozen vertegenwoordigers. We spreken ook wel                                           van een parlementaire democratie.

Democratie                          Een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect                                              invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

Politiek                                  De manier waarop een land bestuurd wordt.

Hoofdstuk 2

Iedere ideologie heeft ideeën op het gebied van:

  • waarden en normen
  • sociaaleconomische verhoudingen
  • machtsverdeling in de samenleving

Progressief

Progressiefbetekent in de politiek vooruitstrevend, de maatschappij willen veranderen. Progressieve politici benadrukken de tekortkomingen in de samenleving en willen bijvoorbeeld vervuilende energiebronnen vervangen door schone zonne- en windenergie.

Conservatief

Conservatiefbetekend behoudend. Conservatieve politici benadrukken vooral datgene wat al is bereikt en houden graag alles bij het oude. Zij willen bijvoorbeeld niet dat Nederland veel politieke macht overdraagt aan de Europese Unie.

Als conservatieven nog verder gaan en regels van vroeger terug willen, noemen we dat reactionair.

Links en rechts 

Bij links en rechts gaat het vooral om de visies op de rol van de overheid binnen de sociaaleconomische verhoudingen.  

Rechts benadrukt de eigen verantwoordelijkheid en de vrijheid van mensen. Burgers en bedrijfsleven moeten zoveel mogelijk hun eigen zaakjes regelen. Om dit te kunnen garanderen moet de overheid rust en orde handhaven, maar zich verder volgens rechts passief opstellen en alleen optreden wanneer het echt nodig is.

Links gaat uit van gelijkwaardigheid en wil dat iedereen gelijke kansen heeft op onderwijs,inkomen en werk. Om de zwakkeren te beschermen moet de overheid daarom actief optreden, bijvoorbeeld door studiefinanciering te geven aan studenten.

Sommige partijen hebben zoveel linkse én rechtse standpunten dat ze tot het politieke midden behoren.

Liberalisme

Deze stroming ontstond aan het einde van de 18e eeuw tijdens de Franse Revolutie. De burgerij kwam in opstand tegen de onbeperkte macht van koning en adel. Vooral de rijkere mensen wilden onbelemmerd hun gang kunnen gaan. Hun ideaal was persoonlijke en economische vrijheid en ze waren tegen de hoge belastingen.

Liberalen nu:

Ook nu vinden liberalen vrijheid nog steeds belangrijk en zijn daarom voor de vrijemarkteconomie. De overheid moet op sociaaleconomisch gebied een kleine rol spelen en zich beperken tot kerntaken als defensie, onderwijs en de bescherming van de rechtsstaat en de klassieke grondrechten

Liberalen accepteren de verzorgingsstaat onder drie voorwaarden:

  • de vrijemarkteconomie komt niet in gevaar
  • mensen dragen zelf verantwoordelijkheid voor hun situatie
  • de uitkeringen blijven zo laag mogelijk.

Socialisme

Het socialisme ontstond in de 19e eeuw als reactie op de slechte werkomstandigheden van de arbeiders. Volgens de socialisten waren deze wantoestanden ontstaan door de vrijemarkteconomie, waarin kapitalisten de lonen van de arbeiders steeds verder verlaagden.

De socialisten wilden een einde maken aan deze armoede en ongelijkheid, maar verschilden over de vraag hoe ze het doel van gelijkheid het beste konden bereiken:

  • Communisten wilden dat arbeiders door een revolutie alle macht zouden overnemen.
  • Sociaaldemocraten wilden meedoen met de verkiezingen om zo te zorgen voor goede sociale wetgeving.

Sociaaldemocraten nu:

  • Tegen vrijemarkteconomie, maar willen wel dat de overheid actief de zwakkeren in de samenleving beschermt.
  • Kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moeten worden.
  • Ze zijn voor de verzorgingsstaat, omdat daarin sociale grondrechten als het recht op gezondheidszorg en onderwijs wettelijk zijn vastgelegd.

Confessionalisme

Politieke stroming baseert zich op het geloof. In Nederland is dat het christendom. Christendemocraten streven naar een samenleving gebaseerd op waarden uit de Bijbel, zoals harmonie, gespreide verantwoordelijkheid, naastenliefde en rentmeesterschap.

Christendemocraten nu:

Voor de huidige christendemocraten betekent:

  • Harmonie dat organisaties, burgers en overheid moesten samenwerken.
  • Gespreide verantwoordelijkheid dat mensen verantwoordelijk zijn voor elkaars welzijn.
  • Naastenliefde dat we moeten zorgenvoor de kwetsbaren in de samenleving
  • Rentmeesterschap dat de mensen goed moeten zorgen voor de aarde.

Christendemocraten streven naar een ‘zorgzame samenleving’, waarin de overheid zo veel mogelijk overlaat aan het maatschappelijk middenveld, zoals welzijnsinstellingen en schoolbesturen. De overheid doet alleen datgene wat niet

door maatschappelijke organisaties kan worden gedaan, zoals ordehandhaving, de financiering van het onderwijs en bijstanduitkeringen.

Ideologie                              Een samenhangend geheel van ideeën over de mens en                                      de gewenste inrichting van de samenleving.

 

Sociaaldemocratie (links)

Gelijkwaardigheid

 

-     Eerlijke verdeling van inkomen, kennis en macht.

-     Bescherming van de zwakkeren

 


Benadrukt de rol van de overheid op sociaaleconomisch terrein

 


Sturende overheid om sociale gelijkheid tot stand te brengen.

Christendemocratie

(midden)

Harmonie

 

- Gespreide verantwoordelijkheid

- Zorgzame samenleving

 


Benadrukt de verantwoordelijk- heid van burgers voor elkaar.

 

Aanvullende rol van de overheid ter ondersteuning van particuliere organisaties.

Liberalisme

(rechts)

Vrijheid

 

-    Persoonlijke vrijheid

-    Economische vrijheid

 


Benadrukt de belangen van het individu en het bedrijfsleven

 


Terughoudende overheid die orde en gezag handhaaft.

Partijen:

-       PvdA

-       Groenlinks

-       SP

Partijen:

-       CDA

-       ChristenUnie

-       D66

Partijen:

-       VVD

-       PVV

Hoofdstuk 3

Soorten partijen

Er zijn globaal vijf soorten politieke partijen:

  • Partijen op basis van een ideologie
    • De meeste politieke partijen zijn voortgekomen uit een van de drie grote stromingen.
    • One-issuepartijen
      • Deze partijen richten zich op één aspect van de samenleving en hebben daar een duidelijk standpunt over. (Partij van de dieren)
    • Protestpartijen
      • Deze partijen ontstaan uit onvrede met bestaande politiek. (D66)
    • Populistische partijen
      • Deze partijen ontstaan deels uit protest,maar hebben vooral de bedoeling op de komen voor de stem van de ‘zwijgende massa’. (PVV)
    • Niet-democratische partijen
      • Dit zijn partijen zoals fascistische of rechts-extremistische parijen doen nauwelijks mee aan verkiezingen. Deze partijen zijn sterk nationalistisch gericht.

Functies politieke partijen

Politiek partijen hebben een aantal belangrijke taken in onze democratie. Zij hebben:

  • Integratiefunctie
    • Op basis van allerlei wensen en eisen maken politieke partijen vanuit hun eigen ideologie een logisch samenhangend geheel van programmapunten die in beleid omgezet kunnen worden.
    • Informatiefunctie
      • Politieke partijen informeren de kiezers, ook buiten verkiezingstijd, over hun standpunten ten aanzien van verschillende kwesties. Hierdoor helpen zij burgers een mening te vormen
    • Participatiefunctie
      • Politieke partijen proberen hun burgers te stimuleren om actief deel te nemen aan de politiek.
    • Selectiefunctie
      • Mensen die in de politiek willen, doen dat meestal via een bestaande partij of ze richten er zelf eentje op. Vaak worden ze eerst gemeenteraadslid en klimmen dan langzaam op tot Kamerlid, fractievoorzitter of minister. Zonder politieke partij is het niet goedmogelijk om gekozen te worden.

Actiegroepen                      Houden zich bezig met één bepaalde doelstelling en                                                           voeren actie als ze dat nodig vinden. Denk aan                                                         demonstraties, blokkades en handtekeningenacties. Het                                        verschil met een politieke partij is dat een politieke partij                                         juist zijn doelen probeert te bereiken via het parlement.

Belangenorganisaties     Behartigen de belangen van één bepaalde groep mensen.                                                Bijvoorbeeld de ANWB of consumentenbond. Politieke                                           partijen verschillen van belangenorganisaties omdat ze                                          veel nadrukkelijker naar het algemeen belang kijken.

Politieke partij                    Een groep mensen met dezelfde ideeën over de manier                                          waarop onze samenleving het beste bestuurd kan worden.                                                Zij verschillen daarin van actiegroepen en                                                                       belangenorganisaties.

Hoofdstuk 4

We kiezen politici op 4 niveaus:

  • Europees parlement
  • De tweede kamer
  • Provinciale staten
  • De gemeenteraad

Kiesrecht

  • Actief kiesrecht
    • Bij verkiezingen mogen Nederlanders van 18 jaar of ouder hun stem uitbrengen.
    • Passief kiesrecht
      • Iedere volwassen Nederlander heeft passiefkiesrecht. Dit houd in dat je het recht hebt om je verkiesbaar te stellen.

Verkiezingsprogramma

De meeste partijen hebben een verkiezingsprogramma met daarin de standpunten van de partij. De bekendste kandidaat van elke partij staatnummer één op de kandidatenlijst en word ook wel lijsttrekker genoemd.

Redenen om op een partij te stemmen

  • De standpunten van de partij komen overeen met jou ideeën.
  • De partij let goed op jouw belangen.
  • Je stemt strategisch à welke partij maakt kans om in de regering te komen.
  • Aantrekkingskracht van de lijsttrekker.

Zetelverdeling

Verkiezingen worden gehouden volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging dat wil zeggen dat elke partij het aantal zetels krijgt dat in verhouding is met het totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen.

 

Voorkeurstemmen

Als je gaat stemmen, stem je niet op een partij maar op een persoon. Omdat ene Kamerlid als persoon is gekozen, mag hij ook blijven zitten als hij uit de partij stapt. Veel mensen stemmen op de lijsttrekker maar dit hoeft niet perse. We zeggen dan dat die persoon veel voorkeur stemmen heeft gekregen.

Verkiezingscampagne

In een campagneteam zitten partijleiders gesteund door zogenaamde spindoctors. Dit zijn communicatiedeskundigen die de partij en de lijsttrekker adviseren. Samen bepalen ze de verzekeringsstrategie.

Opiniepeilingen

Dit zijn tussenstanden welke partijen hoog of laag staan. Volgens sommige politicologen hebben deze peilingen invloed op de uitslag. Als er een partij op winst staat, is volgens hen aantrekkelijker. Ook besluiten kiezers juist dan op een andere partij te stemmen door de partij met winst op verlies te brengen.

Strijd om de kiezer.

  • De media spelen een belangrijke rol. Het doel van de media is om de stem van zwevende kiezers te winnen. Door de grote rol van media tijdens verkiezingen word ook wel gesproken van tv- en internetdemocratie.
  • De avond voor de verkiezingen word een groot tv-debat georganiseerd tussen de belangrijkste lijsttrekkers.

De uitslag

De uitslag bepaalt welke partijen samen het nieuwe kabinet kunnen vormen.

Passief kiesrecht               Recht om je verkiesbaar te stellen

Lijsttrekker                          De bekendste kandidaat van elke partij.

Evenredige                         Elke partij het krijgt het aantal zetels krijgt dat in

vertegenwoordiging         verhouding is met het totaal aantal geldig                                                                   uitgebrachte stemmen.

Kiesdeler                             De hoeveelheid stemmen die een partij nodig heeft voor                                         één zetel.

Spindoctors                                    Communicatiedeskundigen die de partij en de lijsttrekker                                        adviseren.

Zwevende kiezers             Kiezers die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij                                                 stemmen.

Kabinet                                 Bestaat uit ministers en staatssecretarissen.

Hoofdstuk 5.

De regering bestaat uit de koningin en de ministers. De minsters met hun staatssecretarissen maar zonder koningin vormen het kabinet.  

De kabinetsformatie.

Direct na de Tweede Kamerverkiezingen begint de kabinetsformatie. Het doel is om een kabinet te vormen van bekwame ministers en staatssecretarissen die:

  • Het samen globaal eens zijn over het toekomst beleid.
  • Samen de steun hebben van de meerderheid van de Tweede Kamer, dus ten minste 76 leden. Als de meeste Kamerleden het kabinet niet steunen en allerlei plannen van het kabinet afwijzen, werkt het niet goed.

Omdat er in praktijk geen enkele partij meer dan 50 procent van de Tweede Kamerzetels behaalt, zijn er altijd meer partijen nodig om een kabinet te vormen.

Verloop van de kabinetsformatie.

De kabinetsformatie neemt vaak enkele weken of zelfs maanden in beslag en verloopt in een aantal stappen:

  1. Adviezen, de dag na de verkiezingen ontvangt de koningin de vicepresident van de Raad van State, de voorzitters van Eerste en Tweede Kamer en de fractievoorzitters van de politieke partijen in de Tweede Kamer. Zij adviseren welke partijen het beste het kabinet kunnen gaan vormen. Op basis hiervan benoemt de koningin een informateur.
  2. De informateur begint, de informateur onderzoekt eerst welke combinatie van partijen de meeste kans op slagen heeft. Behalve de meerderheid in de Tweede Kamer moeten de partijen inhoudelijk ook goed kunnen samenwerken. Omdat ze verschillende standpunten hebben, laat de informateur de partijen allerlei compromissen sluiten. Als dat lukt, dan is er een coalitie mogelijk, een samenwerkingsverband van twee of meer partijen. Onder leiding van de informateur stellen de coalitiepartijen daarna een regeerakkoord op, waarin de hoofdlijnen staan van het beleid voor de komende jaren.
  3. De formateur maakt het af, na het regeerakkoord brengt de informateur verslag uit aan de koningin. Is zijn opdracht mislukt, dan gaat er een nieuwe informateur aan de slag. Is er wel een coalitie gevormd, dan benoemt de koningin een formateur die geschikte ministers en staatssecretarissen bij elkaar zoekt. De formateur is bijna altijd afkomstig van de grootste regeringspartij en wordt meestal zelf de minister-president. De overige posten worden zo evenwichtig mogelijk verdeeld over de partijen. Daarbij wordt gekeken hoeveel zetels de verschillende partijen in de Tweede Kamer hebben, de voorkeuren van de partijen en de zwaarte van de verschillende functies.
  4. Op het bordes, nadat de formateur klaar is, benoemt de koningin de ministers en staatsecretarissen en volgt de bekende foto op het koninklijke bordes.

De regering.

Nederland is een rechtstaat en dus moet iedereen, ook de koningin als staatshoofd en lid van de regering, zich houden aan de grondwet of constitutie. We spreken daarom van een constitutionele monarchie, een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd. De belangrijkste taken van de koningin zijn:

  • Een handtekening plaatsen onder wetten
  • De troonrede voorlezen op Prinsjesdag
  • Ministers en informateurs benoemen
  • Regelmatig overleg voeren met de minister president.

De ministers vormen het dagelijks bestuur van ons land. De belangrijkste taken van de ministers zijn daarom de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Dit gebeurt voornamelijk door:

  • Het opstellen van wetsvoorstellen
  • Het uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten
  • Het jaarlijks optellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement.

Elk jaar op de derde dinsdag in september presenteert het kabinet de plannen voor het komende jaar in de troonrede. In de Tweede Kamer biedt de minister van Financiën de Rijksbegroting aan in de vorm van een samenvatting, de miljoenennota.

Ministeriële verantwoordelijkheid.

De koningin maakt deel uit van de regering, maar de ministers zijn verantwoordelijk, de koningin is onschendbaar. We noemen dit de ministeriële verantwoordelijkheid.

De ministers zijn ook politiek verantwoordelijk voor hun ambtenaren.

Ministers en staatssecretarissen.

Elke minister heeft een eigen beleidsterrein, ook wel portefeuille genoemd, en een eigen ministerie waar veel ambtenaren voor hem of haar werken. De ambtenaren bereiden wetsvoorstellen voor en geven adviezen. Soms hebben de ministers geen eigen ministerie. Je noemt dit dan een minister zonder portefeuille.

Een minister heeft een of twee staatssecretarissen onder zich. Zij zijn verantwoordelijk voor een deel van zijn beleidsterrein. Staatssecretarissen zitten niet in de ministerraad, maar voeren wel het woord in de Tweede Kamer als het over hun beleid gaat. De ministerraad komt elke vrijdag bijeen onder voorzitterschap van de minister-president, ook wel premier genoemd. Deze geeft daarna vaak een persconferentie.

Kabinetscrisis.

Het is de bedoeling dat het kabinet vier jaar lang aanblijft tot de nieuwe Tweede Kamerverkiezingen. Maar dit lukt niet altijd. Soms dient de Tweede Kamer een motie van wantrouwen in tegen een minister of staatssecretaris, die daarop meestal zijn of haar ontslag indient en wordt vervangen door iemand anders.

Als het hele kabinet in gevaar komt, ontstaat er een kabinetscrisis:

  • De ministers zijn het onderling niet eens over een of meer kwesties.
  • De meerderheid van de Tweede Kamer steunt het kabinet niet meer.

Als een kabinet ontslag neemt, volgen er meestal vervroegde verkiezingen. Om het land niet onbestuurbaar te maken, blijven de oude ministers meestal totdat er een nieuw kabinet is gevormd. Je noemt dit een demissionair kabinet, dat geen eigen missie meer heeft en alleen de lopende zaken afhandelt.

Hoofdstuk 6

Kenmerkend voor de Nederlandse politieke cultuur is de bereidheid tot overleg en hat sluiten van compromissen, ook wel poldermodel genoemd.

Het parlement word gekozen

Het parlement bestaat uit de 1e en de 2e kamer, samen ook wel de Staten-Generaal genoemd. Parlemenstsleden zijn volksvertegenwoordigers, omdat zij door de bevolking worden gekozen. Dit is ook weer niet helemaal waar. De 2e kamer word direct gekozen door de Nederlandse kiezers. Maar de 1e kamer word indirect gekozen door de leden van de Provinciale Staten.

De Eerste en Tweede kamer

De tweede kamer heeft 150 leden die voor vier jaar worden gekozen. De 2e kamer behandelt als eerste elk wetsvoorstel en mag een voorstel afwijzen ofveranderen. Pas hierna bespreekt de 1e kamer het voorstel. De 1e kamer word ook wel Senaat genoemd. Hierin zitten 75 leden. De senaat mag een wetsvoorstel niet veranderen maar alleen in zijn geheel goed- of afkeuren.

Fracties

Alle Kamerleden worden namens een bepaalde partij gekozen en behoren tot een fractie onder leiding van een fractievoorzitter. Ook in de gemeenteraad of in de Provinciale Staten bevinden zich fracties. De politieke partijen in de 1e en 2e kamer kunnen worden verdeeld in regerings- en oppositiefracties. De regeringsfracties zijn de partijen die ook ministers in de regering hebben zitten. De Kamerfractie van een regeringspartij steunt meestal voorstellen van de regering,maar dat heoft niet altijd. De oppositiepartijen, gevormd door alle partijen die niet in de regering zitten, zijn het vaak niet eens met de regering. Dit betekent dat zij vaker een minister ter verantwoording roepen of met eigen wetsvoorstellen komen.

Verhouding regering en parlement

Ministers hebben:

  • Wetgevende macht:
  • Wetgevende macht delen ministers met het parlement. De meeste wetsvoorstellen worden ontworpen door ministers, maar het parlement stemt er uiteindelijk over.
  • Uitvoerende macht

Uitvoerende macht is in handen van de ministers. Zij bepalen hoe wetten worden uitgevoerd en nemen daar dagelijks allerlei besluiten over.

De scheiding tussen de wetgevende en uitvoerende macht, zoals bedacht in de trias politica, wordt in Nederland dus niet strikt doorgevoerd. Sommigen vinden daarom dat ministers te veel macht hebben. Anderen vinden dat dit niet het geval is omdat de ministers bij belangrijke beslisstingen altijd de toestemming van het parlement nodig hebben. De macht van het parlement vind je terug in zijn belangrijkste taken:

  • (mede)wetgeving
  • Controle van de minister

Wetgevende taak

Om deze taak als (mede)wetgever goed te kunnen uitvoeren, hebben de 1e en de 2e kamer twee rechten:

  • Stemrecht bij wetsontwerpen
  • Over ieder wetsontwerp wordt gestemd door zowel de 1e als de 2e kamer.
  • Om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren. De rijksbegroting wordt elk najaar door de regering in de vorm van een wetsvoorstel aan beide Kamers aangeboden en bevat per ministerie de plannen voor het komende jaar. Omdat de 2e kamer zelf wetten mag voorstellen en mag aanpassen, heeft zij twee bevoegdheden die de 1e kamer niet heeft.
  • Dit recht biedt 2e kamerleden de mogelijkheid om wetsontwerpen in te dienen. Dit komt niet vaak voor omdat een kamerlid slecht de beschikking heeft over één medewerker met een halve weektaak. De meeste wetsontwerpen worden dan ook ingediend door ministers, die een heleboel specialistische ambtenaren voor zich hebben werken.
  • Dit recht geeft de 2e kamer de mogelijkheid om wijsigingen in een wetsvoorstel aan te brengen.
  • Budgetrecht
  • Het recht van initiatief
  • Het recht van amendement.

Controlerende taak

Ministers hebben de taak om wetten uit te voeren. Om te controleren of ministershun werk goed doen hebben de 1e en 2e kamer een aantal recht om informatie te krijgen:

  • Het recht om schriftelijke vragen te stellen aan ministers of staatssecretarissen. Bewindslieden moeten binnen drie weken antwoord geven.
  • Het recht van interpellatie. Interpelleren betekent een minister ter verantwoording roepen. Dit gebeurt tijdens een spoeddebat, dat plaatsvindt wanneer het de steun heeft van minimaal dertig Kamerleden
  • Het recht op een parlementaire enquête biedt de mogelijkheid tot een gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid.
  • Het recht om een motie in te dienen. Dit is een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen. Twee speciale moties zijn de motie van afkeuring en de motie van wantrouwen. Door middel van een motie van afkeuring wordt het beleid van een minister afgekeurd. In een motie van wantrouwen wordt het vertrouwen in de minister zelf opgezegd.

Hoe komt een wet tot stand?

  1. Er is een maatschappelijk probleem.
  2. Een minister of 2e Kamerlid maakt een wetsvoorstel.
  3. De 2e kamer debatteert over het wetsvoorstel
  4. 2e Kamerleden dienen amendementen in.
  5. De 2e kamer stemt over de amendementen en het definitieve wetsvoorstel.
  6. De 1e kamer stemt over het wetsvoorstel. Zij mogen geen aanpassingen meer maken.
  7. De koningin en de verantwoordelijke minister ondertekenen het wetsvoorstel.
  8. De wet wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Hiermee is de wet automatisch van kracht.

Politieke cultuur                Manier waarop de regering en het parlement met elkaar                                          omgaan.

Fractie                                  Groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een                                        gekozen orgaan.

Hoofdstuk 7.

Er zijn in Nederland drie niveaus van politieke besluitvorming:

  • Het Rijk
  • De provincie
  • De gemeente

Decentralisatie.

De rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, maar de gedetailleerde invulling wordt aan lagere overheden overgelaten. We noemen Nederland daarom een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Het uitgangspunt daarbij is dat de besluitvorming bij voorkeur op een zo laag mogelijk niveau, zo dicht mogelijk bij de betrokkenen, moet plaatsvinden. De gedachte hierachter is dat lagere overheden:

  • Beter op de hoogte zijn van de situatie en dus ook beter kunnen beoordelen wat er nodig is.
  • Dichter bij de burgers staan en de burgers het bestuur dus ook makkelijker kunnen aanspreken.

De provincie.

De belangrijkste taken van de provincie liggen op de terreinen ruimtelijke ordening en milieu. De provincie stelt een structuurvisie op waarin precies staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen. Hierbij moet de provincie wel rekening houden met het Rijksbeleid.

Provinciaal bestuur.

Net als voor het landsbestuur zijn er elke vier jaar verkiezingen voor het bestuur van de provincie. De gekozen vertegenwoordigers vormen de provinciale staten. De gedeputeerden worden voorgedragen door de partijen in de Provinciale Staten. Zij zijn een soort minister op provincieniveau. De voorzitter van zowel de gedeputeerde staten als van de provinciale staten is de Commissaris van de Koningin. Deze wordt niet gekozen, maar benoemd. Officieel door de koningin, maar in de praktijk door de minister van Binnenlandse Zaken.

De provinciale staten geven in een profielschets hun mening wat voor soort bestuurder zij als commissaris willen hebben. Daarna voert een vertrouwenscommissie gesprekken met een aantal kandidaten die door de minister van binnenlandse zaken zijn geselecteerd. Deze vertrouwenscommissie spreekt wel haar voorkeur uit, maar de minister neemt de eindbeslissing.

De gemeente.

De bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat, is de gemeente. Het gemeentebestuur moet ervoor zorgen dat het openbare leven in een gemeente goed verloopt. De laatste jaren worden steeds meer beleidstaken en de daarbij behorende financiële bestedingen aan de gemeenten zelf overgelaten. Deze decentralisatie heeft 2 doelen:

  • De gemeente kan beter maatwerk leveren aan burgers. Bijvoorbeeld het opknappen van bepaalde wijken en dergelijke.
  • De gemeente heeft belang bij decentralisatie. Zo krijgt elke gemeente een vast bedrag voor bijstandsuitkeringen. Als zij erin slaagt meer werk te creëren voor bijstandsgerechtigden, is er meer financiële speelruimte voor andere dingen. 

Gemeentebestuur.

De belangrijkste besluiten in een gemeente worden genomen door de gemeenteraad. De leden hiervan worden, net als bij de provinciale staten en de tweede kamer, eens in de vier jaar rechtstreeks gekozen. Bij deze verkiezingen hebben ook inwoners die niet de Nederlandse nationaliteit hebben actief en passief kiesrecht, als ze maar wel minimaal vijf jaar in Nederland wonen.

Het dagelijks bestuur van de gemeente is in handen van het College van Burgemeester en Wethouders, afgekort B&W. De burgemeester word voor zes jaar benoemd. De procedure voor de benoeming van een burgemeester is vergelijkbaar met die van de Commissaris van de Koningin. De gemeenteraad stelt een vertrouwenscommissie  in en maakt een profielschets. De Commissaris van de Koningin selecteert een aantal kandidaten en de vertrouwenscommissie doet daarna aan voordracht. De Commissaris draagt één kandidaat voor bij de minister van Binnenlandse Zaken die de eindbeslissing neemt.

Hoofdstuk 8.

Systeemtheorie.

De politieke besluitvorming verloopt altijd in vier fasen:

  • Invoer
    • In deze  fasen brengen de burgers en organisaties hun eisen en wensen naar voren. De media speelt hierbij vaak een grote rol. Als politici de kwestie oppakken, komt deze op de politieke agenda terecht.
    • Omzetting
      • Politieke partijen kijken naar de belangen van verschillende groepen en maken vervolgens keuzes. Vaak vraagt een minister zijn ambtenaren de zaak te onderzoeken en advies uit te brengen. Na deze beleidsvoorbereiding komt de minister met een wetsvoorstel, waar het parlement over stemt. Tijdens deze fase kunnen pressiegroepen politici proberen te overtuigen door te demonstreren bijvoorbeeld.
      • Uitvoer
        • Nadat een wetsvoorstel is aangenomen, zorgen ambtenaren voor de uitvoering ervan. De ambtenaren werken onder verantwoordelijkheid van hun minister.
        • Terugkoppeling
          • Door de terugkoppeling zien politici het effect van hun maatregelen. Als er niets is verbeterd dan moet het hele besluitvorming soms herhaald worden.

Door de systeemtheorie zien we dat niet alleen politici invloed hebben op de besluitvorming, maar ook andere politieke actoren; alle burgers, pressiegroepen, media, ambtenaren en bestuursorganen.

Burgers.

Als inwoner van ons land kun je op verschillende manieren invloed uitoefenen op de politiek; stemmen op een politieke partij, lid worden van een politieke partij, contact op nemen met politici, een verzoek indienen, de media benaderen, je aansluiten bij een actiegroep, een bezwaarschrift indienen of overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid.

Pressiegroepen.

Dit zijn groepen die proberen invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Dit gebeurt vooral door te lobbyen. Dit wil zeggen persoonlijk contact zoeken met de politici. Tot de pressiegroepen horen ook actiegroepen, maar ook grote belangenorganisaties zoals vakbonden en de Consumentenbond. Het LAKS is een pressiegroep voor scholieren en is vooral bekend vanwege de jaarlijkse eindexamenklachtenlijn.

Ambtenaren.

Ministers zijn verantwoordelijk voor het dagelijkse bestuur in ons land. Maar het eigenlijke werk wordt gedaan door ambtenaren die zich bezighouden met beleidsvoorbereiding en beleidsuitvoering. Ambtenaren die wetsvoorstellen voorbereiden, werken op een van de ministeries. Vooral topambtenaren hebben veel macht. Zij werken meestal al veel langer op een ministerie dan de minister en hebben daardoor meer kennis en ervaring op hun vakgebied. Daarom worden ambtenaren ook wel de vierde macht genoemd.

Media.

De media vervullen vijf politieke functies:

  • Een informatieve functie: kranten, internet en tv gaan voortdurend over politieke discussies.
  • Een onderzoekende of agendafunctie: media signaleren problemen die vervolgens op de politieke agenda terechtkomen.
  • Een commentaarfunctie: media geven dagelijks commentaar op allerlei politieke kwesties.
  • Een spreekbuisfunctie: politici, groepen en burgers krijgen ruimte om hun zegje te doen.
  • Een controlerende functie: de media volgen de ministers kritisch en kijken of ze ook doen wat ze beloven.

Voorwaarde voor een goed functionerende media is dat er persvrijheid is. De media worden daarin geholpen door de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Deze we4t verplicht de overheid om alle informatie openbaar te maken. De politieke functies van de media dragen bij aan de meningsvorming. Doordat we van alles lezen en zien over politieke problemen, vormen we ons een mening. Een voorwaarde is wel dat er een pluriform aanbod van de media is, je kunt kiezen uit verschillende soorten kranten, tv-zenders en websites.

Een goede democratie.

Politieke besluitvorming is dus een wisselwerking tussen politici en burgers. Door te luisteren naar burgers en pressiegroepen legitimeren politici hun macht. Daarnaast vergroot deze wisselwerking de betrokkenheid van burgers.

Hoofdstuk 9.

Nederland neemt deel aan verschillende internationale samenwerkingsverbanden, zoals de Europese Unie, de Verenigde Naties, de NAVO, de Wereldhandelsorganisatie en het Internationaal Monetair Fonds.

De Europese Unie.

Samenwerking wil meestal zeggen dat de soevereiniteit van een land, dat wil zeggen het recht om zelf te bepalen welke regels worden vastgelegd, wordt ingeperkt.

De EU is een economische en politieke samenwerking tussen 27 Europese staten en is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog. Het beginpunt van de EU ligt in de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.  In 1951 werd de EGKS opgericht, een samenwerkingsverband tussen Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg. Uiteindelijk werd in 1992 in het Verdrag van Maastricht vastgelegd dat er een Europese Unie zou komen met één gemeenschappelijke munt. In 1997 volgde het Verdrag van Amsterdam waarin afspraken staan over een gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid. Ruim de helft van de EU-landen behoort tot de eurozone. Deze gezamenlijke munt geeft een hoge prijsstabiliteit, maar heeft ook de onderlinge afhankelijkheid vergroot.

Bestuur van de EU.

Het bestuur van de EU ziet er als volgt uit:

  • Het dagelijks bestuur van de EU wordt gevormd door de Europese Commissie, een soort regering dus. De commissie is de uitvoerende macht van de EU en bestaat uit 27 eurocommissarissen, uit elke lidstaat één.
  • In de Raad van Ministers, ook vel de Raad van de Europese Unie genoemd, zijn de regeringen van alle 27 EU-landen vertegenwoordigd.
  • Het Europees Parlement wordt een in de vijf jaar door de Europese burgers gekozen en telt 736 afgevaardigden. Zij vertegenwoordigen samen de 492 miljoen Europese burgers. Nederland heeft 25 zetels. Het Europees Parlement heeft weinig macht.
  • De rechtsprekende macht in de EU berust bij het Hof van Justitie van de EU. Het Hof doet op basis van de EU-wetten uitspraak in kwesties tussen lidstaten. Het Hof telt 27 rechters, één uit elke lidstaat. Uitspraken van het Hof gaan boven de uitspraken van de Nederlandse rechter.
  • Ten slotte moet de Europese Centrale Bank zorgen voor stabiliteit op financieel gebied in de EU.

Scheiding van machten.

Net als de deelnemende lidstaten zoals Nederland kent de EU een scheiding van machten. De Europese Commissie kan als enige orgaan nieuwe wetsvoorstellen indienen. Het Europees Parlement mag een wetsvoorstel wel wijzigen, maar stemt niet over het hele voorstel. Dat doet de Raad van Ministers. Daarna voert de Europese Commissie de nieuwe wet uit en kijkt of de lidstaten de nieuwe wet wel goed naleven. Het Europees Parlement controleert op haar beurt de Europese Commissie. Het Hof van Justitie ten slotte is de onafhankelijke rechterlijke macht.

Europeanisering en soevereiniteit.

Steeds vaker wordt nationale wetgeving ingeruild voor Europese wetgeving. Voor veel burgers is deze europeanisering en het geleidelijke verlies van nationale soevereiniteit een stap te ver. Daarom is er tot nu toe voor gekozen dat de Raad van Ministers over Europese wetsvoorstellen stemt en niet het Europees Parlement. Voorstanders van europeanisering willen juist dat het Europees Parlement meer zeggenschap krijgt. Door de wetgevende macht van het Europees Parlement uit te breiden, zou de EU volgens hen democratischer worden en de stap naar een Verenigde Staten van Europa een stuk dichterbij komen.

De Verenigde Naties.

De 193 onafhankelijke staten in de wereld, waaronder Nederland, zijn bijna allemaal lid van de VN. We spreken van een onafhankelijke staat als er sprake is van een eigen grondgebied, een bevolking en een overheid die het land bestuurt. De VN zijn in 1945 opgericht met als doel een volgende wereldoorlog te voorkomen.

De algemene vergadering

De secretaris-generaal is de hoogste ambtenaar van de VN. Hij geeft leiding aan de VN en is voorzitter van de Algemene Vergadering;

  • Resoluties zijn uitspraken waarin bepaald gedrag van een land wordt veroordeeld.
  • In een verklaring nemen de VN een bepaald standpunt in over een omstreden onderwerp. Belangrijke verklaringen zijn de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) en de Millenniumverklaring (2000). In de Millenniumverklaring staan acht doelen die de VN zichzelf stellen.

Andere VN-organen en organisaties.

De VN hebben een aantal verschillende organisaties. Een belangrijk is de Veiligheidsraad, dat verantwoordelijk is voor internationale veiligheid en vrede. In de veiligheidsraad zitten vijftien landen waarvan vijf permanent. Deze vijf permanente leden, de Verenigde Staten, Rusland, China, Frankrijk en Engeland hebben vetorecht. Dat is het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden.

REACTIES

T.

T.

Een hele goede samenvatting, er missen hier en daar wat belangrijke punten en het is wat té lang, desalniettemin een prima samenvatting om te leren voor je aankomende toets.

8 jaar geleden

C.

C.

Een hele goede samenvatting! Staat vrijwel alles in. Wel slim om even te controleren of er echt geen dingen vergeten zijn. Maar het is prima!

7 jaar geleden

M.

M.

7 jaar geleden

M.

M.

Hallo Charlotte, is deze samenvatting goed genoeg om voor een schoolexamen te leren?

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.